Home

Hoge Raad, 25-01-2011, BO6753, 09/03592

Hoge Raad, 25-01-2011, BO6753, 09/03592

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 januari 2011
Datum publicatie
25 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BO6753
Formele relaties
Zaaknummer
09/03592
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 342

Inhoudsindicatie

Bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis, nullus testis). Zedenzaak. HR herhaalt de relevante overwegingen uit HR LJN BM2452. I.c. kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster onvoldoende steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Geen schending van art. 342.2 Sv.

Uitspraak

25 januari 2011

Strafkamer

nr. 09/03592

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2009, nummer 22/005675-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 5 september 2005 tot en met 17 november 2005 te De Lier, gemeente Westland, door feitelijkheden anders dan geweld en bedreiging met feitelijkheden anders dan geweld [slachtoffer] zijnde zijn, verdachtes, assistente heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermalen

- zoenen op de mond van [slachtoffer] en

- geven van kusjes in de nek van [slachtoffer] en

- vastpakken en vasthouden en aanraken van de borsten en billen en middel en benen van [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, voornoemde gedragingen onverhoeds heeft verricht en aan [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: "Ik zou maar oppassen, want je zit nog in je proeftijd en als wij privé niet met elkaar om kunnen gaan, dan verleng ik dat niet" en "Zakelijk gaat het hartstikke goed met ons, maar privé wil jij een aantal dingen niet, dus het lijkt me beter dat ik per 1 januari ontslag voor je aanvraag" en "Als je privé lief voor me bent, dan zorg ik ook dat je mooie dingen krijgt" en "Je moet lief zijn voor je werkgever" althans woorden van gelijke aard of strekking."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2009, voor zover inhoudende:

"[Slachtoffer] heeft van 5 september 2005 tot en met 17 november 2005 als tandartsassistente bij mij gewerkt in De Lier."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Uit de mobiele telefoon met het nummer 06-[001] heb ik handmatig een sms-bericht uitgelezen afkomstig van het telefoonnummer 06-[002]. Aan dit nummer stond de naam [verdachte] gekoppeld. In dit sms-bericht, verzonden op 17 november 2005, stond:

"Hoi lief (...). Sms me en ik probeer je te spreken. X"."

c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Ik wil aangifte doen van aanranding tegen mijn werkgever [verdachte] die tandarts is. Ik ben op 1 september 2005 als tandartsassistente bij hem in de praktijk in De Lier begonnen. Begin oktober 2005 zaten wij in de praktijk, in het kamertje waar wij altijd lunchen. Ik had last van mijn kaak. Hij ging voor mij kijken en toen ineens zoende hij me op mijn mond. Ik heb gezegd dat ik dat helemaal niet wilde. Hij begon mij uit te lachen en zei dat dat erbij hoorde, dat je lief moest zijn voor je werkgever.

Een paar dagen later pakte hij mij opeens bij mijn borsten. Hij stond ineens achter me en hij pakte me. Dat was in de praktijk, in de behandelkamer zelf. Hij deed verder niks met zijn handen; hij hield mijn borsten gewoon vast. Toen begon hij elke dag wel wat te doen. Aan mijn kont zitten, dan weer aan mijn middel, dan weer opmerkingen maken dat hij stijf is. Ik ben toen met hem een gesprek begonnen en hij zei: "Ik zou maar oppassen want je zit nog in je proeftijd en als wij privé niet met elkaar om kunnen gaan dan verleng ik dat gewoon niet." En sinds die tijd heeft hij elke dag wel opmerkingen gemaakt en me aangeraakt op plaatsen waar ik niet wilde. En dan heb ik het over mijn borsten, en mijn kont en hij heeft mij kusjes in mijn nek gegeven. Op 16 november 2005 - de laatste dag dat ik daar werkzaam ben geweest - heb ik nog een gesprek met hem gehad. Toen heeft hij gezegd: "Zakelijk gaat het hartstikke goed met ons maar privé wil jij een aantal dingen niet dus het lijkt me beter dat ik per 1 januari ontslag voor je aanvraag". Ook zei hij: "Je hoort als werkgever macht over de vrouwen te hebben en de werknemer moet lief zijn voor de werkgever". Dat heeft hij elke keer herhaald. En hij vond het heel normaal dat hij dat bij mij heeft gedaan. Een uur later zaten wij beneden in de praktijk. [Verdachte] had een laserpennetje vast en toen zei hij: "[Slachtoffer] ik wil op je tepels schijnen en ga nou eens goed staan". Ik wilde toen gelijk naar huis gaan, omdat ik het helemaal zat was. Het was gewoon de druppel. Toen pakte hij me bij mijn middel en zei hij: "We kunnen nog wel aardig en lief zijn voor elkaar tot 1 januari". Toen wilde ik weglopen, maar hij pakte mij bij mijn kont en zei: "En dit gaan we zeker ook nog doen". Hij heeft mij ook nog auto's beloofd. Eind september 2005 zei hij tegen mij: "Als je privé lief voor mij bent dan zorg ik ook dat je mooie dingen krijgt". Toen begon hij dus over die auto. Ik heb een en ander gezegd tegen mijn ex-vriend [betrokkene 1] en mijn moeder.

Op 17 november 2005 heeft mijn moeder [verdachte] een sms gestuurd dat ik ziek was en dat ik voorlopig thuis bleef. 's Avonds kreeg ik een sms van hem waarin hij schreef wat ik hem nou maakte en waarom ik nou ineens ziek was terwijl ik gisteren nog gezond was en weer dat kusjes en liefie erin. Hij heeft mij ook nog gebeld. Hij bleef me maar lieverd en moppie noemen.

