Parket bij de Hoge Raad, 22-04-2008, BC9954, 00260/07
Parket bij de Hoge Raad, 22-04-2008, BC9954, 00260/07
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2008
- Datum publicatie
- 24 april 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2008:BC9954
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC9954
- Zaaknummer
- 00260/07
Inhoudsindicatie
Gebruik als bewijs van p-v’s die niet op ambtseed/-belofte zijn opgemaakt en/of zijn ondertekend. Art. 153 Sv houdt o.m. in dat een p-v door een opsporingsambtenaar persoonlijk en op ambtseed dient te worden opgemaakt, gedagtekend en ondertekend. Een door een opsporingsambtenaar opgemaakt p-v dat niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, of niet is ondertekend, is niet in de wettelijk voorgeschreven vorm opgemaakt en kan slechts als ander geschrift i.d.z.v. art. 344.1.5 Sv tot het bewijs meewerken (vgl. HR LJN AZ2481). ’s Hofs oordeel gaat uit van de opvatting dat een ambtsedig p-v ondanks het ontbreken van de vereiste ondertekening in de wettelijk voorgeschreven vorm is opgemaakt, indien het vergezeld gaat van een door een opsporingsambtenaar geschreven kennisgeving van bekeuring die inhoudelijk met het uitgetypte p-v overeenstemt en wel is ondertekend. Die opvatting is onjuist. De p-v’s en kennisgevingen van bekeuring voldoen niet aan de vereisten van art. 153 Sv. Zij dienen te worden aangemerkt als andere geschriften i.d.z.v. art. 344.1.5 Sv. Laatstgenoemde wetsbepaling houdt in dat andere geschriften als in die bepaling bedoeld slechts kunnen gelden i.v.m. de inhoud van andere bewijsmiddelen. Dergelijke andere bewijsmiddelen zijn door het Hof tot bewijs van de bewezenverklaringen onder 1, 2, 4 en 6 gebezigd. Immers die bewezenverklaringen steunen telkens behalve op de onderscheiden p-v’s en kennisgevingen van bekeuring - die ten opzichte van elkaar niet als andere geschriften kunnen worden aangemerkt aangezien het p-v telkens een uitwerking is van de kennisgeving van bekeuring - ook op geschriften die inhouden dat verdachte tot ontzegging van de rijbevoegdheid is veroordeeld en dat hem daarvan kennis is gegeven. Naar volgt uit de bewijsvoering steunt de bewezenverklaring voor ieder feit dus ook op minstens één ander bewijsmiddel dan één ander geschrift in vorenbedoelde zin, als hoedanig ook een ander geschrift mag gelden (vgl. HR LJN AO9131). Dat brengt mee dat de bewezenverklaringen toereikend zijn gemotiveerd.
Conclusie
Nr. 00260/07
Zitting: 4 maart 2008
Mr. Schipper
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 2 juni 2006 wegens 1, 2, 3, 4 en 6, telkens opleverende "overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en 5 en 7, telkens opleverende "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, en 6 veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, ten aanzien van feit 5 tot twee weken hechtenis, en ten aanzien van feit 7 tot twee weken hechtenis. Voorts heeft het Hof het in zijn arrest genoemde in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaard.
2. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens de verdachte heeft mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen, één middel van cassatie voorgesteld.
