Home

Parket bij de Hoge Raad, 21-01-2003, AF1597, 02339/01

Parket bij de Hoge Raad, 21-01-2003, AF1597, 02339/01

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
21 januari 2003
Datum publicatie
21 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:PHR:2003:AF1597
Formele relaties
Zaaknummer
02339/01
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 450

Inhoudsindicatie

-

Conclusie

Nr. 02339/01

Mr Jörg

Zitting 26 november 2002

Conclusie inzake:

[Verzoeker=verdachte]

1. Verzoeker is door het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 4 april 1997 bij verstek wegens verduistering van zes schilderijen veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.

2. Namens verzoeker heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.

3. In de cassatieschriftuur wordt door mr. Spong allereerst aandacht gevraagd voor de vraag of het ingestelde beroep in cassatie ontvankelijk moet worden geacht.

4. Voor de beoordeling van de vraag of het cassatieberoep ontvankelijk is, is het volgende van belang. Het arrest van het hof is vier jaar na de uitspraak, nl. op 9 mei 2001, aan verzoeker in persoon betekend. Op 10 mei 2001 heeft verzoeker een brief geschreven met als inhoud:

"L.S.

Geeft m.v.e. hierbij schriftelijk te kennen, dat het hoger beroep (cassatie) inzake:

* parketnr. 21-001698-95 *

betekend: 9-5-'01

zal worden gedaan door:

*Mr. Gerard Spong *

(adv. & proc)

Keizersgracht - 278

Amsterdam - 1016 EW; die u nader zal berichten!

tel. 020-3305409

• mede namens Mr. G. Spong

m.v. hoogachting

(was getekend verzoeker, NJ)"

5. Deze brief is op 11 mei 2001 ingekomen bij de 'Centrale Informatie Balie, Gerechtelijke diensten, Arrondissement Arnhem'. In het dossier bevindt zich een akte cassatie, opgesteld op 11 mei 2001. Kennelijk is de brief niet door verzoeker persoonlijk op 10 mei 2001 afgegeven, want dan zou er meteen een cassatieakte met persoonlijke verschijning zijn opgemaakt, en niet eerst de volgende dag een volmacht-cassatieakte.

6. Op 8 november 2001 heeft de griffier van het hof te Arnhem de stukken naar de griffier van de Hoge Raad verzonden, met de mededeling:

"Door mij is de brief van de verdachte van 10 mei 2001 niet opgevat als een volmacht als bedoeld in artikel 450 van het wetboek van Strafvordering."

7. In de cassatieschriftuur gaat mr. Spong uit van een andere brief, namelijk een met een vrijwel identieke tekst als boven vermeld, maar met de aanvullende mededeling 'Verklaring: last & volmacht', en met als gewijzigde datum 'ii-5-01'. Hier is kennelijk sprake van een vervalsing. Deze andere brief is op 24 juli 2001 ter griffie ingekomen. Volgens de raadsman is uit de brief van 11 (ii, NJ) mei 2001 onmiskenbaar duidelijk dat verzoeker cassatieberoep heeft willen instellen.

8. Kennelijk is bij betrokkene op enig moment onzekerheid teweeggebracht over de vraag of zijn brief van 10 mei 2001 wel als een schriftelijke volmacht zou worden opgevat en is hij aan het knoeien geslagen. Dat zou een averechtse uitwerking hebben indien serieus getwijfeld zou moeten worden - en niet met terugwerkende kracht - aan de bedoeling van verzoeker op het moment dat zijn brief van 10 mei 2001 op 11 mei bij de centrale informatiebalie van de gerechtelijke diensten van het arrondissement Arnhem binnenkwam. Die bedoeling is - gewoontegetrouw - omgezet in een akte cassatie. Dat lijkt mij ook terecht. Immers, dat Mr Spong, een bekend cassatieadvocaat, de cassatie "zal doen" betekent voor de gerechtelijke ingewijden dat de beoordeling of en zo ja welke cassatiemiddelen zullen worden geformuleerd, een activiteit van mr Spong zal zijn. Niet, dat mr Spong zelf beroep in cassatie zal komen instellen. Een dergelijke interpretatie van "Mr Spong zal u nader berichten" ligt mijns inziens niet voor de hand. Uit het meteen opmaken van een akte cassatie bij volmacht volgt reeds dat de instantie die de wens van justitiabelen tot het instellen van cassatieberoep registreert deze interpretatie ook niet tot de hare maakte. Welke veroordeelde weet nu dat het cassatieberoep wel, maar de cassatiemiddelen juist niet bij het veroordelend rechtscollege moeten worden ingediend? De latere knoeierijen geven wel te denken, maar dat is achteraf praten. Het gaat erom hoe de griffie de volmacht van 10 mei 2001 op 11 mei heeft opgevat. De beoordeling is dus 'ex tunc'.

9. Nu het geschilpunt allereerst de ontvankelijkheidsvraag betreft, gaat deze conclusie niet verder dan daarover een oordeel uit te spreken. Afhankelijk van het oordeel van de Hoge Raad zal het hof alsnog het arrest met de bewijsmiddelen hebben uit te werken, waarna eventueel aan de raadsman gevraagd kan worden of hij zijn cassatiemiddel handhaaft, waarna eventueel mijnerzijds aanvullend zal worden geconcludeerd.

10. Deze conclusie strekt tot ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG