Home

Hoge Raad, 26-03-2013, BZ5399, 11/05450

Hoge Raad, 26-03-2013, BZ5399, 11/05450

Inhoudsindicatie

Horen van de raadsman als getuige. De klacht omtrent de afwijzing van het verzoek om de raadsman als getuige te horen, faalt omdat het horen van de advocaat die op de tz. hetzij de verdachte als raadsman bijstaat, hetzij hem ex (art. 48 WED jo.) art. 398.2° Sv vertegenwoordigt, hetzij hem ex art. 279 Sv als gemachtigde verdedigt - behoudens bijzondere gevallen waarvan te dezen niet is gebleken - niet past in het NL stelsel van strafvordering (vgl. t.a.v. het OM: HR LJN ZD0328).

Uitspraak

26 maart 2013

Strafkamer

nr. S 11/05450

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te 's-Hertogenbosch, van 1 april 2011, nummer 20/004217-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.C.M. Jurgens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Bewezenverklaring en bewijsoverweging

2.1. Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard dat:

"hij op 5 december 2008 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kipfilet, toebehorende aan Albert Heijn, filiaal Haarlemmerdijk 1, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [betrokkene 1], zijnde teamleider bij voornoemde winkel, en een beveiligingsbeambte en personeelsleden van voornoemde winkel, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk gewelddadig:

- toen [betrokkene 1] en die beveiligingsbeambte hem wilden vastpakken en tegenhouden en aanhouden

- [betrokkene 1] heeft vastgepakt en vervolgens heeft weggeduwd en

- op de openbare weg de Haarlemmerdijk trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van personeelsleden van voornoemde winkel en

- met kracht aan een fiets heeft getrokken, in een richting tegengesteld als waarin het personeel van voornoemde winkel deze fiets wilde houden en brengen en

- met personeelsleden heeft geworsteld."

2.2. Het door het Hof bevestigde vonnis van de Politierechter bevat de navolgende "nadere bewijsoverweging":

"De politierechter overweegt ten aanzien van haar eigen waarneming het volgende.

Op basis van het proces-verbaal van aangifte en de mededeling van de raadsman, dat de manager van het filiaal van Albert Heijn aan de Haarlemmerdijk te Amsterdam hem heeft verteld dat de camerabeelden voorlopen, komt de politierechter tot de conclusie dat het tijdstip, waarop de schermutseling tussen verdachte en de medewerkers van de Albert Heijn heeft plaatsgevonden, te weten 21:03 uur onjuist is. De politierechter concludeert dat de schermutseling rond 19:45 uur heeft plaatsgevonden. Dit heeft verdachte ook tegenover zijn raadsman bevestigd."

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om de raadsman van de verdachte als getuige te horen.

3.2. Omtrent het in het middel bedoelde verzoek houdt het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2011 - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:

"De voorzitter deelt (...) mede dat sinds de vorige zitting na te noemen stukken aan het dossier zijn toegevoegd:

(...)

- een faxbericht van mr. Jurgens, d.d. 11 maart 2011, met aangehecht een verklaring van mr. Jurgens;

(...)

en deelt mondeling de korte inhoud daarvan mede.

De voorzitter deelt mede:

Het faxbericht d.d. 11 maart 2011 bevat drie verzoeken van de raadsman. (...) Het tweede verzoek ziet op het horen van de raadsman als getuige op de zitting van heden omtrent hetgeen [betrokkene 1] aan de raadsman heeft verklaard op 28 februari 2010.

(...)

De raadsman deelt desgevraagd mede:

lk geef graag een kleine toelichting op het ongebruikelijk verzoek mij als getuige te horen omtrent hetgeen [betrokkene 1] aan mij heeft verklaard. [Betrokkene 1] heeft onder meer zijn redenen van wetenschap aangaande de camerabeelden uitgelegd. Ik wil u voorhouden wat hij mij heeft verteld. Ik handhaaf het verzoek zoals het er ligt.

(...)

Hierop onderbreekt het hof de zitting voor beraad.

Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:

(...)

Het hof wijst het verzoek van de raadsman hem als getuige te horen af. Immers, het horen van één van de procespartijen past niet in het stelsel van de wet."

3.3. De klacht omtrent de afwijzing van het verzoek om de raadsman als getuige te horen faalt omdat het horen van de advocaat die op de terechtzitting hetzij de verdachte als raadsman bijstaat, hetzij hem op de voet van (art. 48 WED in verbinding met) art. 398, onder 2°, Sv vertegenwoordigt, hetzij hem als op de voet van art. 279 Sv gemachtigde verdedigt - behoudens bijzondere gevallen waarvan te dezen niet is gebleken - niet past in het Nederlandse stelsel van strafvordering (vgl. ten aanzien van het openbaar ministerie HR 19 december 1995, LJN ZD0328, NJ 1996/249).

4. Beoordeling van het tweede middel

Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel II aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 maart 2013.