3. In het middel wordt geklaagd over de motivering van de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7.
4. Ten laste van de verdachte is als eerste feit bewezenverklaard dat:
"hij op 22 maart 2005 te Malden, gemeente Heumen, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Westerkanaaldijk, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;"
En als tweede feit dat:
"hij op 9 april 2005 te Malden, gemeente Heumen, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Broekkant, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;"
En als vierde feit dat:
"hij op 14 maart 2005 te Nijmegen terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Muntweg, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;"
En als vijfde feit dat:
"hij op 14 maart 2005 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [AA-BB-00], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Muntweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;"
En als zesde feit dat:
"hij op 11 april 2005 te Malden, gemeente Heumen, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Broekkant, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;"
En als zevende feit dat:
"hij op 11 april 2005 te Malden, gemeente Heumen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [CC-DD-00], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Broekkant, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;"
5. Deze bewezenverklaringen berusten op de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van feit 1
1. De door [verbalisant 1], politie-opsporingsambtenaar van de politie regio Gelderland Zuid, afdeling Team Heumen, ondertekende kennisgeving van bekeuring, nummer 22030511455182, gedateerd 22 maart 2005, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Plaats: Westerkanaaldijk te Malden, gemeente Heumen
Soort voertuig: personenauto
Ik, ambtenaar, constateerde dat op 22 maart 2005 de volgende gedraging/overtreding werd verricht: rijden tijdens rijontzegging met een personenauto.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd op:
Naam: [verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-71
2. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], politie-opsporingsambtenaar van de politie regio Gelderland Zuid, afdeling Team Heumen, opgemaakte, niet-ondertekende proces-verbaal, genummerd 1145-5182 en gesloten op 5 april 2005, voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 1], zag / constateerde, dat op 22 maart 2005 te Malden op de Westerkanaaldijk, een persoon die wist of redelijkerwijs moest weten dat hem/haar bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem/haar die bevoegdheid was ontzegd, op de weg een motorrijtuig bestuurde of deed besturen, waarvoor een rijbewijs vereist was.
3. een akte van uitreiking gehecht aan het hierna onder 4 vermelde geschrift, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], brigadier, voor zover inhoudende dat de onder 4 vermelde brief op 19 oktober 2004 in persoon is uitgereikt aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [a-straat 1], welke akte is getekend voor ontvangst.
4. De bij het hierboven onder 3 vermelde bescheid behorende geschrift voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aan verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in het arrondissement Arnhem, zitting houdende te Nijmegen van 15 september 2004 onder meer de bevoegdheid is ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, ingaande op de 21e dag na betekening van dit schrijven.
Ten aanzien van feit 2
1. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2], politie-opsporingsambtenaar van de regiopolitie Gelderland-Zuid, afdeling Team Heumen, ondertekende kennisgeving van bekeuring, nummer 09040516201098, gedateerd 9 april 2005, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Plaats: Broekkant te Malden, gemeente Heumen
Soort voertuig: personenauto
Ik, ambtenaar, constateerde dat op 9 april 2005 de volgende gedraging/overtreding werd verricht: rijden tijdens obm.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd op:
Naam: [verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-71
Verklaring verdachte: Ik weet dat ik OBM heb. Ik ging toch rijden.
2. Het in de wettelijke vorm, niet-ondertekende, door [verbalisant 2], politie-opsporingsambtenaar van de regiopolitie Gelderland Zuid, afdeling Team Heumen, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 1620-1098 en gesloten op 20 april 2005, voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 2], zag / constateerde, dat een persoon die wist of redelijkerwijs moest weten dat hem/haar bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem/haar die bevoegdheid was ontzegd, op de Eendenpoelseweg te Malden weg een motorrijtuig bestuurde of deed besturen, waarvoor een rijbewijs vereist was.
3. een akte van uitreiking gehecht aan het hierna onder 4 vermelde geschrift, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], brigadier, voor zover inhoudende dat de onder 4 vermelde brief op 19 oktober 2004 in persoon is uitgereikt aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [a-straat 1], welke akte is getekend voor ontvangst.
4. De bij het hierboven onder 3 vermelde bescheid behorende geschrift voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aan verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in het arrondissement Arnhem, zitting houdende te Nijmegen van 15 september 2004 onder meer de bevoegdheid is ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, ingaande op de 21e dag na betekening van dit schrijven.
(...)
Ten aanzien van feit 4
1. Een door [verbalisant 3], politie-opsporingsambtenaar van de politie regio Gelderland Zuid, Team Midden-Zuid, ondertekende kennisgeving van bekeuring, nummer 14030515216291, gedateerd 14 maart 2005, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Plaats: Muntweg te Nijmegen, gemeente Nijmegen
Soort voertuig: personenauto
Ik, ambtenaar, constateerde dat op 14 maart 2005 de volgende overtreding werd verricht: rijden tijdens obm.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd op:
Naam: [verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-71
2. Het in de wettelijke vorm, door [verbalisant 3], politie-opsporingsambtenaar van de politie Regio Gelderland Zuid, Team Midden-Zuid, opgemaakte en niet-ondertekende proces-verbaal, genummerd 1521-6291 en gesloten op 14 juni 2005, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Ik, [verbalisant 3], zag/constateerde dat een persoon die wist of redelijkerwijs moest weten dat hem/haar bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem/haar die bevoegdheid was ontzegd, op 14 maart 2005 op de Muntweg te Nijmegen weg een motorrijtuig, met kenteken [AA-BB-00] bestuurde of deed besturen, waarvoor een rijbewijs vereist was.
3. een akte van uitreiking gehecht aan het hierna onder 4 vermelde geschrift, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], brigadier, voor zover inhoudende dat de onder 4 vermelde brief op 19 oktober 2004 in persoon is uitgereikt aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [a-straat 1], welke akte is getekend voor ontvangst.
4. De bij het hierboven onder 3 vermelde bescheid behorende geschrift voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aan verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in het arrondissement Arnhem, zitting houdende te Nijmegen van 15 september 2004 onder meer de bevoegdheid is ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, ingaande op de 21e dag na betekening van dit schrijven.
Ten aanzien van feit 5
1. Een door [verbalisant 3], politie-opsporingsambtenaar van de politie regio Gelderland Zuid, Team Midden-Zuid, ondertekende kennisgeving van bekeuring, nummer 14030515216291, gedateerd 14 maart 2005, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Plaats: Muntweg te Nijmegen, gemeente Nijmegen
Soort voertuig: personenauto
Ik, ambtenaar, constateerde dat op 14 maart 2005 de volgende overtreding werd verricht: rijden tijdens obm.
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd op:
Naam: [verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum]-71
2. Het in de wettelijke vorm, door [verbalisant 3], politie-opsporingsambtenaar van de politie Regio Gelderland Zuid, Team Midden-Zuid, opgemaakte en niet-ondertekende proces-verbaal, genummerd 1521-6291 en gesloten op 14 juni 2005, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Ik, [verbalisant 3], zag/constateerde dat een persoon die wist of redelijkerwijs moest weten dat hem/haar bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem/haar die bevoegdheid was ontzegd, op 14 maart 2005 op de Muntweg te Nijmegen weg een motorrijtuig, met kenteken [AA-BB-00] bestuurde of deed besturen, waarvoor een rijbewijs vereist was.
3. Het uittreksel van de WAM d.d. 24 oktober 2005, waaruit blijkt dat de auto waarin verdachte reed, een Ford-Escort, met kenteken [AA-BB-00], niet verzekerd was op de peildatum 14 maart 2005.
Ten aanzien van feit 6
1. De door [verbalisant 4], politie-opsporingsambtenaar van de Politie Regio Gelderland-Zuid, Team Heumen, ondertekende kennisgeving van bekeuring, nummer 1104 0520255156, gedateerd 11 april 2005, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven-:
Plaats: Broekkant te Malden, gemeente Heumen
Soort voertuig: personenauto
Ik, ambtenaar, constateerde dat op 11 april 2005 de volgende gedraging/overtreding werd verricht: rijden zonder rijbewijs
De betrokkene/verdachte gaf, daarnaar gevraagd op:
Naam: [verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum [geboortedatum]-71
Verklaring verdachte: Ik heb geen rijbewijs, ligt bij parket.
2. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], politie-opsporingsambtenaar van de Politie Regio Gelderland Zuid, Team Heumen, opgemaakte en niet-ondertekende proces-verbaal, genummerd 2025.5156 en gesloten op 6 juli 2005, voor zover inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisant:
Ik, [verbalisant 4], zag/constateerde, dat een persoon op 11 april 2005 op de Broekkant te Malden als bestuurder van een motorrijtuig daarmee heeft gereden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoorde.
3. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], politie-opsporingsambtenaar van de Politie Regio Gelderland Zuid, Team Heumen, niet-ondertekend opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2025.5156 en gesloten op 6 juli 2005, voor zover inhoudende als de bekennende verklaring van verdachte tegenover voornoemde verbalisant:
Ik heb geen rijbewijs, ligt bij het parket. Ik heb maar een klein stukje gereden.
4. een akte van uitreiking gehecht aan het hierna onder 5 vermelde geschrift, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5], brigadier, voor zover inhoudende dat de onder 4 vermelde brief op 19 oktober 2004 in persoon is uitgereikt aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [a-straat 1], welke akte is getekend voor ontvangst.
5. De bij het hierboven onder 4 vermelde bescheid behorende geschrift voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aan verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in het arrondissement Arnhem, zitting houdende te Nijmegen van 15 september 2004 onder meer de bevoegdheid is ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, ingaande op de 21e dag na betekening van dit schrijven.
Ten aanzien van feit 7
1. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], politie-opsporingsambtenaar van de Politie Regio Gelderland Zuid, Team Heumen, niet-ondertekend opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2025.5156 en gesloten op 6 juli 2005, voor zover inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisant:
Ik, [verbalisant 4], zag/constateerde, dat een persoon op 11 april 2005 op de Broekkant te Malden als bestuurder van een motorrijtuig daarmee heeft gereden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoorde.
2. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], politie-opsporingsambtenaar van de Politie Regio Gelderland Zuid, Team Heumen, opgemaakte en niet-ondertekende proces-verbaal, genummerd 2025.5156 en gesloten op 6 juli 2005, voor zover inhoudende als de bekennende verklaring van verdachte tegenover voornoemde verbalisant:
Ik heb geen rijbewijs, ligt bij het parket. Ik heb maar een klein stukje gereden.
3. Het uittreksel, peildatum 11 april 2005, waaruit blijkt dat de auto waarin verdachte reed, gekentekend [CC-DD-00], naam eigenaar [verdachte], niet verzekerd was op 11 april 2005."
6. De bestreden uitspraak houdt onder het hoofd "bewezenverklaring" onder meer het volgende in:
"Door de verdediging is ten aanzien van alle zeven tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de feiten 1,2,4 en 6 is specifiek aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is nu de met betrekking tot die feiten opgemaakte processen-verbaal niet ambtsedig zijn opgemaakt aangezien deze niet zijn ondertekend door de desbetreffende verbalisanten, terwijl de kennisgevingen van bekeuringen niet als een proces-verbaal kunnen gelden nu daaruit niet blijkt dat zij op ambtseed of belofte zijn opgemaakt.
Het hof acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar zijn de uitgetypte processen-verbaal voor de feiten 1,2,4,5, 6 en 7 niet ondertekend, maar deze processen-verbaal - waaruit wel blijkt dat de kennisgevingen van bekeuring op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt - behelzen letterlijk hetgeen in de wél door verbalisanten ondertekende bijgevoegde kennisgevingen van bekeuring staat vermeld, zodat deze stukken in onderling verband en samenhang als proces-verbaal in de zin van artikel 344 lid 1 onder 2 Wetboek van Strafvordering dienen te worden beschouwd. Ook overigens is het hof van oordeel dat, voor zover de lezing van verdachte afwijkend is van de in de processen-verbaal neergelegde weergave van de gebeurtenissen, zijn betoog wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze in de eventueel op te maken aanvulling op het arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen."
7. Het Hof heeft terzake van de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 4, 5 en 6 telkens als eerste twee bewijsmiddelen gebezigd:
(a) een kennisgeving van bekeuring, die onder meer het met de hand geschreven relaas van de verbalisant bevat met betrekking tot het geconstateerde feit, en die gedagtekend is en door de verbalisant persoonlijk is opgemaakt en ondertekend;
(b) een aan deze kennisgeving gehecht proces-verbaal, inhoudende de uitwerking van deze kennisgeving, dat onder meer vermeldt dat de verbalisant een opsporingsambtenaar is en dat het proces-verbaal op ambtseed dan wel ambtsbelofte is opgemaakt. Dit proces-verbaal is niet ondertekend.
8. Gelet op zijn hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof kennelijk per abuis niet vermeld dat het eerste ten aanzien van feit 6 gebezigde bewijsmiddel tevens is gebezigd met betrekking tot feit 7. De Hoge Raad kan de bestreden uitspraak in zoverre verbeterd lezen, zodat hetgeen ik onder 7 heb opgemerkt ook geldt met betrekking tot feit 7.
9. Het middel betoogt dat de hiervoor onder 6 weergegeven overweging van het Hof onjuist is, omdat deze is gebaseerd op de gedachte dat het enkel overtypen van een geschrift met de niet ondertekende toevoeging van "proces-verbaal" en "op ambtseed" kennelijk beide geschriften promoveert tot proces-verbaal in de zin van de wet. Het middel voert verder onder verwijzing naar HR 16 januari 2007, NJ 2007, 67 aan dat deze stukken juist vanwege hun onderlinge samenhang niet eens als elkaar versterkende overige geschriften in de zin van art. 344 lid 1 aanhef en onder 5º Sv mogen worden beschouwd.
10. Voor een goed begrip van de door het middel aangevallen overweging van het hof is een nadere beschouwing van de inhoud van de hiervoor onder 7 bedoelde zich in het dossier bevindende stukken van belang.
11. De onder 7(a) genoemde stukken betreffen voorgedrukte formulieren waarin telkens de rubriek "kennisgeving van bekeuring" is aangekruist en waarin de onderscheiden verbalisanten handgeschreven door hen verrichte waarnemingen van feiten en omstandigheden in de diverse rubrieken vermelden. Deze kennisgevingen zijn telkens gedateerd en voorzien van de handtekening van de verbalisant. Zou in deze kennisgevingen ook zijn vermeld dat deze telkens op ambtseed dan wel ambtsbelofte zijn opgemaakt, dan zouden de kennisgevingen zonder meer reeds op zichzelf als in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal kunnen worden aangemerkt.
12. De onder 7(b) bedoelde stukken betreffen in proces-verbaalvorm opgemaakte computeruitdraaien en vormen uitwerkingen van de hiervoor besproken kennisgevingen. Zij zijn telkens vastgeniet aan de bij de processen-verbaal behorende kennisgevingen. De proces-verbaalnummers en de namen van de verbalisanten komen overeen met die vermeld in de daarmee corresponderende kennisgevingen. Ook de gerelateerde waarnemingen van feiten en omstandigheden komen telkens precies overeen met die vermeld in de bij de uitdraai behorende kennisgevingen. Van belang is verder dat elk proces-verbaal als opmerking van de verbalisant vermeldt dat de bij dit proces-verbaal gevoegde kennisgeving van bekeuring deel uitmaakt van dit proces-verbaal. De processen-verbaal zijn opgemaakt op een latere datum dan die genoemd in de kennisgevingen. Wel vermelden de processen-verbaal dat de verbalisanten politieopsporingsambtenaar zijn en dat zij op ambtseed dan wel ambsbelofte zijn opgemaakt. Verder komen de namen van de verbalisanten die de processen-verbaal hebben opgemaakt telkens overeen met die voorkomende in de bijbehorende kennisgevingen. Zouden de processen-verbaal voorzien zijn van de handtekeningen van de verbalisanten dan zouden deze zonder meer reeds opzichzelf als in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal kunnen worden aangemerkt.
