Hoge Raad, 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:197, 12/05108
Hoge Raad, 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:197, 12/05108
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2013
- Datum publicatie
- 9 augustus 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:197
- Zaaknummer
- 12/05108
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 1
Inhoudsindicatie
Art. 8:75 Awb. Art. 1, letter a, Bpb. Proceshandelingen namens een stichting verricht door belanghebbende zelf. Geen door een derde verleende rechtsbijstand.
Uitspraak
9 augustus 2013
nr. 12/05108
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage van 19 september 2012, nr. 11/3815, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een voorlopige teruggaaf in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV).
1 Het geding in feitelijke instantie
Belanghebbende heeft verzocht om verlening van een voorlopige teruggaaf IB/PVV voor het jaar 2011. Wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 31 oktober 2011 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek en niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen het niet tijdig afgeven van een dwangsombeschikking. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet gegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3 Beoordeling van de middelen
Het derde middel keert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat zij geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling, omdat belanghebbende niet direct of indirect als beroepsmatig rechtsbijstandverlener van zichzelf kan optreden. Het middel faalt. De Rechtbank heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, letter a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen sprake is in een geval waarin feitelijk de belastingplichtige zelf optreedt in zijn zaak, ook al geschiedt dit namens een rechtspersoon (zie HR 11 mei 2012, nr. 11/03010, ECLI:NL:HR:2012:BW5409, BNB 2012/210).
De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.