Home

Hoge Raad, 04-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:231, 12/03494

Hoge Raad, 04-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:231, 12/03494

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid h.b., artt. 449-451 Sv. H.b. wordt ingesteld door een verklaring af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of door een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ex art. 451 Sv door de griffier een akte wordt opgemaakt. Mede gelet daarop heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat de mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dat brengt mee dat een per fax verzonden schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor verdachte aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn. De HR benadrukt de noodzaak tot trekken van zo een scherpe en vaste grens en herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2004:AN8587. In aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de griffie van de Rb om 17.00 uur sloot, kan de klacht dat het Hof niet 17.06 uur maar 17.00 uur als tijdstip van ontvangst van de volmacht had moeten aanmerken, niet tot cassatie leiden.

Uitspraak

4 februari 2014

Strafkamer

nr. 12/03494

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juni 2012, nummer 23/005337-10, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

Het middel komt op tegen 's Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.

2.2.1.

Voor de gang van zaken met betrekking tot het instellen van het hoger beroep, zoals daarvan blijkt uit de stukken van het geding en voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, verwijst de Hoge Raad naar de weergave daarvan in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.2.

2.2.2.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2012 houdt onder meer in:

"De raadsman voert het woord en verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:

De verdachte heeft op 13 december 2010 contact gehad met zijn toenmalige raadsman omdat hij in een file stond en niet op tijd bij de rechtbank Haarlem zou kunnen zijn. Ik weet niet wie het briefje heeft getekend en hoe dat precies is gegaan. De fax was binnen voordat de griffie sloot. Of het volgens de regels is weet ik niet, maar het kon niet anders. Er moest snel gehandeld worden. Een eventuele termijnoverschrijding is verschoonbaar. De verdachte is ontvankelijk. Indien uw hof tot een andere conclusie komt doe ik een voorwaardelijk verzoek tot het horen van de toenmalige raadsman mr. Van Bennekom en eventueel de betrokken griffiemedewerkers.

De verdachte verklaart desgevraagd:

Mijn vorige raadsman heeft met mijn toestemming het handgeschreven briefje geschreven. Ik wilde het hoger beroep zelf instellen, zoals mijn raadsman mij had gezegd. Ik ben eerder teruggekomen van vakantie om hoger beroep in te stellen. Toen ik in de file kwam te staan heb ik mijn raadsman gemachtigd om hoger beroep in te stellen. Even later kwam ik bij de centrale balie. Ik mocht doorlopen naar de griffie, daar waren nog mensen. Ze zeiden dat ik op tijd was. De griffiemedewerker zei me echter dat ik de volgende dag terug moest komen om het grievenformulier in te vullen. Dat heb ik gedaan."

2.2.3.

Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:

"Standpunt advocaat-generaal

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de ontvankelijkheid van het hoger beroep, ingesteld door de verdachte, aan de orde gesteld. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat door de toenmalige raadsman van de verdachte op 13 december 2010 niet op de voorgeschreven wijze hoger beroep is ingesteld. Het handgeschreven briefje en de begeleidende brief van de raadsman voldoen niet aan de voorwaarden voor een bijzondere schriftelijke volmacht. Op 13 december 2010 is daarom niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep ingesteld. De tweede akte instellen rechtsmiddel van 14 december 2010 is tardief, nu de appeltermijn reeds op 13 december 2010 was verstreken. Deze termijnoverschrijding is naar het oordeel van de advocaat-generaal niet verschoonbaar. De verdachte dient zijns inziens niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat op 13 december 2010 rechtsgeldig hoger beroep is ingesteld. De verdachte heeft verklaard dat hij op 13 december 2010 onderweg was naar de rechtbank Haarlem, maar in een file terecht kwam. Vervolgens heeft hij de raadsman telefonisch gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat er, toen hij bij de rechtbank Haarlem aankwam, nog mensen aanwezig waren op de griffie. Zij hebben hem gezegd dat hij op tijd was en hem verzocht de volgende dag terug te komen om het grievenformulier in te vullen, aldus de verdachte.

Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat, zo er sprake zou zijn van termijnoverschrijding, deze termijnoverschrijding verschoonbaar is gelet op voormelde omstandigheden.

Tenslotte heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek tot het horen van de voormalige raadsman, mr. Van Bennekom, alsmede de betrokken griffiemedewerkers als getuigen gedaan.

Oordeel hof

Het hof stelt vast dat de procedure in eerste aanleg op tegenspraak is gevoerd, dat op 29 november 2010 vonnis is gewezen door de rechtbank en dat 13 december 2010 derhalve de laatste dag van de appeltermijn was.

Het hof overweegt als volgt.

Het dossier bevat een per fax verzonden handgeschreven notitie op briefpapier van advocatenkantoor Vogels, Offreins en Van Putten, dat weliswaar niet door, doch kennelijk wel namens de verdachte is opgesteld, inhoudende de mededeling "Help, ik wil hoger beroep, 15/740936-10, [verdachte], 14/11/1989". Voorts bevat het dossier een eveneens per fax verzonden begeleidende brief van de toenmalige raadsman van de verdachte, mr. J. van Bennekom, waarin wordt verzocht de handgeschreven notitie te beschouwen als bewijs van het tijdig instellen van hoger beroep, nu de verdachte in paniek heeft opgebeld met de mededeling dat hij in verband met een file niet in staat is zelf tijdig hoger beroep in te stellen.

