Home

Hoge Raad, 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2037, 20/03532

Hoge Raad, 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2037, 20/03532

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 december 2020
Datum publicatie
15 december 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:2037
Formele relaties
Zaaknummer
20/03532

Inhoudsindicatie

Corona-uitspraak, COVID-19. Cassatie in het belang van de wet. Jeugdzaak. Is toelaatbaar dat strafzaak op tz. inhoudelijk wordt behandeld, terwijl 1 van raadsheren hof i.v.m. uitbraak van epidemie van COVID-19 zonder fysiek aanwezig te zijn in zittingszaal deelneemt aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel met beeld en geluid (“Skype for Business”)? Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid voorziet niet expliciet in mogelijkheid dat strafzaak inhoudelijk wordt behandeld door meervoudige kamer op fysieke zitting, terwijl 1 van rechters aan onderzoek ttz. deelneemt door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. Naar oordeel HR is dergelijke werkwijze niet z.m. onverenigbaar met WvSv en Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Daarnaast verzetten belang van openbaarheid en andere belangen (uitgangspunt dat strafzaak wordt behandeld tijdens fysieke zitting en aanwezigheid procesdeelnemers in zittingszaal) zich in beginsel niet tegen deelname van 1 van rechters aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. Wel moet deze deelname beperkt blijven tot 1 van rechters. Reden voor fysieke afwezigheid van deze rechter dient rechtstreeks samen te hangen met uitbraak van epidemie van COVID-19. Andere 2 rechters dienen in zittingszaal aanwezig te zijn. Dat betekent ook dat deelname door rechter aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel niet mogelijk is bij inhoudelijke behandeling van zaak door enkelvoudige strafkamer. Rechter die door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel deelneemt aan behandeling door meervoudige kamer, is niet verplicht toga te dragen. Gewaarborgd moet zijn dat rechter die deelneemt aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig elektronisch communicatiemiddel zich goed beeld kan vormen van wat zich in rechtszaal afspeelt, ongehinderd kan deelnemen aan communicatie tussen procesdeelnemers en zichtbaar is voor aanwezigen in rechtszaal. Mede met het oog daarop stelt HR de volgende voorwaarden. Vereist is dat deelname geschiedt door middel van tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel dat voldoet aan vereisten van art. 4.1 Besluit videoconferentie, zodat betreffende rechter in staat wordt gesteld waar te nemen wat zich in zittingszaal afspeelt en waardoor deze rechter voor aanwezigen in zittingszaal zichtbaar en hoorbaar is. Daarnaast mag rechter die deelneemt door middel van tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel, niet zijn belast met leiding over (deel van) onderzoek ttz. Beslissing of, gelet op deze voorwaarden, zaak tijdens fysieke zitting inhoudelijk kan worden behandeld terwijl 1 van andere rechters deelneemt aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel, wordt genomen door voorzitter. Daarbij betrekt hij vraag of aard van zaak zich niet verzet tegen behandeling van zaak op hiervoor beschreven wijze. Alvorens te beslissen stelt voorzitter verdediging en vertegenwoordiger OM in de gelegenheid hun zienswijze kenbaar te maken over deze wijze van inhoudelijke behandeling van zaak. Beslissing van voorzitter om zaak tijdens fysieke zitting inhoudelijk te behandelen terwijl 1 van andere rechters aan onderzoek ttz. deelneemt door middel van tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel, betreft handeling waartegen geen h.b. of cassatieberoep openstaat. Indien verdachte of vertegenwoordiger OM zich niet kan verenigen met zodanige wijze van behandelen van zaak op tz., ligt het in de rede dat (met het oog op bewerkstelligen van zitting waarop alle rechters fysiek aanwezig zijn) verzoek dan wel vordering tot aanhouding van onderzoek ttz. wordt gedaan. Tegen beslissing op zo’n verzoek of vordering kan wel worden opgekomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, faalt klacht over deelnemen van 1 van rechters aan onderzoek ttz. door middel van tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel. Volgt verwerping.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/03532 CW

Datum 15 december 2020

ARREST

op het beroep in cassatie in het belang der wet van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 oktober 2020, nummer 22-000300-19

van

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,

hierna: de betrokkene.

1 De uitspraak van het hof

Bij de uitspraak van het hof is de gewezen verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.

2 Het cassatieberoep

De procureur-generaal heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof.

3 Waar het in deze zaak om gaat

In deze zaak nam één van de raadsheren van de meervoudige kamer van het hof deel aan het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2020 door middel van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel, te weten ‘Skype for Business’. Deze raadsheer bevond zich in ‘gezinsquarantaine’, omdat een gezinslid symptomen vertoonde die passen bij de ziekte COVID-19. Zowel de raadsvrouw van de verdachte als de advocaat-generaal stemden in met deze werkwijze. Het hof heeft arrest gewezen naar aanleiding van onder meer dit onderzoek ter terechtzitting en heeft de gewezen verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

In zijn vordering tot cassatie in het belang van de wet werpt de procureur-generaal de vraag op of het toelaatbaar is dat een strafzaak op de terechtzitting inhoudelijk wordt behandeld, terwijl één van de rechters in verband met de uitbraak van de epidemie van COVID-19 deelneemt aan het onderzoek ter terechtzitting door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel met beeld en geluid, dus zonder fysiek aanwezig te zijn in de zittingszaal.

4 Juridisch kader

5 Beoordeling van het cassatiemiddel

6 Beslissing