13. De vraag rijst waarom in de voorgedrukte formulieren die onder meer gebruikt worden als kennisgeving van bekeuring, niet standaard is voorgedrukt dat deze op ambtseed dan wel -belofte zijn opgemaakt.(1) Ook is het opmerkelijk waarom is nagelaten de computeruitdraaien in proces-verbaalvorm van een handtekening te voorzien in die gevallen dat de zaak aan de rechter wordt voorgelegd. Daarmee zouden op eenvoudige manier complicaties zoals in deze zaak aan de orde zijn kunnen worden vermeden. Nu dient te worden onderzocht of de door het Hof in de bestreden uitspraak gekozen oplossing voor deze complicaties in cassatie de toets der kritiek kan doorstaan.
14. Art. 344 lid 1 aanhef en onder 2° Sv stelt de eis dat processen-verbaal in de wettelijke vorm zijn opgemaakt. De vormvoorschriften waaraan processen-verbaal van opsporingsambtenaren moeten voldoen zijn te vinden in art. 153 Sv en houden in dat het proces-verbaal door de verbalisant persoonlijk op ambtseed moet worden opgemaakt en ondertekend en moet worden gedagtekend. Het tweede lid van art. 344 bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd door de rechter kan worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.(2)
12. De in art. 153 Sv vervatte eis van ondertekening is een essentieel vereiste; bij gebreke daarvan is er slechts sprake van een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv.(3) Hetzelfde geldt voor het geval dat het proces-verbaal niet op ambtseed is opgemaakt. Deze eis werd door de wetgever gezien als een waarborg voor de waarheid van de inhoud.(4) Genoemde vereisten moeten worden beschouwd tegen de achtergrond van de bijzondere bewijskracht die een ambtsedig proces-verbaal ingevolge art. 344 lid 2 Sv heeft. Een proces-verbaal, inhoudende de waarneming en bevinding van een verbalisant, is in feite een op schrift gestelde getuigenverklaring. Gelet daarop houdt genoemde bepaling een uitzondering in op de "unus testis, nullus testis" regel in. Aan essentiële wettelijke voorwaarden moet dan wel de hand worden gehouden.(5)
13. Ontbreekt de handtekening van de verbalisant onder het proces-verbaal dan kan dit gebrek alleen worden hersteld door het alsnog van de vereiste handtekening te voorzien. Indien in een wel op ambtseed opgemaakt proces-verbaal de expliciete mededeling daarover ontbreekt, onstaat onduidelijkheid over de vraag of dit het geval is. Deze onduidelijkheid kan echter naar mijn mening worden weggenomen door een van de verbalisant afkomstige inlichting daarover alsnog bij het proces-verbaal te voegen.
14. De in het middel onder meer betrokken stelling dat het Hof beide geschriften - dus zowel de hiervoor bedoelde kennisgevingen als de processen-verbaal - promoveert tot proces-verbaal in de zin van de wet berust mijn inziens op een onjuiste lezing van de bestreden uit spraak. Het Hof heeft telkens zowel de kennisgevingen als de processen-verbaal vermeld als gebezigde bewijsmiddelen. Uitdrukkelijk heeft het Hof daarbij echter overwogen dat de uitgetypte processen-verbaal voor de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 weliswaar niet zijn ondertekend, maar dat deze processen-verbaal - waaruit wel blijkt dat de kennisgevingen van bekeuring op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt - letterlijk behelzen wat in de wel door verbalisanten ondertekende bijgevoegde kennisgevingen van bekeuring staat vermeld, zodat deze stukken in onderling verband en samenhang als proces-verbaal in de zin van artikel 344 lid 1 aanhef en onder 2º Sv dienen te worden beschouwd. Daarmee heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat het deze geschriften niet als elkaar versterkende bewijsmiddelen heeft gebezigd, maar dat de niet ondertekende processen-verbaal zijn vermeld omdat daaruit blijkt dat de kennisgevingen op ambtseed dan wel -belofte zijn opgemaakt. Het oordeel van het Hof moet dan ook aldus worden opgevat dat gezien het onderlinge verband en de samenhang tussen de kennisgevingen van bekeuring en de processen-verbaal, de in de laatstbedoelde stukken vervatte mededelingen dat er sprake is van opmaken op ambtseed of ambtsbelofte meebrengen dat deze kennisgevingen van bekeuring als proces-verbaal in de zin van artikel 344 lid 1 aanhef en onder 2º Sv dienen te worden beschouwd. Aldus opgevat geeft dit oordeel naar mijn mening niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
15. Het middel faalt dus.
16. Ten overvloede merk ik op dat ook als mijn zojuist weergegeven opvattingen door de Hoge Raad niet zouden worden gedeeld en de in het middel gewraakte redenering van het Hof geen stand zou kunnen houden, het middel, hoewel in deze veronderstelling terecht voorgesteld, mijns inziens niet tot cassatie zou hoeven te leiden. De tot het bewijs van de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 gebezigde bescheiden kunnen in dat geval weliswaar niet worden aangemerkt als processen-verbaal in de zin van art. 344 lid 1 aanhef en onder 2º Sv, maar wel als andere geschriften in de zin van art. 344 lid 1 aanhef en onder 5º Sv.(6)
17. Art. 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv schrijft voor dat andere geschriften alleen kunnen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen, waarbij een ander bewijsmiddel genoeg is. De Hoge Raad heeft beslist dat het andere bewijsmiddel op zijn beurt een ander geschrift mag zijn.(7)
18. De combinatie van een onder 7(a) en een onder 7(b) genoemde geschrift is op zichzelf niet voldoende voor een toereikende motivering van (één van) de bewezenverklaarde feiten. Weliswaar kunnen beide als ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv worden aangemerkt, maar aangezien de één telkens een uitwerking is van de ander, kan niet worden gesproken van een "ander bewijsmiddel" als bedoeld in genoemde bepaling.(8) Beide geschriften zullen dus slechts als bewijsmiddel kunnen gelden in verband met de inhoud van een ander bewijsmiddel. "Iets" van het in de bedoelde geschriften vastgelegde moet in een ander gebezigd bewijsmiddel worden bevestigd.(9) Aan dit vereiste is in het onderhavige geval telkens voldaan. Terzake van elk van de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 vinden de onder 7 bedoelde geschriften namelijk steun in een ander door het Hof gebezigd bewijsmiddel.
19. Het voorgaande brengt mee dat de bewezenverklaring van genoemde feiten toereikend is gemotiveerd, ook indien de in het middel gewraakte redenering van het Hof in cassatie geen stand zou kunnen houden.
20. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Tegenwoordig is dit wel het geval. Op 1 februari 2008 is namelijk tegelijk met de Wet OM-afdoening de Regeling OM-afdoening in werking getreden. In deze Regeling wordt onder meer de opmaak van het formulier dat wel als kennisgeving van bekeuring wordt gebruikt aangepast. Eén van de wijzigingen houdt in dat standaard wordt voorgedrukt dat het formulier op ambtseed dan wel ambtsbelofte is opgemaakt.
2 Vgl. de conclusie bij HR 16 januari 2007, NJ 2007, 67, onder 7.
3 Vgl. G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 5e, p. 670.
4 Vgl. Melai e.a., art. 153 Sv, aant. 6 (supplement 126, december 2001).
5 Aldus ook A-G Bleichrodt in zijn conclusie onder HR NJ 2007, 67, onder 11.
6 Vgl. G.J.M. Corstens, a.w., p. 670, waarin naar voren komt dat 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv (onder meer) kan worden gezien als vangnet voor defecte processen-verbaal.
7 Vgl. HR 28 september 2004, NJ 2005, 93 en HR NJ 2007, 67.
8 Vgl. HR NJ 2007, 67.
9 Vgl. A. Minkenhof/J.M. Reijntjes, De Nederlandse strafvordering, 9e, p. 366.