Home

Hoge Raad, 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:160, 14/01955

Hoge Raad, 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:160, 14/01955

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 januari 2015
Datum publicatie
30 januari 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:160
Formele relaties
Zaaknummer
14/01955

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

30 januari 2015

Nr. 14/01955

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 maart 2014, nr. 12/00500, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1 Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, nr. 11/00551, ECLI:NL:HR:2012:BW9850, BNB 2012/248, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Proceskosten

5 Beslissing