Home

Hoge Raad, 25-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:311, 20/00048

Hoge Raad, 25-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:311, 20/00048

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 februari 2022
Datum publicatie
25 februari 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:311
Formele relaties
Zaaknummer
20/00048

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Kort geding. Vordering om aan minderjarige met Nederlandse nationaliteit en zijn moeder opvang te bieden, met voldoende geld om te voorzien in de basisbehoeften. Handelt de Staat in strijd met art. 3 of 8 EVRM en IVRK? Strijd met recht op verblijf op de voet van art. 20 VWEU?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 20/00048

Datum 25 februari 2022

ARREST

In de zaak van

[de moeder], zowel pro se als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind [het kind],thans verblijvende te [verblijfplaats],

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: [de moeder],

advocaat: G.E.M. Later,

tegen

STAAT DER NEDERLANDEN,zetelende te Den Haag,

VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: de Staat,

advocaten: K. Teuben en M.M. van Asperen.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. het vonnis in de zaak C/09/580912/KG ZA 19/947 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2019;

  2. het arrest in de zaak 200.267.534/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 november 2019.

[de moeder] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

-

verwerpt het principale beroep;

-

veroordeelt [de moeder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Staat begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de moeder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresidenten M.V. Polak en M.J. Kroeze en de raadsheren C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 25 februari 2022.