Hoge Raad, 08-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1054, 21/03453
Hoge Raad, 08-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1054, 21/03453
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2022
- Datum publicatie
- 8 juli 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1054
- Formele relaties
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2021:1356
- Zaaknummer
- 21/03453
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03453
Datum 8 juli 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Duitsland, (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door J. de Winter,
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 28 mei 2021, nr. 20/2676 AOW1, op het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 20/718) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.