In voormelde faxberichten is niet expliciet vermeld dat de verdachte de raadsman bepaaldelijk heeft gevolmachtigd en evenmin dat de griffiemedewerker wordt gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen, noch is daarbij ingestemd met het door de griffiemedewerker voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping onder vermelding van een adres voor de ontvangst van een afschrift. Er is dan ook niet voldaan aan het daaromtrent in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering bepaalde. Het hof verbindt aan deze onvolkomenheid echter geen gevolgen. Uit de voormelde faxberichten alsmede uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt immers ondubbelzinnig zijn bedoeling, te weten het op rechtsgeldige wijze hoger beroep laten instellen door zijn raadsman. Het hof is dan ook van oordeel dat die faxberichten dienen te worden aangemerkt als een verklaring dat de verdachte de raadsman heeft gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep en dat de griffiemedewerker wordt gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep. De gebreken die aan de volmacht(en) kleven zijn hiermee naar het oordeel van het hof gedekt.

Het hof zal de verdachte niettemin niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, nu op voormelde faxberichten als tijdstip van ontvangst ter griffie van de rechtbank Haarlem is vermeld "13/12 2010 17.06". Het is het hof ambtshalve bekend dat de griffie van de rechtbank Haarlem om 17.00 uur sluit. Voorts staan de openingstijden van de griffie vermeld op de voor publiek toegankelijke website van (onder meer) de rechtbank Haarlem: 'http://www.rechtspraak.nl', zodat deze ook de verdachte en diens raadsman bekend konden zijn. Volgens vaste jurisprudentie zijn de openingstijden van de griffie bepalend, in die zin dat de appeltermijn verstrijkt na sluiting van de griffie op de laatste dag van die termijn. Dat de verdachte niettemin na 17.00 uur door nog ter griffie aanwezige personen te woord zou zijn gestaan, die hem zouden hebben medegedeeld dat hij op tijd was - wat daar ook van zij - doet aan het verstrijken van de termijn niet af. De verdachte mocht daar niet uit afleiden dat het rechtsmiddel tijdig was ingesteld en dat hij ontvankelijk zou zijn in zijn hoger beroep. Beslissingen omtrent de tijdigheid van het instellen van een rechtsmiddel zijn immers voorbehouden aan de appelrechter. Het vertrouwensbeginsel is niet van toepassing, aangezien eventueel opgewekt vertrouwen binnen de appeltermijn dient te zijn opgewekt, hetgeen i.c. niet het geval is.

De termijnoverschrijding is voorts niet verschoonbaar, nu niet is gebleken dat het hoger beroep te laat is ingesteld ten gevolge van bijzondere omstandigheden, gelegen buiten de invloedssfeer van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij een dag eerder van vakantie is teruggekomen om hoger beroep in te stellen. Dat hij niettemin tot het laatste moment heeft gewacht en toen geconfronteerd werd met een onvoorziene vertragende omstandigheid komt voor zijn rekening.

Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen als getuigen van de voormalige raadsman van de verdachte, mr. J. van Bennekom, en de betrokken griffiemedewerker(s) wordt afgewezen omdat de noodzaak daartoe, mede gelet op hetgeen door de raadsman aan de verzoeken ten grondslag is gelegd niet is gebleken. Het hof gaat met betrekking tot de voormalige raadsman immers uit van de verklaring van de verdachte over de gang van zaken rondom het instellen van het hoger beroep. Met betrekking tot de openingstijden van de griffie acht het hof zich genoegzaam voorgelicht, nu deze tijden uit openbare bronnen blijken. Aangezien vaststaat dat eventuele mededelingen van de zijde van de griffie aan de verdachte gedaan zijn na sluitingstijd van de griffie, derhalve na het verstrijken van de appeltermijn kan aan die mededelingen geen in deze relevante consequentie worden verbonden."

2.3.

Volgens art. 449 in verbinding met art. 450 Sv wordt, voor zover hier van belang, hoger beroep ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ingevolge art. 451 Sv door de griffier een akte wordt opgemaakt. Mede gelet daarop heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat de mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie van het gerecht ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dit brengt mee dat een per fax verzonden schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor de verdachte aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn.

De Hoge Raad merkt op dat de noodzaak tot het trekken van zo een scherpe en vaste grens voortvloeit uit de met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de aanwending van een rechtsmiddel vereiste rechtszekerheid, ook indien in een uitzonderlijk geval als het onderhavige de - op het eerste gezicht wellicht onbillijke - consequentie daarvan is dat een uiterst minieme overschrijding van die grens tot gevolg heeft dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. Ook in zo een geval geldt derhalve dat dit gevolg daaraan uitsluitend niet kan worden verbonden indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan worden gedacht aan binnen de beroepstermijn verstrekte ambtelijke informatie waardoor bij de verdachte de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de beroepstermijn op een ander tijdstip aanvangt of aan een zodanige psychische gesteldheid dat in verband daarmee het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend (vgl. HR 6 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8587, NJ 2004/181).

2.4.

In aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de griffie van de Rechtbank om 17.00 uur sloot, kan de klacht dat het Hof niet 17.06 uur maar 17.00 uur als tijdstip van ontvangst van de volmacht had moeten aanmerken, niet tot cassatie leiden.

2.5.

Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2014.