Home

Parket bij de Hoge Raad, 05-11-2013, ECLI:NL:PHR:2013:2251, 12/03494

Parket bij de Hoge Raad, 05-11-2013, ECLI:NL:PHR:2013:2251, 12/03494

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
5 november 2013
Datum publicatie
4 februari 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:2251
Formele relaties
Zaaknummer
12/03494

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid h.b., artt. 449-451 Sv. H.b. wordt ingesteld door een verklaring af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of door een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ex art. 451 Sv door de griffier een akte wordt opgemaakt. Mede gelet daarop heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat de mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dat brengt mee dat een per fax verzonden schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor verdachte aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn. De HR benadrukt de noodzaak tot trekken van zo een scherpe en vaste grens en herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2004:AN8587. In aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de griffie van de Rb om 17.00 uur sloot, kan de klacht dat het Hof niet 17.06 uur maar 17.00 uur als tijdstip van ontvangst van de volmacht had moeten aanmerken, niet tot cassatie leiden.

Conclusie

Nr. 12/03494

Mr. Harteveld

Zitting 5 november 2013

Conclusie inzake:

[verdachte]

1. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 26 juni 2012 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 29 november 2010, waarbij de verdachte ter zake van “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel”, is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met beslissingen omtrent het beslag.

2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.

3.1. Het middel klaagt dat het hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep, althans dat het die beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.

3.2. De stukken van het geding houden, voor zover van belang, het volgende in:

(i) een op tegenspraak gewezen vonnis van de rechtbank te Haarlem d.d. 29 november 2010;

(ii) een op 13 december 2010 opgemaakte en ondertekende brief van de toenmalige raadsman van de verdachte, mr. J. van Bennekom, per fax ter griffie ingekomen op 13 december 2010 te 17:06 uur, inhoudende: “Geachte heer, mevrouw, in paniek heeft mij opgebeld [verdachte], geboren [geboortedatum] 1989, met de melding dat hij in de file staat vanwege een ongeluk en niet in staat is zelf op tijd hoger beroep in te stellen aan uw balie. Daarom heb ik om de termijn te redden u net een handgeschreven brief per fax gestuurd, zie bijlage. Ik verzoek u die te beschouwen als bewijs [dat cliënt; A.E.H.] een rechtsmiddel tijdig heeft ingediend.”

(iii) een handgeschreven notitie op briefpapier van advocatenkantoor Vogels, Offreins en Van Putten opgesteld door de raadsman namens de verdachte, inhoudende: “Help ik wil hoger beroep, 15/740936-10, [verdachte], 14/11/1989”. Deze is als bijlage gehecht aan voormelde brief (onder ii) en ter griffie ingekomen op 13 december 2010 te 17:06 uur, maar ook reeds eerder apart gefaxt en dat exemplaar is ter griffie ingekomen op 13 december 2010 te 17:00 uur;

(iv) een door de griffier van de rechtbank te Haarlem ondertekende ‘akte rechtsmiddel’ met als onderschrift ‘bijzondere schriftelijke volmacht 450.3 Sv’ inhoudende dat op 13 december 2010 ter griffie van de rechtbank te Haarlem een faxbericht van de verdachte is ingekomen waarin hij te kennen heeft gegeven hoger beroep in te willen stellen tegen het eindvonnis van 29 november 2010. De hiervoor onder ii en iii vermelde faxberichten zijn aan de akte gehecht.

(v) een akte rechtsmiddel d.d. 14 december 2010 die inhoudt dat de verdachte zelf ter griffie van de rechtbank te Haarlem is verschenen en heeft verklaard hoger beroep in te willen stellen tegen het eindvonnis van 29 november 2010.

(vi) een grievenformulier en een daaraan gehechte toelichting van de verdachte van 14 december 2010, inhoudende zijn grieven tegen het vonnis van de rechtbank.

3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2012 houdt onder meer in:

“De raadsman voert het woord en verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:

De verdachte heeft op 13 december 2010 contact gehad met zijn toenmalige raadsman omdat hij in een file stond en niet op tijd bij de rechtbank Haarlem zou kunnen zijn. Ik weet niet wie het briefje heeft getekend en hoe dat precies is gegaan. De fax was binnen voordat de griffie sloot. Of het volgens de regels is weet ik niet, maar het kon niet anders. Er moest snel gehandeld worden. Een eventuele termijnoverschrijding is verschoonbaar. De verdachte is ontvankelijk. Indien uw hof tot een andere conclusie komt doe ik een voorwaardelijk verzoek tot het horen van de toenmalige raadsman mr. Van Bennekom en eventueel de betrokken griffiemedewerkers.

De verdachte verklaart desgevraagd:

Mijn vorige raadsman heeft met mijn toestemming het handgeschreven briefje geschreven. Ik wilde het hoger beroep zelf instellen, zoals mijn raadsman mij had gezegd. Ik ben eerder teruggekomen van vakantie om hoger beroep in te stellen. Toen ik in de file kwam te staan heb ik mijn raadsman gemachtigd om hoger beroep in te stellen. Even later kwam ik bij de centrale balie. Ik mocht doorlopen naar de griffie, daar waren nog mensen. Ze zeiden dat ik op tijd was. De griffiemedewerker zei me echter dat ik de volgende dag terug moest komen om het grievenformulier in te vullen. Dat heb ik gedaan.”

3.4. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:

Standpunt advocaat-generaal

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de ontvankelijkheid van het hoger beroep, ingesteld door de verdachte, aan de orde gesteld. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat door de toenmalige raadsman van de verdachte op 13 december 2010 niet op de voorgeschreven wijze hoger beroep is ingesteld. Het handgeschreven briefje en de begeleidende brief van de raadsman voldoen niet aan de voorwaarden voor een bijzondere schriftelijke volmacht. Op 13 december 2010 is daarom niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep ingesteld. De tweede akte instellen rechtsmiddel van 14 december 2010 is tardief, nu de appeltermijn reeds op 13 december 2010 was verstreken. Deze termijnoverschrijding is naar het oordeel van de advocaat-generaal niet verschoonbaar. De verdachte dient zijns inziens niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat op 13 december 2010 rechtsgeldig hoger beroep is ingesteld. De verdachte heeft verklaard dat hij op 13 december 2010 onderweg was naar de rechtbank Haarlem, maar in een file terecht kwam. Vervolgens heeft hij de raadsman telefonisch gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat er, toen hij bij de rechtbank Haarlem aankwam, nog mensen aanwezig waren op de griffie. Zij hebben hem gezegd dat hij op tijd was en hem verzocht de volgende dag terug te komen om het grievenformulier in te vullen, aldus de verdachte. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat, zo er sprake zou zijn van termijnoverschrijding, deze termijnoverschrijding verschoonbaar is gelet op voormelde omstandigheden. Tenslotte heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek tot het horen van de voormalige raadsman, mr. Van Bennekom, alsmede de betrokken griffiemedewerkers als getuigen gedaan.

Oordeel hof

Het hof stelt vast dat de procedure in eerste aanleg op tegenspraak is gevoerd, dat op 29 november 2010 vonnis is gewezen door de rechtbank en dat 13 december 2010 derhalve de laatste dag van de appeltermijn was.

Het hof overweegt als volgt. Het dossier bevat een per fax verzonden handgeschreven notitie op briefpapier van advocatenkantoor Vogels, Offreins en Van Putten, dat weliswaar niet door, doch kennelijk wel namens de verdachte is opgesteld, inhoudende de mededeling "Help, ik wil hoger beroep, 15/740936-10, [verdachte], 14/11/1989". Voorts bevat het dossier een eveneens per fax verzonden begeleidende brief van de toenmalige raadsman van de verdachte, mr. J. van Bennekom, waarin wordt verzocht de handgeschreven notitie te beschouwen als bewijs van het tijdig instellen van hoger beroep, nu de verdachte in paniek

heeft opgebeld met de mededeling dat hij in verband met een file niet in staat is zelf tijdig hoger beroep in te stellen. In voormelde faxberichten is niet expliciet vermeld dat de verdachte de raadsman bepaaldelijk heeft gevolmachtigd en evenmin dat de griffiemedewerker wordt gevolmachtigd om namens de verdachte hoger beroep in te stellen, noch is daarbij ingestemd met het door de griffiemedewerker voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping onder vermelding van een adres voor de ontvangst van een afschrift. Er is dan ook niet voldaan aan het daaromtrent in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering bepaalde. Het hof verbindt aan deze onvolkomenheid echter geen gevolgen. Uit de voormelde faxberichten alsmede uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt immers ondubbelzinnig zijn bedoeling, te weten het op rechtsgeldige wijze hoger beroep laten instellen door zijn raadsman. Het hof is dan ook van oordeel dat die faxberichten dienen te worden aangemerkt als een verklaring dat de verdachte de raadsman heeft gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep en dat de griffiemedewerker wordt gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep. De gebreken die aan de volmacht(en) kleven zijn hiermee naar het oordeel van het hof gedekt.

