Home

Rechtbank Amsterdam, 07-10-2010, BN9737, 13/467470-08 (zaak A), 13/420052-09 (zaak B), 13/774103-10 (zaak C)

Rechtbank Amsterdam, 07-10-2010, BN9737, 13/467470-08 (zaak A), 13/420052-09 (zaak B), 13/774103-10 (zaak C)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
7 oktober 2010
Datum publicatie
8 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN9737
Formele relaties
Zaaknummer
13/467470-08 (zaak A), 13/420052-09 (zaak B), 13/774103-10 (zaak C)

Inhoudsindicatie

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 2001 tot en met 2008 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruiken en mishandelen van (enkele) van zijn toenmalige vriendinnen, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Deze meisjes hadden problemen thuis of bevonden zich anderszins in een kwetsbare positie. Verdachte heeft door zijn handelen, mede gelet op zijn postuur, een groot overwicht gekregen op deze veelal jongere en kleinere meisjes waardoor zij zich moeilijk konden onttrekken aan de relatie en het daarin voorkomende misbruik en/of geweld. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en tevens wordt aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/467470-08 (zaak A), 13/420052-09 (zaak B), 13/774103-10 (zaak C) (ter terechtzitting gevoegd) (PROMIS)

Datum uitspraak: 7 oktober 2010

op tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank [geboorteplaats], meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1985,

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Weg" te Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van

17 juni 2010 en 24 september 2010. Hieraan zijn zogeheten 'pro forma-zittingen' voorafgegaan op 29 april 2009, 23 juli 2009, 14 oktober 2009, 4 januari 2010 en 30 maart 2010.

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C. Zaak B dient als hoofdzaak aangemerkt te worden.

Bij tussenuitspraak van 1 juli 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst. Het onderzoek op de terechtzitting is voortgezet op 24 september 2010.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. B. van Roessel en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.J. Hardonk en

door de verdachte naar voren is gebracht.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging van

17 juni 2010, ten laste gelegd dat

In de zaak met parketnummer 467470-08 (zaak A):

Feit 1:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met

9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of London, Engeland (telkens) door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [naam 1] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte (telkens) die [naam 1] (met kracht) eenmaal of meermalen op en/of tegen het hoofd en/of armen en/of benen en/of buik en/of elders tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of aan de haren getrokken en/of die [naam 1] op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) op die [naam 1] is gaan zitten en/of de keel van die [naam 1] heeft dichtgeknepen en/of dicht gehouden en/of in die keel heeft geknepen en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen het lichaam van die [naam 1] heeft geduwd en/of gehouden en/of tegen die [naam 1] heeft gezegd:"Ik ga je vermoorden" en/of ik gooi je in een put" en/of "Ik ga je moeder iets aandoen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [naam 1] heeft uitgeoefend en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [naam 1] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of zich op te houden in de nabijheid van [naam 1] en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of teksten op haar lichaam te schrijven en/of door haar op te dragen bepaalde

(verhullende) kleding te dragen en/of zich niet te scheren en/of zich niet vaak te wassen en/of er voor mannen onaantrekkelijk uit te zien en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en/of niet zou doen wat hij wilde en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [naam 1] had en/of te dreigen met slaan als zij niet keek of dat ze het leuk en/of lekker vond en/of te dreigen die films te verspreiden in Amsterdam Noord als zij bij hem weg zou gaan en/of door haar op te sluiten en/of door haar hoer te noemen en/of te zeggen dat zij dom is en/of (aldus) voor die [naam 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en bestaande dat sexueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] (telkens) hierin/hieruit dat hij, verdachte die [naam 1] gedwongen heeft te dulden dat hij, verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [naam 1] heeft geduwd en/of gebracht.

Artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 2

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met

9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of London, Engeland (telkens) opzettelijk heeft mishandeld zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam 1], door (met kracht) eenmaal of meermalen te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd en/of armen en/of benen en/of buik en/of (elders) tegen het lichaam van die [naam 1] en/of aan de haren te trekken en/of door die [naam 1] op een bed te gooien en/of door (vervolgens) op die [naam 1] te gaan zitten en/of door de keel van die [naam 1] dicht te knijpen en/of dicht te houden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Artikel 304 Wetboek van Strafrecht

Feit 3

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met

9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk (telkens) [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen het lichaam van die [naam 1] geduwd en/of gehouden en/of voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden" en/of "ik gooi je in een put" en/of "Ik ga je moeder iets aandoen", althans woorden van die dreigende aard en/of strekking", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Artikel 285 Wetboek van Strafrecht

In de zaak met parketnummer 420052-09 (zaak B):

Feit 1

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/ of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [naam 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 2], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [naam 2] geduwd en/of gebracht, en bestaande dat geweld en of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [naam 2] op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of getrapt en/of aan de haren van die [naam 2] heeft getrokken en/ofdie [naam 2] de kleren van het lijf heeft gerukt en/of getrokken en/of die [naam 2] van een rijdende brommer heeft gegooid/geduwd, althans geprobeerd heeft haar van een rijdende brommer te gooien/duwen en/of die [naam 2] een mes op het lichaam heeft gezet en/of aan de haren heeft getrokken en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op die [naam 2] door zijn lengte en/of gewicht [waardoor die [naam 2] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychisch overwicht en/of psychische druk heeft uitgeoefend op die [naam 2] door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en niet zou doen wat hij wilde en/of door tegen die [naam 2] te zeggen dat zij alleen een joggingbroek en/of een spijkerbroek mocht dragen en geen topjes en/of andere blote kleding en/of dat hij, verdachte, als die [naam 2] weg zou gaan bij hem,verdachte, hij de moeder en/of vader en/of zus en/of de honden van die [naam 2] iets zou aandoen en/of (aldus) voor die [naam 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 2

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, met [naam 2], geboren op [datum] 1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,

(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 2], zijnde hij, verdachte, (telkens) met zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [naam 2] binnengedrongen en/of hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of mondvan die [naam 2] geduwd en/of gebracht.

artikel 245 Wetboek van Strafrecht

Feit 3

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland opzettelijk mishandelend [naam 2] op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of getrapt en/of door een park heeft gesleurd en/of heeft vastgepakt, waardoor voornoemde [naam 2] letsel

heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

artikel 300 Wetboek van Strafrecht

Feit 4

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 4], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn (stijve), penis in de vagina van die [naam 4] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [naam 4] in het gezicht op en/of tegen de rug en/of de buik en/of de knieën

en/of elders op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of die [naam 4] op een bed heeft geduwd en/of met kracht de kleding van die [naam 4] heeft uitgetrokken en/of die [naam 4] van een rijdende scooter/brommer heeft afgeduwd en/of door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [naam 4] heeft uitgeoefend en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [naam 4]heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of

haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde ( verhullende) kleding te dragen en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en niet zou doen wat hij wilde en/of te dreigen voor de trein te springen en/of tegen een boom te rijden en/of (aldus) voor die [naam 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 5

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot 1 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland, met [naam 3], geboren op [geboortedatum] 1987, die de leeftijd van twaalf jarenmaar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 4], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [naam 4] geduwd en/of gebracht.

artikel 245 Wetboek van Strafrecht (oud)

Feit 6

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [naam 3] in het gezicht en/of op en/of tegen de rug en/of de buik en/of de knieën en/of elders op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [naam 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

artikel 300 Wetboek van Strafrecht

Feit 7

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 4], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of in de mond van die [naam 4] geduwd en/of gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [naam 4] (hard) in haar borsten en/of vagina en/of been heeft geknepen en/of op en/of tegen het gezicht en/of rug en/of been(en) en/of billen en/of arm(en)en/of buik en/of elders op het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren van die [naam 4] heeft getrokken en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of die [naam 4] achter zijn, verdachtes, scooter/brommer heeft aangesleurd en/of met kracht op zijn, verdachtes, scooter/brommer heeft getrokken en/of van de brommer heeft geprobeerd af te duwen en/of en/of het hoofd van die [naam 4] heeft vastgepakt en/of geduwd naar zijn verdachte's (stijve) penis en (aldus) die [naam 4] gedwongen heeft hem, verdachte,te pijpen en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op die [naam 4] door zijn lengte en/of gewicht [waardoor die [naam 4] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychisch overwicht en/of psychische druk op die [naam 4] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch contact en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/ofte dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en/of niet zou doen wat hij wilde en/of haar te verbieden naar school te gaan en/of zich op te maken en/of haar haar leuk te doen en/of die [naam 4] niet over haar eigen geld laten beschikken en/of teksten op haar lichaam te schrijven en/of

(aldus) voor die [naam 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 8

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 april 2003 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, (telkens) met [naam 4], geboren op [geboortedatum] 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit en/ of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 4], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of in de mond van die [naam 4] geduwd en/of gebracht.

artikel 245 Wetboek van Strafrecht

Feit 9

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 (telkens) te Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [naam 4] tegen en/of op het gezicht en/of de arm(en) en/of been(en) en/of rug en/of billen en/of buik en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of in de keel en/of in een been en/of in de vagina van die [naam 4] heeft geknepen en/of die [naam 4] aan haar haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [naam 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

artikel 300 Wetboek van Strafrecht

Feit 10

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam 5]

heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 5], hebbende verdachte (telkens) een of meer vingers en/of zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [naam 5] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [naam 5] geduwd en/of gebracht, bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)(telkens) hierin dat verdachte die [naam 5] tegen het hoofd en/of been(en)en/of arm(en) en/of rug en/of buik en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren getrokken en/of aan de haren door het huis gesleurd en/of een riem in de richting van en/of tegen het gezicht van die [naam 5] heeft gegooid

en/of het hoofd van die [naam 5] heeft beetgepakt en/of een mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel van die [naam 5] heeft gezet en/of getoond en/of een kussen op het hoofd van die [naam 5] heeft geduwd en/of die [naam 5] met een mes en/of een schroevendraaier, althans met enig scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken en/of (hard) in de keel en/of de hals van die [naam 5] heeft geknepen en/of een vuurwapen, of daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [naam 5] en/of heeft gezegd een vuurwapen te hebben en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op de [naam 5] door zijn lengte en/of gewicht [ waardoor die [naam 5] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [naam 5] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contacten met haar te hebben en/of door haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde ( verhullende) kleding te dragen en/of die [naam 5] te dreigen met geweld en/of de dood en/of iets aan te doen en/of te dreigen de moeder en/of stiefvader/vader en/of broer van die [naam 5] te doden, althans wat aan te doen, (als die [naam 5] niet deed wat verdachte wilde) en/of

door tegen die [naam 5] te zeggen dat die [naam 5] de sleutels van haar huis moest laten namaken en/of

dat die [naam 5] geen sieraden meer om mocht en/of door tegen die [naam 5] te vertellen dat hij, verdachte, het liefst had dat zij de kleren van verdachte droeg en/of dat die [naam 5] geen rokjes mocht dragen en/of niet met haar vrienden mocht omgaan en/of dat die [naam 5] bij, hem verdachte, thuis moest douchen en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [naam 5] had

en/of te dreigen die opnames op internet te zetten en/of (aldus) voor die [naam 5] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 11

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, met [naam 5], geboren op [geboortedatum] 1990, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten

echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 5], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, (stijve) penis en/of een of meer vingers in de vagina van die [naam 5] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [naam 5] geduwd en/of gebracht.

artikel 245 Wetboek van Strafrecht

Feit 12

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [naam 5] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of been(en) en/of arm(en) en/of rug en/of buik en/of

elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren heeft getrokken en/of in de hals en/of in de nek en/of in de keel van die [naam 5] heeft geknepen en/of die [naam 5] met een mes en/of een schroevendraaier, althans met enig scherp en/of puntig voorwerp, in een been en/of heup en/of bil, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of een riem in de richting van en/of tegen het gezicht van die [naam 5] gegooid, waardoor voornoemde [naam 5] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

artikel 300 Wetboek van Strafrecht

In de zaak met parketnummer 13/ 674103-10 (zaak C):

Feit 1

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [naam 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 6], hebbende verdachte die [naam 6] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer vibrator(s) en/of een of meer (andere) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [naam 6] duwde en/of bracht, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)

- die [naam 6] in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of een of meer (scheen)be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagenen/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of

- haar armen heeft vastgehouden en/of haar kleren van haar lichaam gescheurd en/of getrokken en/of haar benen uit elkaar geduwd en/of

- op een of meer (scheen)be(e)n(en) van die [naam 6] is gesprongen en/of

- die [naam 6] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in een been, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of

- die [naam 6] heeft gewurgd, althans met zijn hand(en) haar keel(stevig) heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of

- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [naam 6] heeft gehouden en/of

- die [naam 6] een of meermalen van een trap heeft geduwd en/of gegooid en/of

- aan de haren van die [naam 6] heeft getrokken en/of

- door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [naam 6] heeft uitgeoefend en/of

- psychisch overwicht en/of psychische druk heeft uitgeoefend op die [naam 6] door haar te isoleren en/of controleren en/of gangen na te gaan en/of te verbieden en/of te beletten gebruik te maken van MSN en/of haar moeder te bellen en/of met anderen contact te hebben en/of te eten en/of naar haar werk en/of school te gaan en/of door zich vaak op te houden in de nabijheid van die[naam 6] en/of vaak telefonisch contact met die [naam 6] op te nemen (onder meer als zij bij haar moeder was) en/of door haar (alleen nog maar) aan te spreken met hoer en/of door haar te verbieden op de bank te zitten en/of haar (zonder dekens of kussens) (naakt) op de grond te laten slapen en/of tegen haar te zeggen dat zij vies en/of dik en/of lelijk is en/of in haar gezicht te spugen en/of te dreigen haar moeder dood en/of aan te rijden en/of te dreigen een of meer van haar ouder(s) te doden, althans iets aan te doen, en/of door te dreigen die [naam 6] te doden en/of te laten verkrachten door negers en/of Marokkanen en/of door zich op te houden op of nabij het werk van die [naam 6] en/of die [naam 6] bijna uit een rijdende auto te duwen en/of te dreigen die [naam 6] uit de auto te gooien als zij niet zou doen wat hij,verdachte, wil en/of tegen de moeder van die [naam 6] te zeggen dat die [naam 6] haar ouders

niet wil zien en/of niks met haar ouders te maken wil hebben en/of te zeggen dat hij, verdachte, een pistool heeft en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [naam 6] had

en/of (aldus) voor die [naam 6] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Artikel 242 Wetboek van Strafrecht

Feit 2

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) aan [naam 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, in elk geval een of meer, botbreuken in haar (scheen)been en/of een scheurtje in haar onderrug en/of een of meer scheurtje(s) in haar scheenbeen en/of nek, heeft toegebracht, door (telkens) met dat opzet op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [naam 6] te springen en/of die [naam 6] tegen de (scheen)be(e)n(en) te trappen en/of schoppen, en/of tegen het lichaam van die [naam 6] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of trappen en/of die [naam 6] van de trap te gooien en/of te duwen;

Artikel 302 Wetboek van Strafrecht

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [naam 6] is gesprongen en/of tegen een of meer van de (scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of (elders) tegen het lichaam van die [naam 6] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of die [naam 6] van de trap heeft gegooid en/of geduwd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar been, in elk geval in haar lichaam, heeft gestoken en/of haar heeft gewurgd, althans (met kracht) met zijn hand(en) haar keel heeft dichtgeknepen (gehouden).

Artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) opzettelijk mishandelend [naam 6] op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [naam 6] is gesprongen en/of tegen een of meer van de (scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of die [naam 6] van de trap heeft gegooid en/of geduwd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar been, in elk geval in haar lichaam, heeft gestoken en/of haar heeft gewurgd, althans (met kracht) met zijn hand(en) haar keel heeft dichtgeknepen (gehouden), waardoor voornoemde [naam 6] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Artikel 300 Wetboek van Strafrecht

Feit 3

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, [naam 6] en/of [naam 7] (de moeder van [naam 6]) en/of de vader van [naam 6], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of verkrachting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend tegen die [naam 6] gezegd dat hij haar moeder dood zou rijden en/of een of meer van haar ouder(s) zou doden, althans iets aan zou doen en/of haar ([naam 6]) zou doden en/of zou laten verkrachten door negers en/of Marokkanen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Artikel 285 Wetboek van Strafrecht

2. Voorvragen

2.1. Geldigheid dagvaarding, bevoegdheid rechtbank, schorsing van de vervolging

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

2.2. Ontvankelijkheid openbaar ministerie

2.2.1. De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is ten aanzien van de vervolging van de feiten 10, 11 en 12 in zaak B, omdat de zaak onder parketnummer 15/630843-05 door het openbaar ministerie te Haarlem is geseponeerd wegens onvoldoende wettig bewijs. De huidige aangifte van aangeefster [naam 5] betreft dezelfde feiten als in 2005. Zijn cliënt mag niet opnieuw voor dezelfde feiten worden vervolgd. De officier van justitie dient dan ook voor deze feiten niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.2.2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is omdat geen sprake is van een hernieuwde vervolging voor dezelfde feiten. De vervolging in Haarlem betrof twee feiten, te weten poging tot zware mishandeling (artikel 45 juncto artikel 302 van het WvSr) en bedreiging (artikel 285 van het WvSr). Voor die feiten is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld voor de periode van 9 tot en met

11 november 2005. De vordering bewaring waarop deze feiten betrekking had, is destijds afgewezen. In de huidige procedure wordt verdachte voor andere feiten vervolgd dan waarvoor destijds is geseponeerd, te weten verkrachting (artikel 242 van het WvSr), seksueel misbruik terwijl [naam 5] de leeftijd tussen de 12 en 16 jaar had (artikel 245 van het WvSr) en mishandeling (artikel 300 van het WvSr).

Als de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een hernieuwde vervolging, omdat in 2005 ten laste was gelegd dat verdachte met een mes in het been van [naam 5] had gestoken, dan geldt nog steeds dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. Met de ontvangst van de sepotbrief uit Haarlem van 28 februari 2008 was het verdachte immers duidelijk dat op basis van nieuwe feiten en omstandigheden de sepotbeslissing kon worden herzien. Die nieuwe feiten en omstandigheden zijn er door het bewijsmateriaal dat is verzameld nadat [naam 1] zich bij de politie in Amsterdam heeft gemeld in september 2008. Deze nieuwe bewijzen werpen een ander licht op de (Haarlemse) zaak en naderhand in 2008 door [naam 5] genoemde feiten en omstandigheden en rechtvaardigen de huidige vervolging, aldus de officier van justitie.

2.2.3. De rechtbank overweegt als volgt.

De vordering tot inbewaringstelling van de officier van justitie te Haarlem van 11 november 2005 had betrekking op de verdenking dat verdachte in de maand juli 2005 te Purmerend

[naam 5] met een mes in het been heeft gestoken en in de periode van 1 juni 2005 tot en met 30 september 2005 te Purmerend [naam 5] en/of haar familie heeft bedreigd met de woorden: "Ik schiet jouw moeder dood. Ik rijd mijn auto in de woning van je ouders." Deze feiten zijn - nadat de vordering tot inbewaringstelling was afgewezen - geseponeerd.

De aan verdachte thans ten laste gelegde feiten inzake [naam 5] betreffen grotendeels een ander feitencomplex dan waarvoor verdachte in 2005 is vervolgd. Voor dit deel is van hernieuwde vervolging geen sprake. Dit leidt uitzondering voor zover de volgende handelingen zijn ten laste gelegd:

- dat verdachte [naam 5] in juli 2005 in Purmerend met een mes in het been zou hebben gestoken en gedreigd zou hebben haar moeder dood te schieten en met een auto haar huis binnen te rijden in de periode van 1 juni 2005 tot en met 30 september 2005 in Purmerend.

De rechtbank is evenwel van oordeel dat met betrekking tot deze handelingen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, in de vorm van de verklaringen van [naam 8], die een hernieuwde vervolging met betrekking tot deze feiten rechtvaardigen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie in zaak B, feiten 10, 11 en 12 ontvankelijk is in zijn vervolging. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

2.2.4. De officier van justitie heeft voor feit 6 in zaak B (mishandeling [naam 3]) gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege de omstandigheid dat het feit is verjaard.

2.2.5. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit feit is verjaard. Gelet op de tenlastegelegde pleegperiode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 had in ieder geval voor 19 oktober 2008 een daad van vervolging moeten worden verricht, hetgeen niet is gebeurd. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren voor feit 6 in zaak B.

2.2.6. Om dezelfde reden heeft de officier van justitie ook een gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid gevorderd voor feit 9 in zaak B (mishandeling [naam 4]). De rechtbank volgt de officier van justitie ook hierin en zal haar voor zover het de periode voorafgaand aan 21 maart 2003 betreft dan ook niet-ontvankelijk voor feit 9 in zaak B verklaren.

3. De bewijsgaring

3.1. De rechtmatigheid van de bewijsgaring

De raadsman heeft primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat alle verklaringen van de aangeefsters uitgesloten dienen te worden van het bewijs vanwege onherstelbare ernstige vormverzuimen bij het horen van aangeefsters in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De raadsman heeft in dit verband betoogd dat de verklaringen van de aangeefsters niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Er is gehandeld in strijd met het fair trial beginsel, althans met de beginselen van een goede procesorde als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

De processen-verbaal van verhoor zijn volgens de raadsman opgemaakt in strijd met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2008A031, hierna: Aanwijzing 2008A031), in werking getreden op 1 januari 2009 en het rapport van de Landelijke Expertisegroep bijzondere Zedenzaken (Nierop & Van den Eshof, 2008).

De raadsman heeft gesteld dat sprake is van beïnvloeding door de verbalisanten en door aangeefsters van elkaar, nu er, voorafgaande aan hun verklaringen, een gezamelijke bijeenkomst is geweest op het politiebureau. Daardoor zijn alle verklaringen van aangeefsters tegenover de politie en nadien tegenover de rechter-commissaris onbetrouwbaar en dienen deze verklaringen te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman. Van de bijeenkomst is bovendien in strijd met Aanwijzing 2008A031, behalve in zeer algemene termen, geen verslag gemaakt. Ook is, eveneens in strijd met Aanwijzing 2008A31 verzuimd een bandopname te maken van de aangiften.

De officier van justitie heeft tegen het standpunt van de raadsman het volgende ingebracht.

De aangiften in onderhavige zaak hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van Aanwijzing 2008A031. De vigerende Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2005A001, hierna Aanwijzing 2005A001) bevat eveneens als eisen: een informatief gesprek en het opnemen op band van de aangifte, mits sprake is van seksueel misbruik in een afhankelijkheidssituatie. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat tussen verdachte en aangeefsters geen afhankelijkheidsrelatie bestond in de zin van de Aanwijzing 2005A001.

In het geval de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van een afhankelijkheidsrelatie, dient volgens de officier van justitie in aanmerking te worden genomen dat in het geval van de aangifte door [naam 1] er een acute situatie bestond waardoor de genoemde eisen niet gelden.

De bijeenkomst op het politiebureau met een aantal van de aangeefsters moet worden gezien als een gezamenlijk informatief gesprek. Deze aanpak wordt door de Aanwijzing niet uitgesloten en wordt gerechtvaardigd door de uitzonderlijke aard van de zaak. Deze handelwijze kan niet als onrechtmatige bewijsgaring worden aangemerkt. Wel heeft de politie verzuimd om vast te leggen wie - buiten de potentiële aangeefsters - nog meer bij de gezamenlijke bijeenkomst aanwezig waren. Dit dient echter geen juridische consequenties te hebben, nu hierdoor geen belangen van verdachte zijn geschaad mede gezien de informatie die bij de verhoren bij de rechter-commissaris hierover naar voren is gekomen.

Verder zijn de verhoren van [naam 6] als getuige, en van [naam 1], [naam 4] en [naam 2] als aangeefsters niet op band opgenomen. Als dat al zou hebben moeten gebeuren, dan geldt dat de verdediging alle ruimte heeft gehad om op andere wijze de betrouwbaarheid van deze verklaringen te controleren. Nu alle betrokkenen zijn gehoord bij de rechter-commissaris, zijn de belangen van verdachte niet geschonden en is er geen reden voor bewijsuitsluiting van deze verklaringen.

De rechtbank oordeelt als volgt.

De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat in de onderhavige zaak geen sprake is van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie, zoals bedoeld in de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2005A001), die volgens de rechtbank hier van toepassing is. Aanwijzing 2005A031 bevat geen nadere uitleg van het begrip afhankelijkheidsrelatie. Wel is neergelegd dat van een afhankelijkheidsrelatie in ieder geval sprake is in gevallen van ontucht met misbruik van gezag die in artikel 249 van het WvSr worden genoemd.

De rechtbank is van oordeel dat voor de vraag of de politie in een concreet geval had dienen vast te stellen dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in de Aanwijzing, de precieze aard van de relatie en feitelijke verhouding tussen partijen niet bepalend kan zijn. Een van de doelen van Aanwijzing 2005A031 is kennelijk het stellen van zorgvuldigheidswaarborgen voor de vroege fase van de opsporing, waarin informatie over de precieze aard van de relatie vaak ontbreekt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bijzondere vereisten die de Aanwijzing stelt, slechts dienen te gelden in die gevallen waarin de dader aan zijn hoedanigheid of functie zodanig gezag of overwicht ontleent dat de veronderstelling gerechtvaardigd is dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen de dader en de (potentiële) aangever (zoals in de gevallen bedoeld in artikel 249 WvSr). Dit brengt mee dat er geen verplichting bestond om alle verklaringen van aangeefsters op band op te nemen. Voorts kan niet uit enige rechtsregel een verbod worden afgeleid voor een gezamenlijk informatief gesprek, zoals dat in de onderhavige zaak met de aangeefsters [naam 3], [naam 4], [naam 2] en [naam 5] heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat sprake is van onrechtmatige bewijsgaring.

3.2. Met betrekking tot de bewijsgaring voor het overige

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie is van oordeel dat de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en dat geen sprake is van wederzijdse beïnvloeding. Naast de overige bewijsmiddelen kunnen de verklaringen van aangeefsters over en weer als steunbewijs in elkaars zaak dienen. Er komt namelijk een patroon naar voren dat mederedengevend dient te zijn voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. Dat patroon is als volgt te schetsen. De zes aangeefsters, van wie vier destijds minderjarig en een aantal jonger dan verdachte, hebben (na elkaar) een relatie van een aantal maanden met verdachte. De verklaringen van aangeefsters tonen sterke overeenkomsten met betrekking tot de ontwikkeling en het eindigen van de relatie met verdachte. In onderling verband bezien komt verdachte hieruit naar voren als een dominante man, die gewelddadig, jaloers, bezitterig en controlerend gedrag vertoont en seksueel misbruik maakt van aangeefsters. Dit uit de aangiftes naar voren komende algemene beeld van verdachte dient bij te dragen aan het bewijs van alle tenlastegelegde feiten. Het is een beeld dat wordt ondersteund door de politiemutaties en diverse getuigenverklaringen. Daarnaast kunnen meer specifiek de aangiftes die op kenmerkende punten overeenkomsten vertonen, zoals bijvoorbeeld het mishandelen, het belgedrag, het schrijven met viltstift op het lichaam of het filmen van de seks, als schakelbewijs dienen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft (subsidiair) integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit vanwege onvoldoende bewijs. De verklaringen van [naam 1], [naam 6], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5] zijn niet betrouwbaar en kunnen niet als schakelbewijs ten opzichte van elkaar worden gebruikt.

Ten aanzien de tenlastegelegde feiten met betrekking tot artikel 245 van het WvSr heeft de raadsman gesteld dat geen sprake was van ontuchtige handelingen nu het om vrijwillig contact ging tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen, er sprake was van een affectieve relatie en er geen aanleiding is om aan te nemen dat aangeefsters de handelingen tegen hun zin hebben verricht, dan wel een ondergeschikte positie ten opzichte van verdachte hebben gehad.

In het dossier bevinden zich telefoongesprekken, foto's, films, liefdesbrieven tussen verdachte en de verschillende aangeefsters. Uit de stukken blijkt dat verdachte, toen hij met deze meisjes verkering had, stapelverliefd op hen was. Deze verliefdheid was (toen) wederzijds. Nergens blijkt dat de relaties niet gelijkwaardig waren. Het leeftijdsverschil tussen verdachte en de aangeefsters was zeer gering. Tijdens de verkering hebben verdachte en de aangeefsters ook seks met elkaar gehad. Deze relaties en ook de seksuele dimensie daarvan, hebben vrijwillig plaatsgevonden en met wetenschap en goedkeuring van de ouders van de aangeefsters. Deze ouders verklaren ook bij de rechter-commissaris dat er toen en nu geen bezwaar bestond op basis van het leeftijdsverschil tegen de relatie tussen verdachte en hun dochters. Ook de aangeefsters zelf hebben toen bij hun ouders niet aangegeven dat het seksuele contact met verdachte niet vrijwillig was.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor geschetste gang van zaken met betrekking tot de gezamenlijke informatieve bijeenkomst een rol dient te spelen bij de individuele beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters. Bij die beoordeling is bovendien van belang dat diverse aangeefsters elkaar kennen en dat sommige aangeefsters al langer met elkaar bevriend zijn. Wederzijdse beïnvloeding kan aldus gemakkelijk - ook ongemerkt - plaatsvinden. De vaststelling dat in deze zaak beïnvloeding van aangeefsters over en weer mogelijk is, maakt niet dat de door hen afgelegde verklaringen op voorhand niet bruikbaar zijn. Dit maakt het wel extra noodzakelijk om de afgelegde verklaringen kritisch op hun betrouwbaarheid en verankering in andere bewijsmiddelen te beoordelen.

