Home

Parket bij de Hoge Raad, 22-01-2002, AD6991, 02038/99

Parket bij de Hoge Raad, 22-01-2002, AD6991, 02038/99

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
22 januari 2002
Datum publicatie
7 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:PHR:2002:AD6991
Formele relaties
Zaaknummer
02038/99

Inhoudsindicatie

-

Conclusie

Nr. 02038/99/M

Mr Fokkens

Zitting: 27 november 2001

Aanvullende conclusie inzake:

[verdachte]

1. Verdachte is door de Militaire Kamer van het Gerechtshof te Arnhem wegens dienstweigering veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren alsmede een geldboete van f 25.000,-- subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis.

2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep doen instellen.

3. Ten gevolge van een misverstand van administratieve aard heb ik op 25 september 2001 geconcludeerd tot verwerping van het beroep, terwijl ik in deze zaak gronden zie waarop ambtshalve gecasseerd dient te worden. De raadsman van verdachte heeft mij tijdig op deze vergissing geattendeerd.

4. De problematiek is dezelfde als die in de zaak die leidde tot de uitspraak van de Hoge Raad van18 september 2001, griffienummer 02004/99/M.

5. Het Hof heeft verdachte voor het op 8 augustus 1994 overtreden van art. 139 van het Wetboek van Militair Strafrecht (WvMSr) veroordeeld tot twee hoofdstraffen. Die combinatie van hoofdstraffen is op grond van het huidige art. 9, tweede lid, Sr mogelijk sedert 27 januari 1995, de dag waarop de Wet van 21 december 1994, Stb. 1995, 32, in werking trad. Voordien was die combinatie echter op grond van art 9, tweede lid (oud), Sr niet toegestaan, behoudens in de gevallen waarin de wet dat bepaalde. Overtreding van art. 139 WvMSr behoorde niet tot die gevallen.

6. In de hiervoor genoemde uitspraak heeft de Hoge Raad herhaald wat in HR NJ 1997, 442 reeds was uitgemaakt, namelijk dat aan die wijziging geen gewijzigd inzicht in de strafwaardigheid ten grondslag ligt, zodat van een verandering van wetgeving als bedoeld in art. 1, tweede lid, Sr, geen sprake is.

7. Nu het feit in de onderhavige zaak is gepleegd vóór 27 januari 1995, had het Hof ingevolge de in art. 1, eerste lid, Sr vooropgestelde hoofdregel niet art. 9, tweede lid (nieuw), Sr moeten toepassen, maar art 9, tweede lid (oud) Sr. De bestreden uitspraak kan derhalve niet in stand blijven.

8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen met verwerping van het beroep voor het overige.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden