Hoge Raad, 31-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:567, 22/00849
Hoge Raad, 31-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:567, 22/00849
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 mei 2024
- Datum publicatie
- 31 mei 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:567
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1004
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1064
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:491
- Zaaknummer
- 22/00849
Inhoudsindicatie
Awb; art. 8:42; is een begroting een op de zaak betrekking hebbend stuk; wijze waarop stuk in geding moet worden gebracht; volstaat het versturen van een link naar de internetpagina waarop het desbetreffende stuk is te vinden?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/00849
Datum 31 mei 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het BESTUUR VAN HET NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2022, nr. 20/010021, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 20/2760 en LEE 20/1770) betreffende van belanghebbende geheven leges.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft op 10 november 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Belanghebbende heeft op 25 april 2024 verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft schriftelijk op dat verzoek gereageerd.
2 Uitgangspunten in cassatie
Op 18 april 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt in verband met de heffing van leges wegens de aanvraag van een paspoort (hierna: de aanslag leges). Zij stelt zich op het standpunt dat de Legesverordening 2018 van de gemeente Groningen van 4 december 2017 (hierna: de legesverordening) onverbindend is wegens overschrijding van de opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet.
Op 13 juni 2019 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden tussen de heffingsambtenaar en belanghebbende. Uit het verslag van die hoorzitting blijkt dat de heffingsambtenaar in overleg met de gemachtigde bij e-mail van 27 februari 2019 aan belanghebbende een link heeft gestuurd naar een website waarop de gehele begroting van de gemeente Groningen voor het jaar 2018 is te vinden.
Belanghebbende heeft bij e-mail van 27 februari 2019 bevestigd dat de heffingsambtenaar haar de begroting digitaal heeft doen toekomen.
3 Procedure voor het Hof
Belanghebbende heeft de aanslag leges voor het Hof onder meer bestreden met de stelling dat de in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet bedoelde opbrengstlimiet is overschreden. In verband met deze stelling heeft belanghebbende betoogd dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:42 Awb niet mocht volstaan met het overleggen van delen van de begroting, maar gehouden was de begroting in haar geheel bij de stukken te voegen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de klacht van belanghebbende over schending van artikel 8:42 Awb feitelijke grondslag mist. Daarbij heeft het Hof erop gewezen dat – naar belanghebbende heeft bevestigd – de heffingsambtenaar in de bezwaarfase aan belanghebbende een link heeft gestuurd naar een website waarop de gehele begroting is te vinden.