Het hof zal de verdachte niettemin niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, nu op voormelde faxberichten als tijdstip van ontvangst ter griffie van de rechtbank Haarlem is vermeld "13/12 2010 17.06". Het is het hof ambtshalve bekend dat de griffie van de rechtbank Haarlem om 17.00 uur sluit. Voorts staan de openingstijden van de griffie vermeld op de voor publiek toegankelijke website van (onder meer) de rechtbank Haarlem: 'http://www.rechtspraak.nl', zodat deze ook de verdachte en diens raadsman bekend konden zijn. Volgens vaste jurisprudentie zijn de openingstijden van de griffie bepalend, in die zin dat de appeltermijn verstrijkt na sluiting van de griffie op de laatste dag van die termijn. Dat de verdachte niettemin na 17.00 uur door nog ter griffie aanwezige personen te woord zou zijn gestaan, die hem zouden hebben medegedeeld dat hij op tijd was - wat daar ook van zij - doet aan het verstrijken van de termijn niet af. De verdachte mocht daar niet uit afleiden dat het rechtsmiddel tijdig was ingesteld en dat hij ontvankelijk zou zijn in zijn hoger beroep. Beslissingen omtrent de tijdigheid van het instellen van een rechtsmiddel zijn immers voorbehouden aan de appelrechter. Het vertrouwensbeginsel is niet van toepassing, aangezien eventueel opgewekt vertrouwen binnen de appeltermijn dient te zijn opgewekt, hetgeen i.c. niet het geval is. De termijnoverschrijding is voorts niet verschoonbaar, nu niet is gebleken dat het hoger beroep te laat is ingesteld ten gevolge van bijzondere omstandigheden, gelegen buiten de invloedssfeer van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij een dag eerder van vakantie is teruggekomen om hoger beroep in te stellen. Dat hij niettemin tot het laatste moment heeft gewacht en toen geconfronteerd werd met een onvoorziene vertragende omstandigheid komt voor zijn rekening.

Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen als getuigen van de voormalige raadsman van de verdachte, mr. J. van Bennekom, en de betrokken griffiemedewerker(s) wordt afgewezen omdat de noodzaak daartoe, mede gelet op hetgeen door de raadsman aan de verzoeken ten grondslag is gelegd niet is gebleken. Het hof gaat met betrekking tot de voormalige raadsman immers uit van de verklaring van de verdachte over de gang van zaken rondom het instellen van het hoger beroep. Met betrekking tot de openingstijden van de griffie acht het hof zich genoegzaam voorgelicht, nu deze tijden uit openbare bronnen blijken. Aangezien vaststaat dat eventuele mededelingen van de zijde van de griffie aan de verdachte gedaan zijn na sluitingstijd van de griffie, derhalve na het verstrijken van de appeltermijn kan aan die mededelingen geen in deze relevante consequentie worden verbonden.

Beslissing:

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”

3.5 De termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen zijn, zo wordt doorgaans vooropgesteld, van openbare orde. Daaraan wordt dus strikt de hand gehouden. De achterliggende logica is dat, als eenmaal de termijn voor het aanwenden van rechtsmiddelen voor de verdachte en het openbaar ministerie is verstreken, de zaak tot een einde is gekomen, hetgeen weer allerlei andere rechtsgevolgen met zich meebrengt. In een notendop - en voor zover van belang voor de onderhavige zaak - ziet het stelsel er zo uit. Voorop dus staat dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk op de laatste dag van de uit de wet voortvloeiende appeltermijn het hoger beroep moet worden ingesteld. Daarbij geldt de niet onbelangrijke, door de Hoge Raad aangebrachte, nadere restrictie dat het aanwenden van het rechtsmiddel1dient te geschieden vóór de sluiting van de griffie.2 Dat maakt het mogelijk om daadwerkelijk voor ommekomst van de termijn een akte te doen opstellen door de griffier, waarmee het instellen van het rechtsmiddel als het ware voltooid is.3 Constitutief is het opmaken van een akte echter niet, met name niet indien het achterwege blijven daarvan te wijten is aan een ambtelijk verzuim.4 Indien nog voor het sluiten van de griffie door de verdachte de wens te kennen is gegeven aan de griffie (of een vergelijkbare instantie) om een rechtsmiddel aan te wenden behoort de griffieambtenaar als vertegenwoordiger van de - immers zorgvuldige - overheid aan die wens tegemoet te komen. De wet, i.c. art. 450 lid 1 sub b Sv, biedt daarvoor die mogelijkheid: als de gedane uiting redelijkerwijze in de richting van een rechtsmiddel wijst dient deze door de griffieambtenaar als bijzondere schriftelijke machtiging voor het instellen van een rechtsmiddel te worden opgevat, waaromtrent dan ook een akte moet worden opgesteld. Hoge eisen worden aan de precieze bewoordingen van de bedoelde uiting als ik het goed zie niet gesteld, als het de verdachte zelf is die zich tot de griffie wendt. Zo kon bijvoorbeeld het volgende schrijven als schriftelijke volmacht aan de griffier worden gezien:5