Het gebruik van schakelbewijs bij een bewijsconstructie kan zijn toegestaan, als de feitelijke gang van zaken bij het tenlastegelegde feit op essentiële punten overeenkomt met de feitelijke gang van zaken bij andere tenlastegelegde feiten. Deze overeenkomsten kunnen het gedrag van de verdachte en de context waarbinnen de feiten zijn begaan betreffen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat schakelbewijs met de nodige behoedzaamheid dient te worden toegepast. De rechtbank zal daarom als uitgangspunt nemen dat een of meer overeenkomstige feiten zonder gebruik van schakelbewijs deugdelijk moeten zijn bewezen, alvorens schakelbewijs kan worden toegepast.

Met betrekking tot artikel 245 van het WvSr - ontucht met iemand tussen de 12 en 16 jaar - overweegt de rechtbank het volgende.

In zijn arrest van 30 maart 2010 (LJN BK4794) heeft de Hoge Raad met betrekking tot artikel 245 overwogen dat blijkens de wetsgeschiedenis, artikel 245 van het WvSr strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 van het WvSr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. In dit opzicht geldt als maatstaf of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, komt het in belangrijke mate aan op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.

Het gerechtshof te 's Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 3 januari 2007 (LJN AZ7135) met betrekking tot artikel 245 van het WvSr onder meer overwogen dat van seksuele gedragingen tussen leeftijdgenoten, ook als die zijn begonnen als een seksuele verkenningstocht door het slachtoffer, niet meer kan worden gezegd dat aan het seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, wanneer door het slachtoffer de regie over de situatie wordt verloren en daar door de verdachte gebruik van wordt gemaakt. Van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen is dan geen sprake meer.

De rechtbank sluit zich bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten, voor zover artikel 245 van het WvStr betreffende, bij de redenering in deze arresten aan.

4. Vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder de volgende punten is tenlastegelegd:

Zaak A

- feit 1 (verkrachting [naam 1]);

- en feit 2 (bedreiging [naam 1]).

Zaak B:

- feit 1 (verkrachting [naam 2]);

- feit 4 (verkrachting [naam 3]);

- feit 7 (verkrachting [naam 4]);

- feit 8 (ontuchtige handelingen [naam 4]) en

- feit 10 (verkrachting [naam 5]).

Zaak C:

- feit 1 (verkrachting [naam 6]);

- feit 2 (zware mishandeling en/of poging zware mishandeling en/of mishandeling [naam 6]);

- feit 3 (bedreiging [naam 6]).

De verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken.

De rechtbank zal in paragraaf 5 deze beslissingen nader motiveren.

5. Waardering van het bewijs

5.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

De strafzaak tegen verdachte is gaan lopen op het moment dat [naam 1] op 9 september 2008 aangifte deed terzake verkrachting, mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging door verdachte, haar toenmalige (ex)vriend. Verdachte is aangehouden en in bewaring gesteld (in zaak A). De bewaring is direct onder voorwaarden geschorst. Tijdens het hierna volgende politie-onderzoek kwamen mutaties naar voren met betrekking tot ex-vriendinnen van verdachte, te weten: [naam 3], [naam 4], [naam 2], [naam 5] en [naam 6]. Op 22 september 2008 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden op het politiebureau door twee verbalisanten met [naam 3], [naam 5], [naam 4] en [naam 2] gezamenlijk. Door hen is vervolgens aangifte tegen verdachte gedaan met betrekking tot de nu ten laste gelegde feiten. [naam 6] heeft op 7 oktober 2008 een getuigenverklaring afgelegd, maar geen aangifte gedaan. Op 19 januari 2009 is verdachte aangehouden op grond van de feiten, opgenomen in zaak B.

Verdachte heeft met alle aangeefsters verkering en seks gehad.

De rechtbank zal voor de overzichtelijkheid (nu de officier van justitie die volgorde heeft gehanteerd) per aangeefster in volgorde van chronologie de tenlastegelegde feiten bespreken en ook daar kort en zakelijk de standpunten van de officier van justitie en raadsman weergeven.

5.2. De tenlastegelegde feiten met betrekking tot [naam 3] (feiten 4, 5, 6 in zaak B)

a) Standpunt officier van justitie.

De officier van justitie acht feit 4 (verkrachting, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van [naam 4] bij de politie en de rechter-commissaris zijn uitgebreid en gedetailleerd. Met betrekking tot de eerste keer seks concludeert de officier van justitie op basis van de verklaring van [naam 4] dat [naam 4] door het geweld van verdachte en zijn fysieke overwicht is gedwongen tot seks. Dat geldt ook voor de andere keren dat verdachte seks heeft gehad met [naam 4]. Al vrij snel na het begin van de relatie is verdachte begonnen met het frequent gebruik van geweld tegen haar. Voor de eerste keer seks vertoonde verdachte ook al controlerend gedrag en na de eerste keer seks vertoonde hij manipulerend en chanterend gedrag. Verdachte maakte daarnaast ook gebruik van geweld of bedreiging daarmee. De tweede keer dat verdachte en [naam 4] seks hebben, is op de bruiloft van de zus van verdachte ongeveer twee maanden na het begin van de verkering. Uit de aangifte blijkt dat verdachte zijn hand op haar mond heeft gehouden en uit de verklaring van [naam 4] bij de rechter-commissaris blijkt duidelijk van haar angst om te kikken. Na de bruiloft voelt [naam 4] alleen nog maar angst voor verdachte. In die periode had verdachte volgens [naam 4] ook seks met haar ondanks dat zij telkens aangaf dat zij niet wilde. De verklaring van [naam 4] wordt ondersteund door de verklaringen van [naam 9], haar moeder [naam 10], haar oom [naam 11] en de verklaring van de moeder van verdachte. De politiemutaties uit de periode van juni 2002 tot en met september 2002 bevestigen het controlegedrag van verdachte. Zijn gewelddadig of daarmee dreigende gedrag blijkt voorts ook uit de bedreigingen van [naam 12] (verklaring van een vriendin van [naam 4] op 8 september 2002) en haar begeleidster [naam 13]. Ook blijkt uit de mutaties dat verdachte heeft gedreigd met een knuppel (melding [naam 14]). Daarnaast maakt de moeder van verdachte melding van agressief gedrag van haar zoon en verzoekt om hulp. Tot slot acht de officier van justitie het gelijksoortige relatiepatroon dat uit de verklaringen van alle aangeefsters naar voren komt ondersteunend voor de conclusie dat [naam 4] geloofwaardig is. De verklaring van [naam 4] komt overeen met alle andere wat betreft het gebruik van geweld.

Concluderend is de officier van justitie van mening dat verdachte door zijn gedrag opzettelijk heeft veroorzaakt dat [naam 4] seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Zeker gelet op haar jonge leeftijd leverden de gedragingen van verdachte een zodanig lichamelijk en geestelijk overwicht op, en werd voor haar een bedreigende situatie gecreëerd, dat [naam 4] daaraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde aan verdachtes wensen te voldoen. Door gebruik te maken van geweld en zijn overwicht heeft verdachte veroorzaakt dat zij onder de door hem uitgeoefende druk en veroorzaakte angst is bezweken en tegen haar wil telkens de seksuele handelingen heeft ondergaan.

Ook feit 5 (ontuchtige handelingen met iemand tussen de 12-16 jaar, meermalen gepleegd) acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. [naam 4] was in de pleegperiode tussen de 12 en 16 jaar oud. Ook is duidelijk dat sprake is geweest van seksuele handelingen, namelijk het brengen van de penis in de vagina. [naam 4] en verdachte scheelden qua leeftijd twee tot drie jaar. Dat zowel [naam 4] als haar moeder hiermee geen moeite hadden, is niet relevant. Kernpunt is dat de inhoud van de relatie volgens de officier van justitie als strijdig met de sociaal-ethische norm is te kwalificeren. Een veertienjarige functioneert en ontwikkelt zich op een ander niveau dan een zestienjarige. De aard van de relatie was bovendien zodanig gewelddadig en ongelijkwaardig dat de vrije wil van [naam 4] ernstig was aangetast. Gezien de strijd met de genoemde norm, dienen de seksuele handelingen als ontuchtig in de zin van artikel 245 van het WvSr te worden aangemerkt.

b) Standpunt verdediging.

De raadsman heeft tot vrijspraak van alle feiten gepleit. De verklaring van [naam 4] bij de politie over de verkrachtingen zijn totaal onaannemelijk, gelet op de plaatsen waarop en de frequentie waarmee dit zou zijn gebeurd. Over data en tijdstippen weet [naam 4] niet veel, maar op een gegeven moment wilde verdachte seks. De tweede keer gebeurde dat op de trouwerij van de zus van verdachte en wel op de kamer waar ze met zijn ouders sliepen. Niemand heeft er iets van gemerkt omdat [naam 4] niet durfde te gillen. Het hele bed zat onder het bloed, maar dat is dan kennelijk niemand opgevallen. Daarna was het iedere keer als ze bij hem thuis was. Dit is ongeveer 4,5 maand doorgegaan en vervolgens is [naam 4] door haar ouders naar haar oom [naam 11] gebracht. Voorts stond verdachte haar iedere dag op school op te wachten, zelfs in de pauzes werd ze meegenomen en verkracht. Het gebeurde dus letterlijk onder de ogen van veel anderen, maar niemand heeft iets gezien of gemerkt. Ook heeft niemand de zichtbare gevolgen van de mishandelingen gezien. Over de kleding en make-up verklaart [naam 4] wisselend. Zij heeft geen idee waar de verklaring van haar moeder over het camoufleren met make-up op doelt. Ook de moeder van [naam 4] bevestigt de verklaring van haar dochter niet. Zij heeft pas achteraf gehoord wat er allemaal is gebeurd. De verklaring van haar oom [naam 11] komt niet overeen met de verklaringen van [naam 3]. Hij verklaart dat [naam 3] bij hem is komen wonen omdat ze thuis veel problemen had. Het had niets met verdachte te maken. [naam 4] zag er in die tijd uitdagend uit. Ze was opstandig en had een grote mond. Hij heeft nooit blauwe plekken gezien en door de kleding die ze droeg had hij dat zeker moeten zien. Verdachte kwam ook bij hem thuis en ze leken erg verliefd. De indruk bestond dat [naam 3] het voor het zeggen had. Ze was mondig naar verdachte toe als ze ergens geen zin in had.

c) Oordeel rechtbank

Feit 4: Verkrachting, meermalen gepleegd.

De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde verkrachtingen van [naam 3] om de volgende redenen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Verdachte erkent weliswaar seks met [naam 4] te hebben gehad gedurende hun relatie, maar hij ontkent dat hierbij sprake is geweest van dwang.

[naam 4] verklaart specifiek over de eerste en de tweede keer dat zij seks had met verdachte.

Met betrekking tot de eerste keer seks komt [naam 4] tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris gedeeltelijk terug op haar aangifte. Waar ze bij de politie verklaart door verdachte met geweld (slaan) te zijn gedwongen, verklaart ze bij de rechter-commissaris dat ze "ok" zei omdat ze bang was. Ook verklaart zij bij de rechter-commissaris weliswaar te zijn geslagen door verdachte, maar niet in relatie tot seks. Ander bewijs met betrekking tot dit feit ontbreekt.

De tweede gestelde verkrachting vond plaats op de hotelkamer waar - volgens de verklaringen van [naam 4] - de ouders van verdachte ook sliepen. Tijdens de seks hield verdachte een hand op haar mond zodat ze niet kon schreeuwen. Bij de rechter-commissaris verklaart zij dat ze zo bang was dat ze geen kik durfde te geven. Ze heeft tevergeefs geprobeerd hem weg te duwen. De ouders van verdachte zijn hieromtrent gehoord. Hun verklaring biedt geen steun aan de verklaring van [naam 4]. Ander bewijs ontbreekt.

Ten slotte verklaart [naam 4] meer in het algemeen dat zij iedere keer als zij bij verdachte was en seks met hem had, zei dat ze dit niet wilde. In het begin heeft zij zich nog wel verzet, maar na verloop van tijd dacht zij "ga je gang maar", dan was ze er zo vanaf. Ze kreeg dan in ieder geval geen klappen. Voor zover aan deze verklaring bewijs kan worden ontleend voor verkrachting, is de verklaring van [naam 4] alleen onvoldoende, terwijl steunbewijs ontbreekt.

Feit 5: Ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de 12-16 jaar, meermalen gepleegd

De rechtbank acht deze feiten, anders dan de raadsman, wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overweegt allereerst dat niet in geschil is dat [naam 3], geboren op

[geboortedatum] 1987, ten tijde van de tenlastegelegde periode, de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Evenmin is in geschil dat verdachte in de tenlastegelegde periode meermalen zijn penis in haar vagina heeft gebracht i. Wel moet de rechtbank bezien of sprake is van ontuchtige handelingen.

Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.

In haar verklaring bij de politie ii heeft [naam 4] - onder meer - het volgende verklaard.

Zij heeft verdachte ontmoet in 2001 of 2002, toen zij veertien was. Ze was een lastige puber, die thuis problemen had. Verdachte belde haar veel. Als zij de telefoon niet opnam dan vroeg hij waarom ze dat niet deed. [verdachte] zei ook dat ze de telefoon moest opnemen anders kwam hij haar wel halen en dan zou ze wel merken wat er ging gebeuren. Ze kreeg een gsm van hem, zodat hij altijd kon bellen. Hij wilde seks, zij wilde niet omdat ze nog maagd was. Verdachte heeft haar na de eerste keer seks omgepraat om de relatie voort te zetten. Hij zei dat hij voor de trein zou springen of tegen een boom zou aanrijden. [naam 4] dacht dat het haar schuld zou zijn als hij zichzelf iets zou aandoen. Hij zei dat ook tegen haar. [naam 4] voelde zich vanaf dat moment niet meer op haar gemak, ze was bang voor verdachte en wilde bij hem weg. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 4] op 26 juni 2009 iii verklaard dat verdachte na een of twee weken verkering zijn ware gezicht liet zien. Hij wilde met haar naar bed. Toen ze nee zei, werd hij boos. Een paar dagen later wilde hij weer seks. Ze heeft ja gezegd omdat ze bang was. Hij deed zijn ding en het duurde niet lang. Ze dacht "oke, als dit het is". Er kwam toen [de rechtbank leest: "geen" ] geweld of bedreiging aan te pas. Ze mocht van verdachte geen rokjes aan. Verdachte was heel jaloers. Toen verdachte in Frankrijk was moest zij elke dag een brief schrijven en uit angst heeft ze dat gedaan. Ze moest in die brieven lieve dingen schrijven omdat hij anders boos op haar zou worden.

De verklaring die verdachte op 19 januari 2009 bij de politie heeft afgelegd sluit op diverse punten nauw aan bij de verklaringen van aangeefster. Verdachte heeft verklaard dat hij altijd kleine meisjes had: klein van postuur en jong. Ik denk dat dat een makkelijke optie was voor mij, aldus verdachte. Allemaal probleemkinderen. Hij noemt zichzelf in dit verhoor ook te jaloers en te bezitterig. Hij beaamt dat hij ertoe neigde controle uit te oefenen. Ook verklaart hij dat zijn vriendinnen bang voor hem waren, omdat hij heel groot en dik is. Hij gaat schreeuwen en verheft zijn stem. Hij kan heel kwaad reagereniv.

De moeder van [naam 4], [naam 10] ondersteunt de verklaringen van aangeefster waar het de druk betreft die op [naam 4] werd gelegd. Zij verklaart v dat het leek alsof verdachte [naam 4] in de tang had. Het ging steeds slechter op school tijdens de relatie met verdachte. Verdachte belde [naam 4] heel veel op haar gsm, wel 20 keer per dag. Ze ging niet meer met vriendinnen om. Ze heeft een keer meegemaakt dat verdachte [naam 4] helemaal verrot schold. Ook is verdachte een keer dreigend met zijn brommer voor het tuinhek gaan staan en toen heeft zij de politie gebeld. De moeder heeft ook een msn gezien van verdachte waarin hij zei dat hij zijn polsen zou doorsnijden. Verdachte en [naam 4] hadden toen ruzie. [naam 4] is smal en ongeveer 1.65 meter lang, aldus haar moeder.

[naam 9] (docent bij [..]) verklaart vi dat hij had vernomen dat [naam 4] een vriendje had gehad die haar niet meer met rust liet. [naam 4] vertelde hem dat die jongen erg gek op haar was en dat ze niet van hem af kwam. Dit sluit aan bij de verklaring van [naam 4] dat ze pas met hulp van een docent de relatie met verdachte heeft kunnen beëindigen.

Uit politiemutaties vii komt verder naar voren dat verdachte op 10 september 2002 de partner van de moeder van [naam 4] met een knuppel bedreigt als deze een gesprek heeft bij bureau Jeugdzorg over de relatie die verdachte met [naam 4] heeft. Vervolgens komt uit een mutatie naar voren dat [naam 4] op 24 september 2002 met spoed uit huis is geplaatst op verzoek van de ouders van [naam 4] omdat verdachte steeds rond de school van [naam 4] hing.

Uit deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de relatie tussen [naam 4] en verdachte aanvankelijk op vrijwillige basis is gestart. Er vindt echter al snel een omslag plaats naar een relatie waarin [naam 4] onder druk stond. Een ongelijkwaardige relatie die zij niet goed durfde te beëindigen vanwege de bedreigingen, het boos worden en het schelden, door verdachte. Verdachte heeft door zijn gedrag en de macht die hij daardoor over [naam 4] had, misbruik gemaakt van haar persoon. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden gezegd dat aan het bewezen verklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen.

5.3. De tenlastegelegde feiten met betrekking tot [naam 4] (feiten 7, 8, 9 in zaak B)

a) Standpunt officier van justitie.

De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor feit 8 (artikel 242 WvSr) omdat [naam 4], die geboren is op [geboortedatum] 1987, blijkens haar verklaring bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat zij in april 2003 voor het eerst seks met verdachte heeft gehad. In die maand werd zij 16 jaar, zodat ontucht met beneden 16-jarige niet kan worden bewezen.

De officier van justitie acht wel feit 7, verkrachting, meermalen gepleegd, en feit 9, mishandeling, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen. Zij acht hiertoe het volgende van belang.

De officier acht de verklaringen van [naam 4] geloofwaardig. Zij verklaart in de kern consequent bij de politie en rechter-commissaris. Ook acht de officier van justitie het uit dit dossier naar voren komende patroon van belang om ook [naam 4] geloofwaardig te achten.

Bij de politie geeft zij weliswaar ten aanzien van de seksuele relatie aan dat verdachte geen geweld gebruikte als zij niet wilde, maar bij de rechter-commissaris verklaart ze dat zij ongeveer 3 keer tegen haar wil seks heeft gehad, in die zin dat zij hem van haar afduwde of zich omdraaide, maar dat verdachte aan haar haren trok en haar sloeg zodat hij toch seks met haar had. Dit was op de camping. De gedetailleerdheid, gecombineerd met de gewelddadige aard van de relatie maakt dat de officier van justitie dit deel van de verklaring bruikbaar acht voor het bewijs. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ook sprake is van verkrachting voor de andere keren dat er seks heeft plaatsgevonden waarbij geweld in de tijd niet onmiddellijk is voorafgegaan aan of gepaard is gegaan met de seksuele handelingen. De officier van justitie schetst in dit verband - kort samengevat - de relatie tussen verdachte en [naam 4] als volgt. Verdachte had macht over [naam 4], die jonger was dan hij, geheel onervaren en licht verstandelijk gehandicapt. De relatie werd verder gekenmerkt door jaloers gedrag van verdachte. Hij verbood haar allerlei dingen, controleerde en isoleerde haar. Ook werd zij, evenals haar moeder bedreigd.

Vanaf medio februari 2003 begon verdachte haar te mishandelen in de vorm van knijpen in benen en kut; slaan en stompen over het gehele lichaam en ook het dichtknijpen van de keel, waaronder eenmaal zeer ernstig. De verklaringen van [naam 4] over het gebruik van geweld door verdachte vinden steun in diverse andere bewijsmiddelen. [naam 4] verklaarde bang te zijn voor verdachte en de relatie te hebben willen beëindigen, maar dat niet te hebben gedurfd. Dit wordt bevestigd door het gegeven dat [naam 4] met hulp van de moeder van verdachte uiteindelijk is ondergedoken. De aard van de relatie, zoals geschetst, tezamen met de verklaring van [naam 4] dat seks haar niet interesseerde en zij het alleen deed omdat verdachte het wilde, brengen de officier van justitie tot de conclusie dat er sprake was van druk vanuit verdachte, waardoor [naam 4] zich gedwongen voelde aan de seksuele wensen van verdachte te voldoen.

b) Standpunt verdediging.

De verklaringen van [naam 4] moeten volgens de raadsman worden bezien in het licht van haar IQ van 69. Hetgeen zij op 7 oktober 2008 bij de politie verklaart (pagina 80 van het dossier) klinkt niet als een verkrachting, maar als een meisje met een zeer laag IQ dat nauwelijks begrijpt wat er gebeurt als de seks plaatsvindt. Ze verklaart erg vaag. Haar verklaringen worden bovendien niet ondersteund door de getuigenverklaringen van haar zus, moeder, broer en nicht.

c) Oordeel rechtbank

Feit 8: ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de 12-16 jaar, meermalen gepleegd

Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank feit 8 niet wettig en overtuigend bewezen, nu [naam 4] volgens haar eigen verklaring de leeftijd van 16 jaar reeds had bereikt toen de seksuele handelingen plaatsvonden.

Feit 7: verkrachting, meermalen gepleegd

De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Verdachte ontkent verkrachting. Ook [naam 4] ontkent aanvankelijk in haar verklaringen bij de politie te zijn gedwongen tot seks. Haar verklaring bij de rechter-commissaris dat zij drie keer tegen haar zin seks heeft gehad met verdachte, wordt niet ondersteund door ander bewijs.

Feit 9: mishandeling, meermalen gepleegd

De rechtbank acht mishandeling, meermalen gepleegd, in de periode van 21 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte ontkent iedere vorm van mishandeling. De verklaringen van [naam 4] met betrekking tot de mishandelingen acht de rechtbank echter consistent. Bovendien worden haar verklaringen ondersteund door ander bewijs. Hiertoe is het volgende redengevend.

In haar aangifte viii bij de politie verklaart [naam 4] over de mishandelingen onder meer het volgende. Ze heeft van 1 januari 2003 tot 19 april 2004 een relatie met verdachte gehad. Na een maand verkering begon verdachte haar te mishandelen. Als ze iets deed wat hij niet leuk vond, sloeg hij haar met grote kracht met zijn vlakke hand of volle vuist in haar gezicht. Ze had iedere keer aan haar rechterzijde van haar gezicht een blauwe plek. Een vriendin van [naam 4] op de kappersopleiding, [naam 15], heeft een keer aan haar gevraagd hoe ze aan de blauwe plek op haar gezicht kwam. Verdachte trapte haar ook tegen haar rug en billen terwijl ze op bed lag. Hij sloeg haar met grote kracht in het gezicht. Ook in [plaatsnaam], waar de ouders van verdachte een caravan hadden, is ze geslagen en geschopt. Verdachte kneep ook vaak haar keel dicht, eenmaal met twee handen en met grote kracht. Ze zag later dat ze bloeduitstortingen rond haar hals had. Omdat de vader van verdachte binnenkwam, is ze niet dood gegaan. Ten overstaan van de rechter-commissaris ix, alwaar zij ook uitvoerig is bevraagd door de raadsman, herhaalt [naam 4] dat zij door verdachte is mishandeld doordat hij haar de keel dichtkneep, op haar arm en tegen haar buik stompte, tegen haar benen/knieën schopte en dat hij haar ook een keer een blauw oog heeft geslagen. De moeder van [naam 4] verklaart bij de politie x dat zij wel eens blauwe plekken bij [naam 4] op haar bovenarmen en op haar benen heeft gezien. [naam 4] heeft een keer gezegd dat verdachte dat had gedaan. Ze hoorde dat verdachte [naam 4] bijna had gedood. Verdachte kneep de keel dicht van [naam 4]. De vader van verdachte vertelde tegen de moeder van [naam 4] dat hij [naam 4] "Gggggh" hoorde doen. De vader van verdachte kwam net op tijd binnen en heeft verdachte van haar afgetrokken. De vader heeft dat ongeveer een maand voordat de relatie uit ging verteld. Weliswaar heeft de vader van verdachte bij zijn verhoor door de rechter-commissaris ontkend te hebben gezien dat verdachte de keel van [naam 4] dichtkneep, maar de rechtbank hecht meer waarde aan de verklaringen van [naam 4] en haar moeder, nu de moeder al op

17 maart 2004 aan bureau jeugdzorg heeft gemeld dat verdachte had geprobeerd haar dochter te wurgen en [naam 4] op 16 maart 2004 heeft gemeld dat ze met de hulp van de ouders van verdachte was ondergedoken. Zo blijkt uit informatie van bureau jeugdzorgxi.

De vriendin van [naam 4], [naam 37], heeft bij de politie verklaard xii dat het haar opviel dat [naam 4] wel eens met blauwe plekken op het werk kwam. Die blauwe plekken zaten op haar gezicht en op haar armen, hetgeen de verklaring van [naam 4] ondersteunt.

Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte [naam 4] meermalen heeft mishandeld. Daar doet niet aan af de verklaring van de moeder van verdachte dat er over en weer klappen vielen.

5.4. De telastegelegde feiten met betrekking tot [naam 2] (feiten 1, 2, 3 in zaak B)

a) Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht verkrachting, meermalen gepleegd (feit 1) wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert dit op de verklaring van [naam 2] en op de aard van de relatie van [naam 2] met verdachte. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte begon te rammen als zij het lef had hem seks te weigeren en verzet, bestaande uit huilen, gillen of zeggen dat hij moet ophouden, had geen zin gezien zijn dikke lijf en kracht. Ook heeft verdachte aan de haren van [naam 2] getrokken en haar zo door geweld gedwongen hem te pijpen. De officier van justitie schetst de relatie van verdachte met [naam 2] - kort samengevat - als volgt. [naam 2] kent verdachte vanaf maart 2004 en heeft in de periode mei 2004 tot vlak voor haar aangifte van bedreiging, mishandeling en diefstal op 6 september 2004 verkering met hem. In die periode is [naam 2] 15 jaar en verdachte 18/19 jaar. Hij is dan 1.90 m lang en weegt 110 kg. [naam 2] verklaart dat verdachte in het begin van de relatie aardig is en haar inpakt met mooie woorden. Maar al snel begint zijn bezitterig en controlerend gedrag. Hij is jaloers. Hij isoleert haar. Halverwege de relatie begint verdachte ook met het gebruik van geweld door [naam 2] te slaan op meerdere plaatsen op het lichaam en te schoppen, waardoor zij blauwe plekken oploopt. Verdachte heeft [naam 2] ook van zijn brommer afgegooid en hij heeft haar een mes op de keel en het hoofd gezet en aan de haren getrokken. En net als bij [naam 4] manipuleerde hij ook door te dreigen een familielid of de honden iets aan te doen als zij bij hem weg zou gaan. De officier van justitie concludeert als volgt. Verdachte heeft door het gebruik van geweld of bedreiging daarmee, door zijn overige hiervoor beschreven gedrag een zodanig druk op [naam 2] uitgeoefend en macht over haar gehad, dat verdachte ook in deze relatie opzettelijk heeft veroorzaakt dat [naam 2] seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.

Voorts concludeert de officier van justitie dat feit 2 (artikel 245 WvSr, meermalen gepleegd) eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Er was sprake van strijd met de sociaal-ethische norm. Verdachte was drie a vier jaar ouder dan [naam 2], hetgeen op de leeftijd van 15 jaar een essentieel verschil is en [naam 2] zat in een andere levensfase. Maar zeker speelt mee dat de aard van de relatie zodanig gewelddadig en ongelijkwaardig was, dat de vrije wil van [naam 2] ernstig was aangetast. Gezien de strijd met genoemde norm, dienen de seksuele handelingen dan ook als ontuchtig in de zin van artikel 245 Sr worden aangemerkt.

Feit 3, mishandeling, meermalen gepleegd dient eveneens wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard, gelet op de verklaring van [naam 2], die steun vindt in getuigenverklaringen.

b) Standpunt verdediging.

De raadsman is van mening dat de verklaringen van [naam 2] te vaag zijn. Ze weet niet meer precies vanaf welk moment verdachte vervelend ging doen. Ze weet ook niet meer wat hij dan zei. Pas bij de rechter-commissaris noemt ze exotische dingen als een papiersnijder op zijn pols, opsluiten of haar op straat zetten. Niemand heeft dit gezien of gehoord. De raadsman pleit derhalve voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

c) Oordeel rechtbank.

Feit 1

De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde verkrachtingen van [naam 2] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Anders dan de officier van justitie, overweegt de rechtbank dat er geen concreet en objectief steunbewijs voorhanden is naast de verklaringen van [naam 2], terwijl door verdachte wordt ontkend dat seks onder dwang heeft plaatsgevonden.

Feiten 2 en 3: Ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de 12-16 jaar en mishandeling

De rechtbank acht deze feiten, anders dan de raadsman, wel wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overweegt allereerst dat niet in geschil is dat [naam 2], geboren op

[datum] 1988, ten tijde van de tenlastegelegde periode, de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Evenmin is in geschil dat verdachte in de tenlastegelegde periode zijn penis in haar vagina heeft gebracht.xiii

Zoals eerder reeds is overwogen (onder 3.2) is de vraag die de rechtbank moet beantwoorden of het ontuchtig karakter aan de seksuele handelingen ontbreekt, in het licht van de omstandigheden van het geval.

Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.

Bij de politie xiv heeft [naam 2] verklaard dat verdachte toen de relatie begon heel lief was. Verder beschrijft ze hem als bezitterig en jaloers. Als zij met andere jongens praatte, werd hij boos. Overal waar zij ging, kwam verdachte achter haar aan. Op een gegeven moment begon hij haar ook te mishandelen. Hij sloeg haar met zijn vuisten. Ze zat helemaal onder de blauwe plekken. Ze had met verdachte ook een seksuele relatie. Zij had daar nog geen behoefte aan, maar verdachte drong hier op aan. Ze kon zich niet tegen zijn kracht verzetten. De reden waarom ze niet eerder bij hem is weggegaan, zijn de dreigementen die hij uitte in de richting van haar moeder en honden. Toen [naam 2] de verkering tenslotte uitmaakte op

6 september 2004 werd verdachte erg kwaad en gebruikte geweld tegen haar, waarbij ze een gekneusde vinger opliep. Ten overstaan van de rechter-commissaris en uitgebreid bevraagd door de raadsman verklaart [naam 2] in dezelfde trantxv. Op de zitting op 17 juni 2010 xvi heeft verdachte erkend dat hij heeft gedreigd dat hij de hond van [naam 2] iets zou aandoen, zij het dat hij stelt te hebben gezegd dit te zullen doen als de hond in zijn auto zou plassen. Hetgeen verdachte in zijn verklaring van 19 januari 2009 bij de politiexvii vertelt over jaloers en bezitterig zijn ten opzichte van zijn - veelal jongere - vriendinnen, zijn behoefte tot controleren, zijn neiging om boos te schreeuwen sluit aan bij hetgeen [naam 2] hierover verklaart. Haar tweelingzus bevestigt blauwe plekken te hebben gezien bij haar zus tijdens de relatie. Wat van [naam 2] vertelt over verdachtes boosheid toen ze het uitmaakte wordt ondersteund door de verklaring van haar tweelingzus xviii en haar ex-vriendje, [naam 16]xix. Bovendien is er een letselverklaring van het Boven-IJziekenhuis waar een pijnlijke ringvinger werd gediagnosticeerdxx.

Uit deze bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de relatie tussen [naam 2] en verdachte aanvankelijk op vrijwillige basis is gestart. Er vindt vrij snel een omslag plaats naar een voor [naam 2] onvrijwillige en onevenwichtige relatie die zij niet zonder meer durfde te beëindigen vanwege het bedreigende, gewelddadige en isolerende gedrag van verdachte. Daarbij merkt de rechtbank bovendien op dat [naam 2] ten tijde van de relatie nog erg jong was, terwijl bovendien sprake was van een tamelijk groot leeftijdsverschil, te weten ongeveer drie en een half jaar. Verdachte heeft door zijn gedrag en de macht die hij daardoor over haar had, misbruik gemaakt van haar persoon. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden gezegd dat aan het bewezen verklaarde seksueel binnendringen tijdens de relatie het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen

Voorts acht de rechtbank op grond van de verklaring van [naam 2], die wordt ondersteund door de verklaring van haar zus en van [naam 16] ook feit 3, mishandeling, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.

5.5. De telastegelegde feiten met betrekking tot [naam 5] (feiten 10, 11, 12 in zaak B)

a) Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht feit 10, de verkrachtingen, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht de verklaring van [naam 5] betrouwbaar. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [naam 17] (de moeder van [naam 5]), de verklaring van [naam 18] (een vriendin van [naam 5]), het dagboek van moeder, de letselbrief van 1 juni 2010 en foto's. Bovendien is van belang dat [naam 5] het uitgebreide relaas dat zij in 2005 over de bedreigingen en mishandelingen tegenover de politie heeft afgelegd, herhaalt in 2008 en dat deze verklaringen slechts op ondergeschikte punten verschillen vertonen. Ook acht de officier van justitie van belang en ondersteunend voor de verklaring van [naam 5] het in de zaken van de andere aangeefsters naar voren gekomen patroon van stelselmatige mishandelingen en seks onder dwang. [naam 5] heeft een plausibele verklaring gegeven voor het feit dat zij in 2005 geen aangifte heeft gedaan van verkrachting. Het is begrijpelijk dat een 15-jarige dichtklapt als zij gedetailleerd moet vertellen over seksuele handelingen. Bovendien had de politie [naam 5] geïnformeerd dat het bewijzen van een dergelijke aangifte moeilijk zou zijn. Ook de brieven en foto's doen niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen, nu - op basis van de verklaringen van [naam 5] - aannemelijk is dat deze geen weergave zijn van hetgeen [naam 5] daadwerkelijk voelde.

De officier van justitie concludeert dat [naam 5] door toedoen van verdachte in een isolement raakte. Gezien haar jonge leeftijd en het ruime leeftijdsverschil, het geweld en de bedreiging daarmee die verdachte toepaste gedurende de relatie, kon [naam 5] geen weerstand bieden aan verdachte. Op vele momenten was er sprake van geweld of bedreiging daarmee voordat de seks plaatsvond In die gevallen is er zonder meer sprake van dwang en dus verkrachting. Maar ook op de momenten dat er geen klappen werden uitgedeeld direct voorafgaand aan de seks en de momenten dat [naam 5] haar verzet had gestaakt, is er sprake van gedwongen seks. Immers, gedurende de hele relatie verkeerde [naam 5] door toedoen van verdachte in een voor haar angstige en bedreigende situatie. Door de fysieke en psychische overmacht die verdachte op de slechts 15 jarige [naam 5] had, kon zij zich niet (meer) tegen de seksuele handelingen verzetten en kon zich daaraan niet onttrekken. Ook in die gevallen is zij dus verkracht. Gezien het eerdere verzet van [naam 5] en het feit dat zij ook meermalen heeft gezegd dat zij niet wilde, moet het voor verdachte ook op die momenten meer dan duidelijk zijn geweest dat zij tegen haar wil seks met hem had.

Ook feit 11 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard nu ook deze relatie in strijd is met de sociaal-ethische norm.

De mishandelingen (feit 12) acht de officier van justitie ook wettig en overtuigend bewezen op grond van het voorgaande. Met betrekking tot het mishandelen door het gooien met de riem is volgens de officier van justitie minimaal sprake van voorwaardelijk opzet. Daartoe wijst zij in het bijzonder nog op de verklaringen van verdachte dat hij driftig was en de riem naar beneden gooide.

b) Standpunt raadsman

De verklaringen van [naam 5] zijn onbetrouwbaar. Zij wordt in 2008 door de politie benaderd. Ze verklaart dan dat ze al in 2005 aangifte heeft gedaan en dat ze niet nog eens wil komen. Ze moet dan toch komen en de politie vertelt haar dat ze een meisje uit het huis van verdachte hebben gehaald en dat dat meisje namen had genoemd. Vervolgens doet [naam 5] aangifte van verkrachting in 2005. Het meest verifieerbare deel uit haar verklaringen is haar verklaring dat verdachte haar met een mes en vier keer met een schroevendraaier in haar bovenbeen heeft gestoken. Verder zegt ze dat verdachte haar iedere dag in elkaar timmerde. Ze heeft daar echter nooit enig letsel en/of verwondingen aan overgehouden. Ook voor de steekwonden heeft ze zich niet laten behandelen en daarover heeft ze haar moeder die dag en de volgende dag niets verteld. Van de steekwonden is nu nog maar weinig te zien. [naam 5] zegt dat ze aan haar vriendin [naam 8] over de verkrachting, mishandeling en bedreiging heeft verteld. [naam 18] verklaart volgens de raadsman essentieel anders. [naam 18] vertelt bij de politie dat ze hoorde dat [naam 5] door verdachte werd geslagen en dat zij was gestoken door een scherp voorwerp. [naam 5] liet haar wondjes met korstjes zien. Over seksuele handelingen heeft ze niets verteld. Op vragen van de raadsman tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam 18] echter op essentiële onderdelen een andere verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat [naam 5] het geweldig vond dat ze met verdachte ging. Ze zag een blauwe plek op haar arm, maar [naam 5] zei dat ze zich had gestoten. Over de wondjes op haar been verklaart ze dat ze een klein wondje op haar bovenbeen heeft gezien. Verder weet [naam 18] zich niets te herinneren over het voorval van het steken. Ook de verklaringen van de moeder van [naam 5] kloppen niet. Het is onvoorstelbaar dat de moeder tegen de politie niets heeft gezegd over het steken en de verkrachting, terwijl ze dit allemaal net van haar dochter heeft gehoord. In haar brieven schrijft [naam 5] aan verdachte - kennelijk refererend aan de aangifte - dat haar moeder in hun relatie stookt, maar dat het haar niet zal lukken hen uit elkaar te krijgen. Ze wil trouwen en heeft angst om door verdachte te worden verlaten. Ook [naam 19] verklaart dat ze nooit vervelende dingen over verdachte heeft gehoord, wel goede dingen. De medische verklaring van de huisarts is ten behoeve van de aangifte opgesteld. De beschrijving zegt niets over het ontstaan van het letsel.

Over de ruzie tussen [naam 5] en verdachte over de vraag of [naam 5] naar het ponykamp mocht, heeft de raadsman gesteld dat het zogenaamde verbieden over en weer kinderachtig verbieden betrof.

c) Oordeel rechtbank

Feit 10 (verkrachting)

[naam 5] verklaart dat zij tegen haar zin seks met verdachte heeft gehad. Verdachte erkent seks met [naam 5] te hebben gehad tijdens de relatie, maar ontkent dat hierbij sprake is geweest van dwang. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde verkrachtingen van [naam 5] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht, nu onvoldoende steunbewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de seks door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden onder dwang heeft plaatsgevonden.

Feit 11 en 12: Ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de 12-16 jaar en mishandeling

De rechtbank acht deze feiten, anders dan de raadsman, wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overweegt allereerst dat niet in geschil is dat [naam 5], geboren op

[geboortedatum] 1990, ten tijde van de tenlastegelegde periode, de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Evenmin is in geschil dat verdachte in de tenlastegelegde periode zijn penis in haar vagina en mond heeft gebracht.xxi Wel moet de rechtbank bezien of sprake is van ontuchtige handelingen.

Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.

[naam 5] heeft - onder meer - het volgende verklaard. De relatie begon in mei 2005 en duurde tot september 2005.xxii Tijdens deze relatie heeft zij seks gehad met verdachte. Daarbij heeft zij vaginale seks met hem gehad en heeft zij hem gepijpt. Verdachte was een jaloerse man en [naam 5] was bang voor hem. Verdachte gebruikte geweld jegens haar. In juli 2005 heeft hij met een mes een keer in haar bovenbeen en met een schroevendraaier een keer in haar linkerbovenbeen en drie keer in haar heup gestoken. De messteek heeft geresulteerd in een litteken.xxiii Verdachte uitte ook dreigementen, zo dreigde hij [naam 5] moeder iets aan te doen.xxiv Voorts isoleerde hij haar, bijvoorbeeld door haar te verbieden met anderen op school te praten en haar van huis op te halen en terug te brengen. Ze verwaarloosde zichzelf, omdat verdachte niet wilde dat ze er leuk uitzag. Dit alles heeft plaatsgevonden in [woonplaats] (de woonplaats van verdachte), [woonplaats] (de woonplaats van [naam 5]) en op lokaties tussen deze plaatsen. [naam 5] was bang voor verdachte.

[naam 5] heeft reeds op 8 november 2005 aangifte tegen verdachte gedaan. Haar verklaringen uit 2008 zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent met haar verklaringen uit 2005 en wijken slechts op ondergeschikte punten van elkaar af. Haar verklaringen vinden verder steun in de volgende bewijsmiddelen.

De moeder van [naam 5], [naam 17], verklaart dat [naam 5] een vrolijke onbezonnen puber was die makkelijk contact maakte met mensen. Vanaf het moment dat haar dochter omgang met verdachte had, ondernam zij niets meer. Ze ging niet meer naar de manege en ging ook niet meer om met haar vriendinnen. [naam 5] zag er na verloop van tijd zeer onverzorgd uit, terwijl ze altijd een modebewust en verzorgd meisje was. [naam 17] verklaart dat zij in de periode juni en juli 2005 veelvuldig naar het politieburo is gegaan om melding te maken van het feit dat zij zich door verdachte bedreigd voelde en/of zich grote zorgen maakte over [naam 5] welzijn en de relatie tussen [naam 5] en verdachte.xxv In het dossier bevinden zich verschillende mutaties van de politie waarin gerapporteerd wordt dat [naam 17] dergelijke verklaringen inderdaad bij de politie heeft afgelegd.xxvi

[naam 8], een vriendin van [naam 5], verklaart dat toen [naam 5] verkering met verdachte kreeg zij [naam 5] minder vaak zag xxvii. [naam 5] vertelde op ponykamp dat verdachte niet altijd aardig was. Ze heeft ook gezien dat er een wondje op haar bovenbeen zat.xxviii

De huisarts van [naam 5] beschrijft in zijn schriftelijke verklaring xxix dat hij op 4 november 2005 het volgende letsel van [naam 5] op haar benen heeft gezien. Op haar rechter dijbeen, midden buitenzijde, heeft zij een nog donker gekleurd litteken met ook iets dieper gelegen een geringe verdikking. Op haar linker bil heeft zij drie rode littekens met nog duidelijke verharding eronder met een diameter van 6-8 millimeter.

Verdachte heeft ter zitting van 17 juni 2010 xxx verklaard dat hij met [naam 5] seks heeft gehad, Voorts heeft hij verklaard dat hij tijdens de relatie met [naam 5] op vakantie naar Frankrijk zou gaan en dat [naam 5] dat niet goed vond. Hij heeft toen gezegd: 'als ik niet naar Frankrijk mag, dan mag jij niet naar ponykamp.' Ook heeft verdachte op deze zitting verklaard dat hij - in het algemeen - last heeft van verlatingsangst en dat hij erg jaloers was. Eerder verklaarde hij bij de politie dat hij [naam 5] alles verbood, haar voor zichzelf wilde houden en haar verbood bij haar vrienden te zijnxxxi.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde verklaringen van [naam 5] voldoende steun vinden in andere verklaringen en dat daarmee de feiten 11 en 12 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Uit deze bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de relatie tussen [naam 5] en verdachte aanvankelijk op vrijwillige basis is gestart. Er vindt echter vrij snel een omslag plaats naar een voor [naam 5] onvrijwillige en onevenwichtige relatie die zij niet zonder meer durfde te beëindigen vanwege het bedreigende, gewelddadige en isolerende gedrag van verdachte. Daarbij merkt de rechtbank bovendien op dat [naam 5] ten tijde van de relatie nog erg jong was, terwijl bovendien sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil, te weten vijf jaar. Door haar angst voor verdachte was [naam 5] niet adequaat in staat om zich (eerder) aan de relatie te onttrekken. Verdachte heeft door zijn gedrag en de macht die hij daardoor over haar had, misbruik gemaakt van haar persoon. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden gezegd dat aan het bewezen verklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen.

De rechtbank spreekt de verdachte vrij voor zover in de tenlastelegging is opgenomen dat de ontucht is gepleegd door het in de vagina brengen van de vingers van verdachte. [naam 5] heeft op dit specifieke punt slechts een verklaring afgelegd ten aanzien van de eerste keer dat zij seks had met verdachte. De rechtbank acht niet bewezen dat op dat moment al sprake was van de hierboven genoemde omslag, zodat niet bewezen kan worden dat reeds toen sprake was van een onevenwichtige relatie en misbruik van verdachte van de persoon van [naam 5].

Verder acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen de mishandeling, voor zover het betreft het steken met de schroevendraaier, wettig en overtuigend bewezen nu hiervoor steunbewijs voorhanden is.

5.6. De telastegelegde feiten met betrekking tot [naam 6] (feiten 1, 2, 3 in zaak C)

a) Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht feit 1 verkrachting, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen. Op 14 oktober 2006 heeft [naam 6] een intakegesprek gehad bij de zedenpolitie maar zij is dan zo bang voor verdachte dat zij geen aangifte durft te doen. De politie benadert haar een aantal keer om aangifte te doen. Dat doet zij uiteindelijk niet, maar zij legt wel een getuigenverklaring af. De officier van justitie stelt deze getuigenverklaring gezien de gewijzigde proceshouding van [naam 6] gelijk aan een aangifte. Door deze gewijzigde proceshouding is er een aantal stukken aan het dossier toegevoegd, zoals het door haar opgestelde en recent aan het dossier toegevoegde verslag en medische stukken.

De officier van justitie acht de door [naam 6] afgelegde verklaringen betrouwbaar. Ze worden bovendien ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen te weten de medische stukken van de huisarts en het ziekenhuis, de verklaringen van de zus van verdachte, de moeder van [naam 6], het verslag van Mentrum / Punt P en een mutatie van de politie.

De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 6] wordt niet aangetast door het ontbreken van een fractuur, de door [naam 6] geschreven brieven of het beeldmateriaal. Ten aanzien van de brieven en het beeldmateriaal merkt de officier van justitie op dat aannemelijk is dat de inhoud hiervan onder druk en in aanwezigheid van verdachte tot stand is gekomen. Voor wat betreft het beeldmateriaal geldt dit in ieder geval voor de beelden die tijdens het latere gedeelte van de relatie opgenomen zijn. Voorts is niet onaannemelijk dat [naam 6] uit schaamte niet bij de rechter-commissaris heeft durven verklaren dat zij zelf in haar been had gestoken, zodat ook haar op dit punt uiteenlopende verklaringen verklaard kunnen worden.

De officier van justitie komt tot de conclusie dat verdachte [naam 6] meermalen heeft verkracht door zijn penis, vibrator en andere voorwerpen in de vagina en/of mond van [naam 6] te duwen. [naam 6] heeft duidelijk voor verdachte aangegeven, mondeling of door handelingen als wegduwen, wanneer zij niet wilde. [naam 6] is dan wel meerderjarig op het moment van de relatie en scheelt niet veel in leeftijd van verdachte, maar ook in haar geval is de officier van justitie van mening dat [naam 6] door het geweld dat verdachte heeft uitgeoefend en de enorme psychische door verdachte veroorzaakte druk, daarnaast zijn fysieke overwicht, door verdachte is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. De psychische druk en angst voor verdachte ontstonden tegen de achtergrond van een thuissituatie waaraan [naam 6] zich graag wilde onttrekken en voorts uit dreigementen van verdachte, het verbieden en gebieden van diverse dingen door verdachte, zijn controlerende gedrag, zijn vernederende gedrag en de isolatie van [naam 6] door het voorgaande. Gelet op deze situatie is ook sprake van dwang op de momenten dat er niet direct voorafgaand aan de seks geweld is toegepast en de momenten dat [naam 6] uit angst voor de consequenties 'het maar liet gebeuren'. Zij kon in de bedreigende situatie waarin zij verkeerde, zich niet onttrekken aan de seksuele handelingen van verdachte en daaraan geen weerstand bieden.

Met betrekking tot feit 2 acht de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het van de trap duwen en het bij dat incident (door het hele huis heen) slaan en schoppen. Daarnaast voor het op het scheenbeen springen en daar tegen trappen en met kracht de keel dichtknijpen waardoor zij het bewustzijn verloor. Deze handelingen kwalificeert zij, gezien de kracht waarmee het geweld is toegepast, als poging zware mishandeling. Cumulatief zijn de andere keren dat [naam 6] tegen haar lichaam is geschopt en geslagen te kwalificeren als gewone mishandeling.

Ook feit 3, de bedreigingen, meermalen gepleegd, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. [naam 6] is bedreigd met de dood en verkrachting door "negers en Marokkanen". Behalve haar verklaring zijn de overige hiervoor opgesomde bewijsmiddelen mede redengevend om tot een veroordeling te kunnen komen voor bedreiging van [naam 6] met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting. Daarnaast heeft verdachte gedreigd de ouders van [naam 6] te doden of haar moeder dood te rijden. Naar hun aard zijn ook deze uitlatingen in het algemeen geschikt om bij de bedreigde personen vrees voor de dood te doen ontstaan. Ook deze uitlatingen kwalificeert de officier van justitie als een bedreiging van de ouders van [naam 6]. Daarnaast is ook [naam 6] zelf bedreigd. Tussen [naam 6] en degenen die het leven dreigen te verliezen, namelijk haar ouders, bestaat een zeer nauwe familieband. In deze omstandigheid konden de uitlatingen van verdachte dat hij haar ouders zou doden, bewerkstelligen dat de persoonlijke vrijheid van [naam 6] werd belemmerd. Daarom kan de uitlating van verdachte over haar ouders worden aangemerkt als een bedreiging van [naam 6] zelf die onder de reikwijdte van artikel 285 van het WvSr valt.

b) Standpunt raadsman

De raadsman is van mening dat de verklaringen van [naam 6] onbetrouwbaar zijn en niet worden ondersteund door overig bewijs.

Een zeer opvallend en verifieerbaar detail - de stelling van [naam 6] dat uit het ziekenhuis blijkt dat er een haarscheurtje in haar ruggenwervel zat - is niet onderbouwd. [naam 6] heeft met niemand over de door haar gestelde mishandelingen, verkrachtingen en bedreigingen gesproken. Ook belt zij veelvuldig met verdachte als ze op reis is en gaat ze na terugkomst direct met hem naar huis. Dit lijkt in tegenspraak met de door haar gestelde gebeurtenissen. Dat geldt ook voor de door haar geschreven liefdesbrieven die, anders dan aanvankelijk door [naam 6] is gesteld, niet allemaal uit de beginperiode komen. De verklaringen van [naam 20], de moeder van [naam 6], zijn eveneens onbetrouwbaar. [naam 20] verklaart dat zij met [naam 6] in 2006 aangifte heeft gedaan tegen verdachte. Deze aangifte heeft echter slechts betrekking op een financiële kwestie en de vervelende perikelen die daarmee gepaard gingen, niet over de verkrachtingen, mishandelingen en bedreigingen. Dit laatste gegeven draagt niet bij aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 6].

c) Oordeel rechtbank

De rechtbank is in tegenstelling tot de officier van justitie van oordeel dat de feiten in de zaak van [naam 6] (feiten 1, 2 en 3 in zaak C) niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij acht de rechtbank allereerst van belang dat de verklaringen die [naam 6] bij de politie heeft afgelegd weinig concreet zijn. De door [naam 6] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen zijn specifieker, maar vinden onvoldoende steun in enig ander (objectief) verifieerbaar bewijsmiddel.

Uit de aan het dossier toegevoegde medische gegevens kan niet worden geconcludeerd dat verdachte de oorzaak van haar medische problemen is geweest. De verklaring van [naam 20], de moeder van [naam 6], kan naar het oordeel van de rechtbank niet als steunbewijs voor de verkrachtingen, mishandelingen en bedreigingen dienen, nu [naam 20] geen kennis uit eigen waarneming heeft. De verklaringen van [naam 21], de zus van verdachte, over haar waarneming van blauwe plekken bij [naam 6] en de reactie van [naam 6] op haar vragen hieromtrent, zijn onvoldoende specifiek om doorslaggevend te zijn als steunbewijs. [naam 6] zou slechts hebben gezegd dat de blauwe plekken door verdachte zijn gekomen.

Tenslotte kan het door [naam 6] opgemaakte verslag de rol van steunbewijs niet vervullen. Niet duidelijk is wanneer zij dit verslag heeft opgesteld omdat een datering ontbreekt. De verbalisanten hebben dit verslag in een aanvullend proces-verbaal van 31 mei 2010 (pagina's 298 e.v.) aan het dossier toegevoegd, derhalve vlak voor de zitting. Dit verslag heeft [naam 6] al op 7 oktober 2008 aan de politie overhandigd, maar omdat zij te bang voor verdachte was, wilde zij niet dat het aan het dossier werd gevoegd. Op 14 mei 2010 heeft zij toestemming gegeven om het verslag aan het dossier toe te voegen. Gelet op deze gang van zaken, kan dit verslag niet als doorslaggevend steunbewijs dienen nu er geen gelegenheid meer is geweest om de inhoud daarvan te toetsen. De rechtbank concludeert dat deze stukken, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende steun bieden aan de verklaringen van [naam 6] om de tenlastegelegde feiten bewezen te achten.

5.7. De telastegelegde feiten met betrekking tot [naam 1] (feiten 1, 2, 3 in zaak A)

a) Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar. [naam 1] verklaart uitgebreid, gedetailleerd en in de kern consistent. Haar verklaring wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van [naam 22], de moeder van [naam 1], en de medische gegevens. Hetgeen [naam 1] beschrijft vertoont bovendien sterke overeenkomsten met zaken van eerdere aangeefsters.

De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] worden niet aangetast door de sms-berichten, de door haar tegenover verdachte geuite kinderwens of het beeldmateriaal.

Het beeldmateriaal is volgens de officier van justitie tot stand gekomen onder druk (namelijk dreiging met geweld of publicatie) van verdachte. Voorts is aannemelijk, aldus de officier van justitie, dat [naam 1] alleen zei dat ze kinderen wilde om verdachte rustig te houden. De lieve sms-berichten schreef zij omdat verdachte dit wilde.

Het al eerder geschetste patroon en specifiek genoemde overeenkomsten, ondersteunen de aangifte van [naam 1] en vormen mede het bewijs voor de tenlastegelegde feiten. Dit betreft in het algemeen het bezitterige, ziekelijk jaloerse, controlerende gedrag van verdachte. Dit geldt bovendien specifiek voor de bedreigingen dat hij de familie van de aangeefsters dreigt te vermoorden, evenals het dreigen met een pooier/prostitutie, het bestempelen als hoer en het met stift schrijven op het lichaam. Daarnaast heeft verdachte eerder een mes gebruikt. Zoals andere aangeefsters zeggen dat zij lieve brieven hebben geschreven omdat verdachte dat zo wilde, zo geeft ook [naam 1] aan dat zij lieve smsjes stuurt omdat verdachte dat wilde horen. De bewijskracht acht de officier van justitie zo sterk dat zij de verklaring van de familieleden van [verdachte] dat verdachte in deze relatie een lieverdje en de onderdanige was, ongeloofwaardig vindt. Ook is verdachte gezien de medische informatie ongeloofwaardig waar hij zegt dat hij nooit geslagen zou hebben.

Ook in deze zaak van [naam 1] acht de officier van justitie verkrachting, meermalen gepleegd, wettig en overtuigd bewezen. De relatie met [naam 1] duurde minder lang dan die met de anderen. Het is duidelijk dat [naam 1] echt verliefd was op verdachte en ook in de loop van de relatie gevoelens bleef houden. Daarom accepteerde zij volgens de officier van justitie veel van verdachte en liet zij zich toch vaak overhalen en dit vormt ook de reden dat zij niet eerder is gevlucht. Voor verdachte moet het duidelijk zijn geweest dat [naam 1] niet altijd seks met hem wilde. Zij heeft dit tegen hem gezegd. Voorts verkeerde [naam 1] in een voor haar bedreigende situatie door de fysieke en psychische druk die verdachte heeft uitgeoefend. Verdachte heeft [naam 1] onder meer mishandeld, gecontroleerd, een mes getoond en hiermee gekrast, haar geïsoleerd, haar opgesloten en gedreigd haar en haar familie te vermoorden. Waarbij voor de vatbaarheid voor druk meespeelt dat verdachte ten tijde van de relatie vijf jaar ouder was dan de toen 18-jarige [naam 1]. Ook in deze zaak kon [naam 1] pas met hulp van anderen uit de relatie komen.

De geschetste omstandigheden brengen de officier van justitie tot de conclusie dat [naam 1] op meerdere momenten in de relatie door genoemde druk geen weerstand kon bieden tegen de seksuele handelingen van verdachte en zich hiertegen gezien de dreigende situatie ook niet kon verzetten. Zij heeft dan ook die handelingen door dwang van verdachte tegen haar wil ondergaan. Dat bij [naam 1] pas achteraf alles op zijn plaats viel doet aan deze conclusie niet af. Het is duidelijk dat [naam 1] op meerdere momenten in de relatie de seksuele handelingen niet had toegestaan en ondergaan als de dwang van verdachte er niet zou zijn geweest.

Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de officier van justitie voorts bewezen dat [naam 1], die in de pleegperiode de levensgezel was van verdachte (zij woonden samen), meermalen is mishandeld. Hetzelfde geldt voor de bedreiging onder feit 3 tenlastegelegd.

b) Standpunt raadsman

De verklaringen van [naam 1] acht de raadsman ongeloofwaardig en leugenachtig. Haar verklaringen bevatten aantoonbare onjuistheden. [naam 1] verklaart dat zij met verdachte sinds

17 juli 2008 een relatie heeft en direct bij hem is ingetrokken. Eind juli 2008 gaat zij met hem naar het vakantiehuisje van zijn vader in Frankrijk en daar begint hij haar te slaan en dreigde haar in een diepe put te gooien.

Dat [naam 1] na thuiskomst niet bij verdachte is weggegaan, geen hulp van anderen heeft ingeroepen en niets aan anderen heeft verteld over wat er zou zijn voorgevallen, doet volgens de verdediging af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Ook tijdens gesprekken bij de huisarts en Mentrum / Punt P heeft zij niets gezegd, terwijl verdachte haar met een mes zou bedreigen, haar keel zou dichtdrukken, met een mes in haar bovenbenen zou krassen en met de snijkant van het mes tussen haar benen door naar haar vagina zou gaan. Voorts zijn de verklaringen van [naam 1] over het incident met de versnellingspook ongeloofwaardig. Op de filmpjes die [verdachte] hiervan heeft gemaakt, lacht ze gul en kijkt ze blij. Dat dit moest van verdachte, hij haar daartoe heeft bedreigd en [naam 1] vervolgens acteert dat ze het naar haar zin heeft, acht de verdediging ongeloofwaardig. Daarnaast verklaart [naam 1] in eerste instantie dat ze helemaal niet van ruige seks houdt. Maar dan verklaart ook haar ex-vriend [naam 37], dat zij daar juist van hield en er ook bij hem op aandrong. Bij de rechter-commissaris verklaart ze dan dat [naam 37] na een tijd wel wat harder tekeer mocht gaan. Ook de teksten van haar sms-en stroken niet met haar relaas. Tot twee uur voordat zij zich meldde bij het politiebureau schrijft ze zoete sms-berichten aan verdachte. Ook haar verhaal over de opsluiting in de flat van de moeder van verdachte is ongeloofwaardig, nu zij via de ramen gemakkelijk de galerij en vervolgens de uitgang kon bereiken, ze haar moeder de betreffende dag nog heeft gesproken en zij ook op andere manieren eenvoudig de hulp van derden had kunnen inroepen. Ten slotte verklaarde de moeder van [verdachte] dat [naam 1] de sleutels van het appartement had. Ook overigens worden de verklaringen van [naam 1] niet ondersteund door getuigenverklaringen. [naam 21], de zus van verdachte, had de indruk dat [naam 1] gelukkig was en dat de relatie gelijkwaardig was. [naam 23], de vader van verdachte, heeft verklaard dat [naam 1] haar werk verschrikkelijk vond. Naar de overtuiging van de verdediging is het relaas van [naam 1] ontstaan doordat zij voor haar werk een goede smoes nodig had voor haar gedrag en ziekmeldingen. Zij had op de dag van de aangifte een ziekteverzuimgesprek met haar werkgeefster. Haar directe oogst is een hoop aandacht en sympathie en ontslag van de eigen verantwoordelijkheid. [naam 1] had echter niet gerekend op het "sneeuwbaleffect", waarbij de gebeurtenissen elkaar na de onthulling in hoog tempo opvolgen. De werkgeefster neemt direct contact op met het steunpunt Huiselijk Geweld en met de moeder van [naam 1]. De moeder nam haar direct mee naar het politiebureau voor het doen van aangifte. De weg terug was toen afgesneden. De aangifte van [naam 1] vormde niet de start van een op waarheidsvinding gericht opsporingsonderzoek, waarin de vraag moest worden beantwoord of haar beweringen werden ondersteund door feiten. Vrijwel direct werd geconcludeerd dat verdachte een langjarige reeks van serieverkrachtingen, mishandelingen en bedreigingen op zijn geweten had. Aan de hand van de verklaring van verdachte zelf en van [naam 1] is de politie op basis van mutaties begonnen de ex-vriendinnetjes van verdachte actief te benaderen.

c) Oordeel rechtbank

Feit 1 en 3: verkrachting en bedreiging

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verkrachtingen (feit 1) en de bedreigingen (feit 3) niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Uit de verklaringen van [naam 1] en verdachte komt naar voren dat [naam 1] seks met verdachte heeft gehad. [naam 1] heeft verklaard dat zij ongeveer in de helft van die gevallen onvrijwillig seks had met verdachte. Dan zei ze dat ze geen seks wilde, maar door zijn gladde praatjes wist verdachte haar zo te manipuleren dat ze uiteindelijk toch toestemde. Zij heeft zich tijdens de onvrijwillige seks nooit verzet, omdat ze anders klappen zou krijgen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam 1] altijd seks wilde.

De rechtbank is van oordeel dat, ook als de verklaringen van [naam 1] gevolgd zouden worden, de verklaringen van [naam 1] onvoldoende specifiek zijn om bewezen te achten dat seks onder geweld of bedreiging met geweld of door andere feitelijkheden gedwongen heeft plaatsgevonden. Voorts kan, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat het voor verdachte, mede gelet op zijn persoonlijkheid, duidelijk moest zijn dat [naam 1] geen seks met hem wilde. Ten slotte worden de verklaringen van [naam 1] over de gestelde verkrachtingen niet ondersteund door enig ander (objectief) verifieerbaar bewijsmiddel.

Ook de gestelde bedreiging (feit 3) acht de rechtbank om laatstgenoemde reden onvoldoende wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2: mishandeling

Met betrekking tot feit 2, de mishandelingen, overweegt de rechtbank dat [naam 1] xxxii over de mishandelingen - voor zover hier van belang - heeft verklaard dat verdachte haar in Frankrijk begon te slaan. Hij sloeg met zijn vuisten heel hard op haar hoofd en buik. Dit deed hij met ontzettend veel kracht. Het deed heel veel pijn. Verdachte heeft haar in Frankrijk ongeveer tien keer mishandeld. Zij heeft daardoor blauwe plekken opgelopen op haar armen, benen en buik. Toen verdachte hoorde dat zij op haar werk in de kapsalon ook jongens moest knippen, werd hij daar heel boos over. Hij begon met zijn vuisten op haar achterhoofd te slaan. Ook stompte hij met zijn vuisten op haar benen en buik. Vooral in de auto stompte hij haar veelvuldig op haar benen. Bij het indienen van de aangifte verklaart zij dat ze daar op dat moment nog blauwe plekken van heeft.

Voorts blijkt uit de letselverklaring xxxiii, opgemaakt twee dagen na [naam 1]s aangifte, en de daarbij gevoegde foto's, dat [naam 1] op haar rechterbovenarm en linkerbovenbeen geel/groen/blauwe plekken heeft.

Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij - in het algemeen - last heeft van verlatingsangst en dat hij erg jaloers was. Voorts heeft hij verklaard dat hij inderdaad tegen [naam 1] heeft gezegd dat ze haar ex-vriendjes niet mocht knippen. Ze verboden elkaar over en weer dingen xxxiv.

Verdacht heeft ook verklaard dat hij [naam 1] nooit heeft mishandeld en dat zij op een hardere manier seks wilde. De rechtbank gaat echter, op basis van de combinatie van de consistentie en gedetailleerdheid van de verklaringen van [naam 1], de beschrijving van verdachte van zijn zeer jaloerse aard en de letselverklaring en foto's, uit van de verklaringen van [naam 1] voor zover deze betrekking hebben op handelingen van verdachte die door de letselverklaring te verklaren zijn.

6. Bewezenverklaring

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

In de zaak met parketnummer 467470-08 (zaak A):

ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:

in de periode van 1 juli 2008 tot en met 9 september 2008 te Amsterdam opzettelijk heeft mishandeld [naam 1], door (met kracht) te slaan of te stompen tegen het lichaam van die [naam 1], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

In de zaak met parketnummer 420052-09 (zaak B):

ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:

meermalen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 6 september 2004 te Amsterdam en/of [plaatsnaam], met [naam 2], geboren op [datum] 1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 2], hebbende hij, verdachte, zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [naam 2] geduwd en/of gebracht.

ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde:

meermalen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 6 september 2004 te Amsterdam en/of [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend [naam 2] tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of door een park heeft gesleurd en heeft vastgepakt, waardoor voornoemde [naam 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde:

meermalen in de periode van 1 april 2002 tot 1 oktober 2002 te Amsterdam en/of Hoorn, met [naam 3], geboren op [geboortedatum] 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 4], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [naam 4] geduwd en/of gebracht.

ten aanzien van het onder feit 9 tenlastegelegde

meermalen in de periode van 21 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 telkens te Amsterdam opzettelijk mishandelend [naam 4] tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en in de keel van die [naam 4] heeft geknepen, waardoor voornoemde [naam 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

ten aanzien van het onder feit 11 tenlastegelegde

meermalen in de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 te Amsterdam en/of Purmerend, met [naam 5], geboren op [geboortedatum] 1990, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 5], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [naam 5] geduwd en/of gebracht en zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [naam 5] geduwd en/of gebracht.

ten aanzien van het onder feit 12 tenlastelegde

meermalen in de periode van 29 mei 2005 tot en met 1 september 2005 te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland opzettelijk mishandelend [naam 5] met een mes en/of een schroevendraaier in het lichaam heeft gestoken, waardoor voornoemde [naam 5] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9. Motivering van de straffen en maatregelen

9.1. Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder zaak A de feiten 1 tot en met 3, onder zaak B de feiten 1 tot en met 5, 7, 9 (voor zover het de periode van 21 maart 2003 tot en met 19 maart 2004 betreft), 10, 11 en 12 en onder zaak C de feiten 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van voorarrest. Verder dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te worden opgelegd.

Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat op de beslaglijst onder de nummers 2 t/m 6 in zaak A en de nummers 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 10 in zaak B vermelde voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn hiervoor vatbaar omdat daarmee de feiten zijn gepleegd en voorkomen moet worden dat (kinderpornografisch) beeldmateriaal van aangeefsters verder kan worden verspreid. De overige onder nummers 1 (zaak A) en 4 en 9 (zaak B) genoemde voorwerpen dienen te worden geretourneerd aan verdachte.

9.2. Het standpunt van de verdediging

Verdachte dient naar het oordeel van de verdediging te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Verdachte wordt onterecht beschuldigd. Subsidiair is de eis van de officier van justitie te hoog. Indien verdachte tot de tbs-maatregel wordt veroordeeld, is het niet ondenkbaar dat hij, nu hij een ontkennende verdachte is, terecht zal komen op een longstay-afdeling omdat een behandeling niet mogelijk zal zijn.

9.3. Het oordeel van de rechtbank

De verdachte heeft zich in de periode van 2001 tot en met 2008 schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken en mishandelen van (enkele) van zijn toenmalige vriendinnen, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Deze meisjes hadden problemen thuis of bevonden zich anderszins in een kwetsbare positie. Verdachte heeft door zijn handelen, mede gelet op zijn postuur, een groot overwicht gekregen op deze veelal jongere en kleinere meisjes waardoor zij zich moeilijk konden onttrekken aan de relatie en het daarin voorkomende misbruik en/of geweld. Door zijn handelen heeft verdachte dan ook gedurende een langere, aaneengesloten periode een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de kwetsbare slachtoffers, die bovendien, zoals algemeen bekend mag worden verondersteld en ook door hen is verklaard, vaak nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen van deze handelwijze zullen ondervinden.

Dit zijn ernstige feiten, waarbij verdachte zich vooral heeft laten leiden door zijn eigen (seksuele) verlangens en zich niet heeft bekommerd om het (emotionele) leed dat hij bij de slachtoffers heeft teweeggebracht. Ook achteraf heeft verdachte slechts erkend dat hij jaloers en bezitterig was, maar heeft hij er geen blijk van gegeven dat hij zich realiseert wat de gevolgen voor de slachtoffers zijn geweest.

Ten tijde van het plegen van de in zaak B onder 5 en 9 bewezenverklaarde feiten had verdachte de leeftijd van 16 jaar, maar nog niet die van 18 jaar bereikt. In de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte ziet de rechtbank reden om voor deze feiten niet het sanctierecht voor jeugdigen, maar dat voor volwassenen van toepassing te achten.

Bij de bepaling van de strafmaat is voorts rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht en waarschijnlijk nog zal brengen bij de slachtoffers en de maatschappelijke verontrusting die het gevolg is van dergelijke strafbare gedragingen.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte is, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2009 niet eerder veroordeeld voor zedenmisdrijven, maar wel voor geweldsmisdrijven.

Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de gezondheidspsycholoog/psychotherapeut drs. A.E. Haan van 4 juni 2009. Hij heeft geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een gemengd antisociale persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, narcistische en borderline trekken. Uit het rapport blijkt dat deze conclusie mede tot stand is gekomen op basis van diagnostische onderzoeksinstrumenten. Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Vanwege de invloed van de persoonlijkheidsstoornis op zijn belevingswereld, zijn denken en zijn handelen, kan verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Op grond van zijn persoonlijkheidspathologie en de darmee samenhangende ziekelijke jaloezie, bezitterigheid en afhankelijkheid in relaties, kan worden gesteld dat deze persoonlijkheidspathologie van primair belang is voor de schatting van recidivegevaar. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, kan op grond van zijn persoonlijkheidspathologie en de langdurige periode van delictgedrag worden gesteld dat sprake is van een hoog recidiverisico. Daarnaast zijn er andere factoren zoals gebrekkige schoolloopbaan, arbeidscarrière, gezinsproblemen, gebrekkige zelfredzaamheid en gebrekkige relationele vaardigheden die het recidivegevaar verder doen toenemen. Afgaande op de ernst van de tenlastegelegde feiten, de zeer grote hoeveelheid en lange reeks van strafbare feiten, zijn persoonlijkheidspathologie en daarmee samenhangende verminderde toerekeningsvatbaarheid en het hoge recidiverisico moet worden geadviseerd om hem de maatregel van TBS op te leggen. Een voorwaardelijk kader of een TBS met voorwaarden kan niet worden geadviseerd, mede omdat betrokkene zich niet verantwoordelijk stelt voor de delicten.

