Hoge Raad, 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2422, 18/00685
Hoge Raad, 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2422, 18/00685
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 december 2018
- Datum publicatie
- 27 december 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2422
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1155
- Zaaknummer
- 18/00685
Inhoudsindicatie
Rangregeling art. 481 Rv. Art. 485a lid 2 Rv. Hypotheekhouder, die haar vordering had ingediend met inbegrip van rente en kosten tot 1 april 2001. Na renvooiprocedure verzoekt hypotheekhouder heropening van de rangregeling en toelating tot de rangregeling van haar vordering ter zake van rente vanaf 1 april 2001. Reikwijdte van coulancebepaling van art. 485a lid 2 Rv. Belangenafweging?
Uitspraak
21 december 2018
Eerste Kamer
18/00685
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekster 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [verzoekster 2]gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. [verzoekster 3] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. V.O.F. m/s “PAPILLON”,
gevestigd te Barendrecht,
5. V.O.F. SCHEEPVAARTBEDRIJF TIGER,
gevestigd te Strijen,
6. BINNENVAART BULK EN CONTAINER TRANSPORT N.V.,
gevestigd te Gent, België,
7. [verzoekster 7] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
8. [verzoeker 8] ,
wonende te [woonplaats] , België,
9. [verzoekster 9] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
10. [verzoekster 10] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
11. [verzoekers 11] ,
beiden wonende te [woonplaats] , België,
12.VEKA SCHEEPSBOUW B.V.,
gevestigd te Werkendam,
13. [verzoekster 13] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
14. [verzoekster 14] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
15. [verzoekster 15] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
16.V. [verzoekster 16] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
17. [verzoekster 17] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
18. [verzoekster 18] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
19. [verzoekster 19] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
20.FIRMA OUDCOMB,
gevestigd te Giessenbur gemeente Giessenlanden,
21. [verzoeker 21] ,
wonende te [woonplaats] , België,
22. [verzoekster 22] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
23. [verzoekster 23] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
24. [verzoeker 24] ,
wonende te [woonplaats] ,
25. [verzoekster 25] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
KBC BANK N.V. NEDERLAND, voorheen genaamd KBC BANK NEDERLAND B.V.,gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. R.R. Verkerk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers] en KBC, verzoekster [verzoekster 1] ook als [verzoekster 1]
1 Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/10/154285/HA RK 01-61 van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van 17 november 2017;
b. het proces-verbaal van voorzetting verificatievergadering van 15 december 2017 in die zaak.
De beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van 17 november 2017 is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van 17 november 2017 en het proces-verbaal van 15 december 2017 hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
KBC heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[verzoekers] zijn ontvankelijk in hun cassatieberoep voor zover dit is gericht tegen de beschikking van de rechter-commissaris (zie HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:112).
Het middel bevat geen klachten tegen beslissingen die zijn vervat in het proces-verbaal van 15 december 2017. [verzoekers] kunnen daarom niet worden ontvangen in hun beroep voor zover dit gericht is tegen die beslissingen.