Ik heb dus vanaf september 2005 tot en met 16 november 2005 daar gewerkt. Vanaf eind september begon hij aan mij te zitten en heeft hij mijn borsten en billen betast en ongevraagd gekust en seksueel getinte opmerkingen gemaakt. Elke keer als ik iets niet wilde dan dreigde hij met mijn proeftijd. Als hij aan mijn borsten zat en ik zei ophouden, dan zei hij: "Ik zou maar oppassen want je zit nog in je proeftijd, er kan van alles gebeuren"."

d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:

"Op 15 november 2005 kwam ik thuis en mijn man zei dat [slachtoffer] met mij wilde praten. Ik ben toen met haar gaan praten. Ik hoorde van [slachtoffer] dat [verdachte] haar had betast en seksueel getinte opmerkingen naar haar had gemaakt. Ze vertelde dat ze een keer pijn in haar kaak had en dat ze boven in de eetruimte met hem zat en dat hij naar haar kaak keek en opeens op de mond zoende. Ook vertelde ze over dat hij haar bij de borsten wilde pakken. En dat ze lepels stond af te wassen en dat hij haar bij de kont en haar middel pakte. We hebben toen gezegd dat ze niet meer ging werken en dat ze zich ziek moest melden. Wat ik ook nog heb gehoord van [slachtoffer] is dat zij de laatste middag met haar armen over elkaar stond en dat hij met een laserpen op haar scheen. Hij zei toen: "Doe je armen eens weg, dan kan ik op je tepels schijnen".

Op maandag 21 november 2005 belde [verdachte] weer. Ik heb eerst met hem gesproken. Hij wilde [slachtoffer] spreken. Ik heb toen de telefoon aan [slachtoffer] gegeven. Hij noemde haar ook moppie en liefje. Ik kon dit horen doordat ik bij de hoorn met haar mee stond te luisteren."

e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

"[Slachtoffer] is mijn vriendin geweest. Zij heeft mij in vertrouwen genomen over wat er gebeurde met haar op haar werk. Eind september 2005 belde zij me en ik merkte aan [slachtoffer] dat er iets aan de hand was. Zij vertelde mij het verhaal. Het begon met het feit dat ze een keer gezoend is door die tandarts [verdachte]. Een dag of twee erna belde ze weer en reageerde zij emotioneler en zei dat het steeds verder ging. Zij had het over aanrakingen aan benen, borsten en aan haar kont. Ik hoorde toen ook van haar dat ze die man nadrukkelijk had gezegd dat ze dat niet wilde. Ze zei dat die man had gezegd dat zij ook lief voor hem moest zijn op privé-gebied en niet alleen op werkgebied. Zij heeft zich uiteindelijk ziek gemeld."

2.2.3. Het bestreden arrest houdt voorts in:

"Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat - kort en zakelijk weergegeven - de aangeefster een eenzijdige en onbetrouwbare verklaring heeft afgelegd, terwijl er bovendien onvoldoende steunbewijs voorhanden is. Het hof verwijst voor de nadere onderbouwing van dit verweer naar de pleitnotities van de raadsman.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

De aangeefster, [slachtoffer], heeft op 2 december 2005 bij de politie een uitgebreide, zeer gedetailleerde verklaring afgelegd over de door de verdachte verrichte ontuchtige handelingen die zij tegen haar wil heeft moeten dulden (p. 16 e.v. van het dossier).

[Slachtoffer] is op verzoek en in aanwezigheid van de verdediging als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris gehoord. Het hof stelt in dit kader vast dat de verklaringen van [slachtoffer] bij de politie en tegenover de rechter-commissaris - wat de beoordeling van de tenlastegelegde ontucht betreft - nauwkeurig zijn en op wezenlijke onderdelen met elkaar overeenstemmen.

Die verklaringen van [slachtoffer] worden bovendien ondersteund door de verklaringen die getuige [betrokkene 2], de moeder van aangeefster, en getuige [betrokkene 1], voormalig partner van aangeefster, bij de politie hebben afgelegd. In hun verklaringen komt namelijk naar voren dat zij van [slachtoffer] hebben gehoord dat de verdachte zich jegens haar ontuchtig heeft gedragen. Getuige [betrokkene 2] heeft zulks op 15 november 2005 van haar dochter vernomen, getuige [betrokkene 1] heeft al eerder, vanaf eind september 2005, bij verschillende gelegenheden van [slachtoffer] gehoord wat haar was overkomen. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn beide getuigen gehoord en bij die gelegenheid hebben zij hun politieverklaringen bevestigd. Met de raadsman is het hof van oordeel dat de betreffende getuigenverklaringen voor een groot deel 'van horen zeggen' zijn, maar dit neemt - gelet op de overeenstemming tussen die verklaringen en de verklaring van [slachtoffer] - niet weg dat zij de belastende verklaring van [slachtoffer] ondersteunen en in zoverre de betrouwbaarheid van haar verklaringen onderstrepen.

Om tot een bewezenverklaring te komen heeft het hof bovendien acht geslagen op de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] in de bewezenverklaarde periode als zijn tandartsassistente heeft gewerkt en heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte in een door een verbalisant uitgelezen sms-bericht en tijdens een telefoongesprek [slachtoffer] met ongewenste koosnamen aanspreekt, zoals door de moeder van [slachtoffer] is gehoord.

Gelet op het vorenstaande acht het hof de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig en voldoende ondersteund."

2.3. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, LJN BM2452, NJ 2010/515).

2.4. In het onderhavige geval kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van [slachtoffer] onvoldoende steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Anders dan in het middel wordt betoogd, is dus van schending van art. 342, tweede lid, Sv geen sprake.

2.5. Het middel faalt.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 januari 2011.