In zijn rapport van 23 juni 2009 heeft de psychiater J. van Outheusden eveneens geadviseerd om aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. Volgens de psycholoog is sprake van een antisociale persoonlijkheidstoornis met narcistische, afhankelijke en borderlinetrekken. Deze stoornis wordt gekenmerkt door een ziekelijke jaloezie en grenzeloosheid in relaties, gebaseerd op onder andere basale insufficiëntiegevoelens, een beperkte frustratietolerantie met een falende impulscontrole, een slecht ontwikkeld geweten en een onvermogen om acute behoeftebevrediging uit te stellen. In relaties leed verdachte aan verlatingsangst, zich uitend in ziekelijke jaloezie. Alleen door het uitoefenen van totale controle over zijn partners lukte het hem die angst te beperken. Verdachte is zich er goed van bewust geweest waar grensoverschrijdingen zijn overgegaan in delictgedrag (indien bewezen), gezien de resultaten van het onderzoek. Zowel op cognitief gebied, emotioneel gebied als op het gebied van de ontwikkeling is verdachte echter fors beperkt waardoor hij zijn wil minder goed in vrijheid kon bepalen. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Indien verdachte zonder behandeling opnieuw in een situatie zou komen te verkeren dat hij een relatie krijgt met een jonge vrouw die niet sterk in haar schoenen staat, is de kans zeer groot dat soortgelijke strafbare feiten opnieuw zullen plaatsvinden. Het recidiverisico wordt als zeer hoog ingeschat. Deze inschatting wordt ondersteund door een gestructureerd risicotaxatie-instrument. De geschetste pathologie speelt daarbij een doorslaggevende rol. Verdachte kan moeilijk alleen zijn en zal hoogstwaarschijnlijk snel een nieuwe relatie aangaan. De behandeling van betrokkene zal intensief moeten zijn. Gedacht wordt aan een intramurale fase van minimaal drie jaar. Het benodigde kader zal dwingend, maar vooral ook stevig moeten zijn. Voorwaarden zijn niet haalbaar vanwege de ontkennende houding van betrokkene.

In hun aanvullende rapporten van 8 en 9 september 2010 hebben voornoemde deskundigen hun conclusies gehandhaafd. Deze conclusies zijn gebaseerd op het gehele strafdossier zoals dat voor de terechtzitting van 17 juni 2010 was opgesteld. Verdachte heeft aan het aanvullende onderzoek door de psychiater en de psycholoog geen medewerking verleend. De deskundigen hebben ter terechtzitting van 24 september 2010 een nadere toelichting op hun rapporten gegeven. Psychiater J. van Outheusden heeft daar onder meer verklaard dat alle tenlastegelegde feiten, indien bewezen, uit dezelfde dynamiek afkomstig zijn. Die dynamiek is volgens de deskundige veroorzaakt door de persoonlijkheid van verdachte en dat is de reden het recidivegevaar hoog in te schatten. Psycholoog A.E. Haan heeft op die terechtzitting onder meer verklaard dat, naast de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, van belang is dat in het algemeen de volgende factoren op een hoog recidiverisico duiden: er is sprake van een zedendelict, de feiten hebben zich over een langere periode afgespeeld en er is sprake van verschillende vormen van gedrag (zoals verschillende vormen van dreiging of geweld). Beide deskundigen hebben ter terechtzitting verklaard dat een behandeling kans van slagen heeft, gezien de leeftijd van verdachte en het feit dat hij tot op zekere hoogte de noodzaak van behandeling onderkent.

De rechtbank deelt de conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het risico dat verdachte - indien hij zonder de benodigde behandeling in vrijheid zou worden gesteld - vergelijkbare strafbare feiten zou plegen, als zeer hoog dient te worden aangemerkt.

Daartoe is allereerst van belang dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis kenmerkt zich onder meer door ziekelijke jaloezie en verlatingsangst. Daarnaast weegt de rechtbank bij de bepaling van het recidiverisico mee dat in het geval van verdachte sprake is van de drie risico verhogende factoren die door de deskundige Haan zijn genoemd. Bewezen wordt immers geacht dat sprake is van zedendelicten, die over een langdurige periode van delictgedrag zijn gepleegd en waarbij verdachte meerdere vormen van handelingen heeft verricht (zoals het mishandelen, van de slachtoffers en het uiten van dreigementen). De omstandigheid dat verdachte als een first offender op het gebied van zedendelicten dient te worden aangemerkt, kan daarom aan de hiervoor geformuleerde conclusie niet afdoen.

Nu de achterliggende oorzaak van de delicten gelegen is in de persoonlijkheid van verdachte, is zonder behandeling niet te verwachten dat het recidivegevaar zal verminderen. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat verdachte behandelbaar is, gezien hetgeen de deskundigen hierover hebben opgemerkt. Dat verdachte als onbehandelbaar op een longstay-afdeling terecht zal komen, acht de rechtbank dan ook niet op voorhand aannemelijk. Anderzijds deelt de rechtbank de inschatting van de deskundigen dat voor de behandeling van verdachte een dwingend kader nodig is. Daartoe is van belang dat de bereidheid van verdachte tot het ondergaan van behandeling beperkt is, zodat niet aannemelijk is dat binnen een vrijwillig kader danwel door het stellen van voorwaarden het gevaar voor personen tot een aanvaardbaar niveau terug kan worden gebracht.

De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmaat tevens in aanmerking dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten als verminderd ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.

Alles overwegende dient verdachte te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet evenwel aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie. Voorts zal de rechtbank aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen nu zij van oordeel is dat verdachte een gevaar vormt voor personen en dat bescherming van personen de deze maatregel eist. Bovendien acht de rechtbank het van belang dat verdachte een behandeling ondergaat voor zijn persoonlijkheidsstoornissen.

Onttrekking aan het verkeer

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

In zaak A:

- Zaktelefoon NOKIA N95 (3433389);

- Computer HP PAVILION personal (3433377)

- Computer ACER aspire3690 (3433381)

- Computer PHILIPS sky (3433939)

- 8 cd-roms (3433942)

In zaak B:

- zaktelefoon Samsung G-800 (3522321)

- 6 cd-roms (3522333)

- Fototoestel Toshiba (3522336)

- 98 cd-roms (3522349)

- Zaktelefoon Nokia (3522352)

- 11 cd-roms (3522353)

- 7 telefoons (3522356)

- Computer HP (3522360)

dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen, het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen

Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten een sleutelbos (3433190) in zaak A en een navigator (3522344) en poststuk (3522357) in zaak B.

Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

De benadeelde partij [naam 5] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade ingediend voor een bedrag van € 7300,- en een vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade van € 410.-

De benadeelde partij [naam 2] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade ingediend voor een bedrag van € 7200,-.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen geheel worden toegewezen. De raadsman heeft verzocht de vorderingen af te wijzen, gezien de gevoerde verweren. Subsidiair dienen beide vorderingen niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat zij niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij voor toewijzing vatbaar zijn.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 5] van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 11 en 12 (zaak B) bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden.

De rechtbank schat de door deze benadeelde partij geleden immateriële schade voorshands op € 2100,- en de materiële schade op € 410,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken.

Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [naam 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij

[naam 2] van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 2 en 3 (zaak B) bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden.

De rechtbank schat de door deze benadeelde partij geleden immateriële schade voorshands op € 2100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken.

Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In het belang van [naam 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 77b, 300, 245(oud), 245 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11. Beslissing

Verklaart het onder

feit 1 en 3 in zaak A,

feit 1, 4, 7, 8, 10 in zaak B en

feit 1, 2 en 3 in zaak C

tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder

feit 2 in zaak A,

feit 2 in zaak B,

feit 3 in zaak B,

feit 5 in zaak B,

feit 9 in zaak B voor zover het de periode van 21 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 betreft,

feit 11,

feit 12,

tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk voor feit 6 in zaak B en feit 9 in zaak B voor zover het de periode voor 21 januari 2003 betreft.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 2 in zaak A, feiten 3, 9 en 12 in zaak B:

Mishandeling, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van feit 2 in zaak B, feiten 5 en 11 in zaak B

Met iemand die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat hij van overheidswege verpleegd zal worden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen:

In zaak A:

- Zaktelefoon NOKIA N95 (3433389);

- Computer HP PAVILION personal (3433377)

- Computer ACER aspire3690 (3433381)

- Computer PHILIPS sky (3433939)

- 8 cd-roms (3433942)

In zaak B:

- zaktelefoon Samsung G-800 (3522321)

- 6 cd-roms (3522333)

- Fototoestel Toshiba (3522336)

- 98 cd-roms (3522349)

- Zaktelefoon Nokia (3522352)

- 11 cd-roms (3522353)

- 7 telefoons (3522356)

- Computer HP (3522360)

Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten

- sleutelbos (3433190) in zaak A,

- navigator (3522344) en poststuk (3522357) in zaak B.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] toe tot een bedrag van € 2510,- (zegge: tweeduizend en vijfhonderdentien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening,

Veroordeelt verdachte dat bedrag te betalen aan [naam 5], wonende te [adres]. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

Als extra waarborg voor betaling aan [naam 5] wordt aan de verdachte de verplichting opgelegd om de som van € 2510,- (zegge: tweeduizend en vijfhonderdentien euro) te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Voor het geval de verdachte niet (volledig) betaalt en er ook geen (volledig) verhaal mogelijk is, wordt hem hechtenis opgelegd voor de duur van 35 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de verplichting voor verdachte om te betalen niet op.

Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan [naam 5]. Omgekeerd geldt hetzelfde.

Verder wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot nu toe zijn geen kosten gemaakt.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 2100,- (zegge: tweeduizend en honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening,

Veroordeelt verdachte dat bedrag te betalen aan [naam 2], wonende te [adres]. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

Als extra waarborg voor betaling aan [naam 2] wordt aan de verdachte de verplichting opgelegd om de som van € 2100,- (zegge: tweeduizend en honderd euro) te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Voor het geval de verdachte niet (volledig) betaalt en er ook geen (volledig) verhaal mogelijk is, wordt hem hechtenis opgelegd voor de duur van 31 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de verplichting voor verdachte om te betalen niet op.

Het bedrag dat verdachte betaalt aan de Staat, hoeft hij niet meer te betalen aan [naam 2]. Omgekeerd geldt hetzelfde.

Verder wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot nu toe zijn geen kosten gemaakt.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter, tevens kinderrechter,

mrs. L.I.M. van Bergen, C.W. Inden, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2010.

i Proces-verbaal van de zitting van 17 juni 2010, pleitnota pagina 19. Verdachte heeft erkend dat hij met alle meisjes verkering en een seksuele relatie heeft gehad.

ii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-16 van 29 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 24], doorgenummerde pagina's 42 t/m 49.

iii Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] van 26 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

iv Een proces-verbaal met nummer 2008253067-40 van 20 januari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 26], inhouden de verklaring van verdachte (doorgenummerde pag. 198 t/m 212).

v Een proces-verbaal met nummer 2008253067-28 van 9 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 27] en [naam 28], inhouden de verklaring van de getuige [naam 28], (doorgenummerde pag. 51 t/m 56).

vi Een proces-verbaal met nummer 2008253067-1 van 6 november 2008, in de wettelijke vorm (in concept) opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 26], inhouden de verklaring van de getuige [naam 30], (doorgenummerde pag. 50).

vii Een proces-verbaal met nummer 2008253067-1 van 25 november 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 26] en [naam 28], inhouden de verklaring van verbalisanten (doorgenummerde pag. 20 t/m 25, zaak A) en een proces-verbaal met nummer 2008253067-48 van 6 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 28] en [naam 29], inhouden de verklaring van verbalisanten (doorgenummerd pag. 246 t/m 250) .

viii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-17 van 7 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 24] (doorgenummerde pagina's 60 t/m 68).

ix Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] van 26 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank

x Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-21 van 7 november 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 28] (doorgenummerde pag. 73 t/m 76)

xi Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 28], met een bijlage (doorgenummerde pag. 86-126)

xii Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-31 van 23 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 31] (doorgenummerde pag. 84-85).

xiii Zie noot 1.

xiv Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-15 van 23 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 24] (doorgenummerde pagina's 29 t/m 33).

xv Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] op 30 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

xvi Proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank te Amsterdam op 17 juni 2010.

xvii Zie noot 4.

xviii Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-33 van 16 januari 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 32] en [naam 33] (doorgenummerde pagina's 36 t/m 41).

xix Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-36 van 6 januari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 28] (doorgenummerde pagina's 34 t/m 35).

xx Een geschrift, zijnde een verklaring voor politie van het BovenIJziekenhuis, getekend op 6 september 2004 door arts R.H. Boonstra (doorgenummerde pagina 289).

xxi Zie noot 1.

xxii Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] van 17 november 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

xxiii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-19 van 13 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 24] (doorgenummerde pagina's 127 t/m 134) en een aanvullend proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-24, in de wettelijke vorm opgemaakt op 27 november 2008 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 28] (doorgenummerde pag. 135 t/m 142).

xxiv Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-19 van 13 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 24] (doorgenummerde pagina's 127 t/m 134). Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] van 17 november 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] van 17 november 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

xxv Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-29 van 15 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 26] (doorgenummerde pagina 143).

xxvi Ander geschrift, te weten print van mutatie uit politiesysteem, 05-040104, gemuteerd op 7 juni 2005, geschrift, te weten print van mutatie uit politiesysteem, 05-051761, gemuteerd op 18 juli 2005, geschrift, te weten print van mutatie uit politiesysteem, 05-051761, gemuteerd op 30 juli 2005, geschrift, te weten print van mutatie uit politiesysteem, 05-051761, gemuteerd op 30 juli 2005.

xxvii Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2008253067-32 van 27 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 27] en [naam 28] (doorgenummerde pagina 149).

xxviii Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 18] van 25 augustus 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

xxix Een geschrift, te weten een verklaring van de huisarts [naam 34] van 1 juni 2010 met betrekking tot [naam 5] (doorgenummerd pag. 294).

xxx Proces-verbaal van de terechtzitting van 21 juni 2010 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam.

xxxi Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008253067-40 van 20 januari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 26] (doorgenummerde pagina's 198 t/m 212).

xxxii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008253067-1 van 9 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 23] en [naam 35] (doorgenummerde pag. 9 t/m 20).

xxxiii Een geschrift, te weten een letselbeschrijving met betrekking tot [naam 1] van [naam 36], arts, van 11 september 2009.

xxxiv Proces-verbaal van de zitting van 17 juni 2010 van de rechtbank te Amsterdam

Parketnummers: 13/467470-08 (zaak A), 13/420052-09 (zaak B), 13/774103-10 (zaak C) (PROMIS)

Inzake: [verdachte]