Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:998, 13/06217
Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:998, 13/06217
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 april 2014
- Datum publicatie
- 25 april 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:998
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:198, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2333, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 13/06217
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Ontvankelijkheid. Cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Betaling griffierecht. Is verzoeker in vorige instantie verschenen? Enquêterecht. Is ondernemingskamer bij het gelasten van onmiddellijke voorzieningen een bestuursorgaan?
Uitspraak
25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/06217
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3. STICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE ORGANISATIE DIENEN,gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERZOEKERS tot cassatie,
t e g e n
[verweerster],gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en [verweerster].
1 Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak 200.125.548/01 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 15 en 18 juli 2013.
De beschikkingen van de ondernemingskamer zijn aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de ondernemingskamer van 18 juli 2013 hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
[verzoeker] c.s. hebben bij brieven van 21 en 22 maart en 11 april 2014 op dat standpunt gereageerd. Nu deze brieven niet door tussenkomst van een advocaat zijn toegezonden, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.