“Geachte heer/mevrouw,

Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw MEDEDELING UITSPRAAK.

(...)

Met dit schrijven maak ik bezwaar over de Beslissing van de kantonrechter.

Ik had zelf Niet geweten dat mijn verzekering niet geldig is op 31 januari 2007.

(...)

Vriendelijk verzoek ik u dit bezwaar in behandeling te nemen en uw mededeling uitspraak te herzien.

Vertrouwend u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd, teken ik.

Met vriendelijke groet,

[Verdachte]

[a-straat 1]

[woonplaats]."

Voor de advocaat die namens de verdachte, dus als gevolmachtigde, schriftelijk een rechtsmiddel wil aanwenden gelden in ieder geval deels hogere eisen, met name waar volgens de wet ook van zijn volmacht moet blijken. Op een aantal punten zijn gebreken van die kant echter reparabel. Op de zitting kan immers blijken dat het handelen van de advocaat in overeenstemming is met de wens van de verdachte om een rechtsmiddel aan te wenden.6 Kortom: de termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel is weliswaar fataal, maar als vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van de appeltermijn maar ‘iets’ binnenkomt bij de griffie dan is er een goede kans dat het hoger beroep nog ontvankelijk is. Zo nee, dan resteert slechts de uitzonderlijke mogelijkheid dat het geheel ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn verontschuldigbaar is, namelijk als dit is het gevolg is van niet aan de insteller van het rechtsmiddel toe te rekenen omstandigheden. Dat kunnen varianten van verontschuldigbare onmacht zijn: bijvoorbeeld een medische of psychische aandoening die verhinderde tijdig actie te ondernemen. Maar ook kan worden gedacht aan voor het verstrijken van de beroepstermijn verstrekte ambtelijke informatie waardoor bij de verdachte de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de beroepstermijn op een later tijdstip aanvangt dan uit de wettelijke regeling voortvloeit.7

3.6. Het hof nu heeft blijkens de hierboven weergegeven overwegingen vastgesteld dat de om 17.06 uur ontvangen faxen na de sluiting van de griffie om 17.00 uur zijn binnengekomen, waarbij het hof in aanmerking heeft genomen dat de openingstijden van de griffie van de rechtbank Haarlem zijn te vinden op het internet - volgens het hof op www.rechtspraak.nl - zodat de verdachte en zijn raadsman hadden kunnen weten dat de griffie om 17.00 uur gesloten was.8 Het oordeel van het hof dat deze binnenkomst buiten de appeltermijn is gelegen is niet onbegrijpelijk en getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. De overweging van het hof, dat die te laat binnengekomen faxberichten wel degelijk als een bijzondere volmacht opgevat kónden worden - op zich ook niet onbegrijpelijk - doet dan eigenlijk niet meer ter zake. Dat verklaart hooguit dat ondanks het verstreken zijn van de termijn door de griffie van binnenkomst van de faxen een akte is opgemaakt. De steller van het middel nu wijst er op dat op één van de faxen – die met de enkele cri de coeur “Help! ik wil hoger beroep (…)” voorzien is van het tijdstempel ’17.00’ , waaraan hij de conclusie verbindt dat tenminste deze fax wel voor de sluiting van de griffie binnen is gekomen en dat het hof daaraan ten onrechte is voorbijgegaan. Inderdaad noemt het hof die eerste fax niet afzonderlijk. Het kan zijn dat het hof dit faxbericht – als zelfstandige uiting, dus niet vergezeld van de later wel meegezonden toelichting – niet als een redelijkerwijs als zodanig te beschouwen wens tot het aanwenden van een rechtsmiddel heeft gezien. Maar hoe dan ook faalt het middel in dit opzicht, omdat 17.00 uur evenzeer te laat is als 17.06 uur. Om 17.00 uur is de griffie immers gesloten en dan kan niet een precies óp dat tijdstip binnengekomen fax gelden als vóór sluiting te zijn binnengekomen. Toegegeven moet worden dat het tijdsverschil zo miniem is dat de behoefte tot meevoelen met degene die zo op het nippertje de boot mist zich opdringt. Maar hier treedt, en dat staat daar recht tegenover, het verschijnsel op dat de termijnen voor het aanwenden van rechtsmiddelen van openbare orde zijn. De rechter kan, ook als hij het hart op de goede plaats heeft zitten, daar helemaal niets aan veranderen. Lex dura, sed lex, in het juridisch potjeslatijn.

Voorts heeft het hof ook niet onbegrijpelijk vastgesteld dat van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden die de termijnoverschrijding veroorzaakt hebben geen sprake is. De verdachte was aanwezig ter terechtzitting van de rechtbank Haarlem op 15 november 2010 en wist dat hij binnen veertien dagen na de uitspraak op 29 november 2010 hoger beroep moest aantekenen tegen het vonnis. De termijn liep af op 13 december 2010. De verdachte heeft eerst actie ondernomen op de dag waarop de termijn verliep en door een onvoorziene file is uiteindelijk te laat hoger beroep ingesteld. Dat is geen omstandigheid die het termijnverzuim verontschuldigbaar maakt. Het pas zo laat actie ondernemen draagt geheel voorzienbaar het risico – dat zich hier heeft gerealiseerd – in zich zodat de termijnoverschrijding geheel aan de verdachte kan worden toegerekend.

Ik kom tot de conclusie dat 's hofs beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep niet onbegrijpelijk en toereikend is gemotiveerd.

3.7. Resteren nog de overige klachten in het middel. Voor zover wordt gesteld dat uit het hiervoor onder 3.2 onder iv vermelde ‘akte rechtsmiddel’ met als onderschrift ‘bijzondere schriftelijke volmacht 450.3 Sv’ blijkt dat de fax van de verdachte op 13 december 2010 tijdig door de griffie van de rechtbank is ontvangen, merk ik het volgende op. De bedoelde akte houdt niet meer in dan dat op 13 december 2010 (zonder enige tijdsaanduiding) ter griffie van de rechtbank te Haarlem een faxbericht van de verdachte9 is ingekomen waarin hij te kennen heeft gegeven hoger beroep in te willen stellen tegen het eindvonnis van 29 november 2010, met als bijlage gehecht een drie pagina’s tellend faxbericht omvattende de door de toenmalige raadsman opgestelde handgeschreven notitie en begeleidende brief (zoals hiervoor is uiteengezet onder 3.2 onder punten (ii) en (iii)). Op de fax plint is als tijdstip vermeld 17.06 uur en dat betekent dat het niet anders kan zijn dan dat de desbetreffende griffiemedewerker de akte eerst heeft opgesteld na sluitingstijd van de griffie. De steller van het middel miskent dat handelingen, alsmede eventuele mededelingen die door de griffiemedewerker zijn gedaan ná het verstrijken van de appeltermijn de tardiviteit geenszins kunnen opheffen.10

Bovendien vraag ik mij af of de akte wel kan gelden als akte rechtsmiddel, gelet op de niet standaard- opmaak daarvan, waarin de griffier slechts melding maakt van een ingekomen faxbericht met de wens van de verdachte tot het instellen van hoger beroep. De griffier is blijkens die akte vervolgens niet overgegaan tot het instellen van hoger beroep voor de verdachte, zoals gebruikelijk is.11

3.8. Wat betreft het verzoek tot het horen van de gevraagde getuigen volsta ik met de opmerking dat het hof het verzoek afdoende gemotiveerd heeft afgewezen, nu de steller van het middel daaraan thans andere stellingen ten grondslag legt dan door de verdediging in hoger beroep is gedaan.

3.9. Voor het overige wijs ik erop dat in cassatie niet met vrucht een beroep kan worden gedaan op feiten en omstandigheden die in feitelijke aanleg niet zijn vastgesteld of aangevoerd.

4. Het middel faalt in al zijn onderdelen.

5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG