Home

Parket bij de Hoge Raad, 21-05-2002, AE1197, 00218/01

Parket bij de Hoge Raad, 21-05-2002, AE1197, 00218/01

Inhoudsindicatie

-

Conclusie

Mr Jörg

Nr. 00218/01

Zitting 26 maart 2002

Conclusie inzake:

[verzoekster = verdachte] B.V.

1. Verzoekster is bij vonnis van 9 mei 2000 door de arrondissementsrechtbank te Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.

2. Door [betrokkene 1] is een geschrift ingediend.

3. Ambtshalve vraag ik de aandacht voor het volgende.

4. Het cassatieberoep is ingesteld door een ambtenaar van de griffie van de rechtbank te Amsterdam naar aanleiding van een brief van [betrokkene 2], welke brief is opgevat als een schriftelijke volmacht tot het aanwenden van het rechtsmiddel.

5. [betrokkene 1] (van wie ik wel wil aannemen dat hij dezelfde is als [betrokkene 2]) stelt in zijn geschrift dat hij namens [betrokkene 3] / [verdachte] BV (verzoekster) optreedt. Deze [betrokkene 1]/[betrokkene 2], van wie uit het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam niet blijkt dat deze bestuurder van verzoekster is, had voor het rechtsgeldig kunnen instellen van beroep in cassatie moeten beschikken over een bijzonder schriftelijk volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid, aanhef en onder b, Sv. De wettelijke regels voor het aanwenden van rechtsmiddelen zijn strikt: als de bestuurder van de veroordeelde rechtspersoon niet persoonlijk ter griffie verschijnt, zal er een door hem- of haarzelf verleende schriftelijke volmacht moeten zijn (vgl. HR 9 juni 1970, NJ 1970, 396). Blijkens genoemd uittreksel is [betrokkene 3] de bestuurder.

6. In deze zaak zal derhalve [verdachte] B.V. (ook) niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het ingestelde cassatieberoep. Dit heeft tot gevolg dat ik niet toekom aan de bespreking van het - overigens te laat - ingediende geschrift.

7. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG