Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-11-2011, BU3800, 23-004437-10

Gerechtshof Amsterdam, 08-11-2011, BU3800, 23-004437-10

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 november 2011
Datum publicatie
9 november 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU3800
Formele relaties
Zaaknummer
23-004437-10

Inhoudsindicatie

Ontuchtige handelingen i.d.z.v. 245 Sr. Hof neemt voor beoordeling ontuchtig karakter seksuele handelingen als uitgangspunt HR 30 maart 2010 (NJ 2010, 376) . Ondanks het relatief geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte en de aangeefsters, is aan de seksuele inhoud van de relaties niet het ontuchtige karakter komen te ontvallen, nu deze relaties niettemin als ongelijkwaardig worden beoordeeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-004437-10

datum uitspraak: 8 november 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2010 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers

13/467470-08, 13/420052-09 en 13/674103-10 (respectievelijk zaak A, B en C) tegen

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van

17 juni 2010 en 24 september 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 13 mei 2011 en

25 oktober 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

Zaak A (13/467470-08)

feit 1:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of London, Engeland (telkens) door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid

[aangeefster A] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte (telkens) die [aangeefster A] (met kracht) eenmaal of meermalen op en/of tegen het hoofd en/of armen en/of benen en/of buik en/of elders tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of aan de haren getrokken en/of die [aangeefster A] op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) op die [aangeefster A] is gaan zitten en/of de keel van die [aangeefster A] heeft dichtgeknepen en/of dicht gehouden en/of in die keel heeft geknepen en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen het lichaam van die [aangeefster A] heeft geduwd en/of gehouden en/of tegen die [aangeefster A] heeft gezegd:"Ik ga je vermoorden" en/of ik gooi je in een put" en/of "Ik ga je moeder iets aandoen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [aangeefster A] heeft uitgeoefend en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [aangeefster A] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of zich op te houden in de nabijheid van [aangeefster A] en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of teksten op haar lichaam te schrijven en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/of zich niet te scheren en/of zich niet vaak te wassen en/of er voor mannen onaantrekkelijk uit te zien en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en/of niet zou doen wat hij wilde en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [aangeefster A] had en/of te dreigen met slaan als zij niet keek of dat ze het leuk en/of lekker vond en/of te dreigen die films te verspreiden in Amsterdam Noord als zij bij hem weg zou gaan en/of door haar op te sluiten en/of door haar hoer te noemen en/of te zeggen dat zij dom is en/of (aldus) voor die [aangeefster A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en bestaande dat sexueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster A] (telkens) hierin/hieruit dat hij, verdachte die [aangeefster A] gedwongen heeft te dulden dat hij, verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [aangeefster A] heeft geduwd en/of gebracht;

feit 2:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of London, Engeland (telkens) opzettelijk heeft mishandeld zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangeefster A], door (met kracht) eenmaal of meermalen te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd en/of armen en/of benen en/of buik en/of (elders) tegen het lichaam van die [aangeefster A] en/of aan de haren te trekken en/of door die [aangeefster A] op een bed te gooien en/of door (vervolgens) op die [aangeefster A] te gaan zitten en/of door de keel van die [aangeefster A] dicht te knijpen en/of dicht te houden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

feit 3:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 9 september 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk (telkens) [aangeefster A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen het lichaam van die [aangeefster A] geduwd en/of gehouden en/of voornoemde [aangeefster A] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden" en/of "ik gooi je in een put" en/of "Ik ga je moeder iets aandoen", althans woorden van die dreigende aard en/of strekking", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Zaak B (13/420052-09):

feit 1:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/ of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [aangeefster B] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster B], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [aangeefster B] geduwd en/of gebracht, en bestaande dat geweld en of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [aangeefster B] op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of getrapt en/of aan de haren van die [aangeefster B] heeft getrokken en/of die [aangeefster B] de kleren van het lijf heeft gerukt en/of getrokken en/of die [aangeefster B] van een rijdende brommer heeft gegooid/geduwd, althans geprobeerd heeft haar van een rijdende brommer te gooien/duwen en/of die [aangeefster B] een mes op het lichaam heeft gezet en/of aan de haren heeft getrokken en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op die [aangeefster B] door zijn lengte en/of gewicht [waardoor die [aangeefster B] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychisch overwicht en/of psychische druk heeft uitgeoefend op die [aangeefster B] door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en niet zou doen wat hij wilde en/of door tegen die [aangeefster B] te zeggen dat zij alleen een joggingbroek en/of een spijkerbroek mocht dragen en geen topjes en/of andere blote kleding en/of dat hij, verdachte, als die [aangeefster B] weg zou gaan bij hem, verdachte, hij de moeder en/of vader en/of zus en/of de honden van die [aangeefster B] iets zou aandoen en/of (aldus) voor die [aangeefster B] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

feit 2:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland, met [aangeefster B], geboren op

24 november 1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster B], zijnde hij, verdachte, (telkens) met zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [aangeefster B] binnengedrongen en/of hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of mond van die [aangeefster B] geduwd en/of gebracht;

feit 3:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 6 september 2004 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland opzettelijk mishandelend [aangeefster B] op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of getrapt en/of door een park heeft gesleurd en/of heeft vastgepakt, waardoor voornoemde [aangeefster B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

feit 4:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster C] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster C], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn (stijve), penis in de vagina van die [aangeefster C] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [aangeefster C] in het gezicht op en/of tegen de rug en/of de buik en/of de knieën en/of elders op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of die [aangeefster C] op een bed heeft geduwd en/of met kracht de kleding van die [aangeefster C] heeft uitgetrokken en/of die [aangeefster C] van een rijdende scooter/brommer heeft afgeduwd en/of door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [aangeefster C] heeft uitgeoefend en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [aangeefster C] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en niet zou doen wat hij wilde en/of te dreigen voor de trein te springen en/of tegen een boom te rijden en/of (aldus) voor die [aangeefster C] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

feit 5:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot 1 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland, met [aangeefster C], geboren op 20 oktober 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster C], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [aangeefster C] geduwd en/of gebracht;

feit 6:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 (telkens) te Amsterdam en/of Hoorn en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [aangeefster C] in het gezicht en/of op en/of tegen de rug en/of de buik en/of de knieën en/of elders op en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [aangeefster C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

feit 7:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster D] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster D], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of in de mond van die [aangeefster D] geduwd en/of gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [aangeefster D] (hard) in haar borsten en/of vagina en/of been heeft geknepen en/of op en/of tegen het gezicht en/of rug en/of been(en) en/of billen en/of arm(en)en/of buik en/of elders op het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren van die [aangeefster D] heeft getrokken en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of die [aangeefster D] achter zijn, verdachtes, scooter/brommer heeft aangesleurd en/of met kracht op zijn, verdachtes, scooter/brommer heeft getrokken en/of van de brommer heeft geprobeerd af te duwen en/of het hoofd van die [aangeefster D] heeft vastgepakt en/of geduwd naar zijn verdachte's (stijve) penis en (aldus) die [aangeefster D] gedwongen heeft hem, verdachte, te pijpen en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op die [aangeefster D] door zijn lengte en/of gewicht [waardoor die [aangeefster D] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychisch overwicht en/of psychische druk op die [aangeefster D] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch contact en/of sms-contact met haar te hebben en/of haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde (verhullende) kleding te dragen en/of te dreigen met zelfmoord indien zij de relatie zou beëindigen en/of niet zou doen wat hij wilde en/of haar te verbieden naar school te gaan en/of zich op te maken en/of haar haar leuk te doen en/of die [aangeefster D] niet over haar eigen geld laten beschikken en/of teksten op haar lichaam te schrijven en/of (aldus) voor die [aangeefster D] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

feit 8:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 april 2003 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland, (telkens) met [aangeefster D], geboren op 4 april 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit en/ of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster D], hebbende verdachte (telkens) zijn (stijve) penis in de vagina en/of in de mond van die [aangeefster D] geduwd en/of gebracht;

feit 9:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 (telkens) te Amsterdam en/of Uitdam en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [aangeefster D] tegen en/of op het gezicht en/of de arm(en) en/of been(en) en/of rug en/of billen en/of buik en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of in de keel en/of in een been en/of in de vagina van die [aangeefster D] heeft geknepen en/of die [aangeefster D] aan haar haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [aangeefster D] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

feit 10:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster E] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster E] , hebbende verdachte (telkens) een of meer vingers en/of zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht, bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [aangeefster E] tegen het hoofd en/of been(en)en/of arm(en) en/of rug en/of buik en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren getrokken en/of aan de haren door het huis gesleurd en/of een riem in de richting van en/of tegen het gezicht van die [aangeefster E] heeft gegooid en/of het hoofd van die [aangeefster E] heeft beetgepakt en/of een mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel van die [aangeefster E] heeft gezet en/of getoond en/of een kussen op het hoofd van die [aangeefster E] heeft geduwd en/of die [aangeefster E] met een mes en/of een schroevendraaier, althans met enig scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken en/of (hard) in de keel en/of de hals van die [aangeefster E] heeft geknepen en/of een vuurwapen, of daarop gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [aangeefster E] en/of heeft gezegd een vuurwapen te hebben en/of fysiek overwicht heeft uitgeoefend op de [aangeefster E] door zijn lengte en/of gewicht [waardoor die [aangeefster E] zich niet (afdoende) kon verzetten] en/of psychische druk en/of psychisch overwicht op die [aangeefster E] heeft uitgeoefend door haar gangen na te gaan en/of te controleren en/of door (zeer) vaak telefonisch en/of sms-contacten met haar te hebben en/of door haar te verbieden en/of te beletten met anderen om te gaan en/of haar te isoleren en/of door haar op te dragen bepaalde ( verhullende) kleding te dragen en/of die [aangeefster E] te dreigen met geweld en/of de dood en/of iets aan te doen en/of te dreigen de moeder en/of stiefvader/vader en/of broer van die [aangeefster E] te doden, althans wat aan te doen, (als die [aangeefster E] niet deed wat verdachte wilde) en/of door tegen die [aangeefster E] te zeggen dat die [aangeefster E] de sleutels van haar huis moest laten namaken en/of dat die [aangeefster E] geen sieraden meer om mocht en/of door tegen die [aangeefster E] te vertellen dat hij, verdachte, het liefst had dat zij de kleren van verdachte droeg en/of dat die [aangeefster E] geen rokjes mocht dragen en/of niet met haar vrienden mocht omgaan en/of dat die [aangeefster E] bij, hem verdachte, thuis moest douchen en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [aangeefster E] had en/of te dreigen die opnames op internet te zetten en/of (aldus) voor die [aangeefster E] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

feit 11:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland, met [aangeefster E], geboren op 23 januari 1990, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster E], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, (stijve) penis en/of een of meer vingers in de vagina van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht;

feit 12:

hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 (telkens) te Amsterdam en/of Purmerend en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend [aangeefster E] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of been(en) en/of arm(en) en/of rug en/of buik en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren heeft getrokken en/of in de hals en/of in de nek en/of in de keel van die [aangeefster E] heeft geknepen en/of die [aangeefster E] met een mes en/of een schroevendraaier, althans met enig scherp en/of puntig voorwerp, in een been en/of heup en/of bil, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of een riem in de richting van en/of tegen het gezicht van die [aangeefster E] gegooid, waardoor voornoemde [aangeefster E] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

Zaak C (13/674103-10)

feit 1:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [aangeefster F] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster F], hebbende verdachte die [aangeefster F] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer vibrator(s) en/of een of meer (andere) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [aangeefster F] duwde en/of bracht, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) - die [aangeefster F] in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of een of meer (scheen)be(e)n(en) en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of - haar armen heeft vastgehouden en/of haar kleren van haar lichaam gescheurd en/of getrokken en/of haar benen uit elkaar geduwd en/of - op een of meer (scheen)be(e)n(en) van die [aangeefster F] is gesprongen en/of - die [aangeefster F] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in een been, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of - die [aangeefster F] heeft gewurgd, althans met zijn hand(en) haar keel(stevig) heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of - zijn, verdachtes, hand op de mond van die [aangeefster F] heeft gehouden en/of - die [aangeefster F] een of meermalen van een trap heeft geduwd en/of gegooid en/of - aan de haren van die [aangeefster F] heeft getrokken en/of - door zijn lengte en/of gewicht fysiek overwicht op die [aangeefster F] heeft uitgeoefend en/of - psychisch overwicht en/of psychische druk heeft uitgeoefend op die [aangeefster F] door haar te isoleren en/of controleren en/of gangen na te gaan en/of te verbieden en/of te beletten gebruik te maken van MSN en/of haar moeder te bellen en/of met anderen contact te hebben en/of te eten en/of naar haar werk en/of school te gaan en/of door zich vaak op te houden in de nabijheid van die [aangeefster F] en/of vaak telefonisch contact met die [aangeefster F] op te nemen (onder meer als zij bij haar moeder was) en/of door haar (alleen nog maar) aan te spreken met hoer en/of door haar te verbieden op de bank te zitten en/of haar (zonder dekens of kussens) (naakt) op de grond te laten slapen en/of tegen haar te zeggen dat zij vies en/of dik en/of lelijk is en/of in haar gezicht te spugen en/of te dreigen haar moeder dood en/of aan te rijden en/of te dreigen een of meer van haar ouder(s) te doden, althans iets aan te doen, en/of door te dreigen die [aangeefster F] te doden en/of te laten verkrachten door negers en/of Marokkanen en/of door zich op te houden op of nabij het werk van die [aangeefster F] en/of die [aangeefster F] bijna uit een rijdende auto te duwen en/of te dreigen die [aangeefster F] uit de auto te gooien als zij niet zou doen wat hij, verdachte, wil en/of tegen de moeder van die [aangeefster F] te zeggen dat die [aangeefster F] haar ouders niet wil zien en/of niks met haar ouders te maken wil hebben en/of te zeggen dat hij, verdachte, een pistool heeft en/of door het maken van opnames van de sex die hij, verdachte, met die [aangeefster F] had en/of (aldus) voor die [aangeefster F] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

feit 2:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) aan

[aangeefster F] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, in elk geval een of meer, botbreuken in haar (scheen)been en/of een scheurtje in haar onderrug en/of een of meer scheurtje(s) in haar scheenbeen en/of nek, heeft toegebracht, door (telkens) met dat opzet op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [aangeefster F] te springen en/of die [aangeefster F] tegen de (scheen)be(e)n(en) te trappen en/of schoppen, en/of tegen het lichaam van die [aangeefster F] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of trappen en/of die [aangeefster F] van de trap te gooien en/of te duwen;

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster F] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [aangeefster F] is gesprongen en/of tegen een of meer van de (scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of (elders) tegen het lichaam van die [aangeefster F] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of die [aangeefster F] van de trap heeft gegooid en/of geduwd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar been, in elk geval in haar lichaam, heeft gestoken en/of haar heeft gewurgd, althans (met kracht) met zijn hand(en) haar keel heeft dichtgeknepen (gehouden);

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, (telkens) opzettelijk mishandelend [aangeefster F] op een of meer van de (scheen)be(e)n(en) van die [aangeefster F] is gesprongen en/of tegen een of meer van de (scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd, en/of nek en/of rug en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of die [aangeefster F] van de trap heeft gegooid en/of geduwd en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in haar been, in elk geval in haar lichaam, heeft gestoken en/of haar heeft gewurgd, althans (met kracht) met zijn hand(en) haar keel heeft dichtgeknepen (gehouden), waardoor voornoemde [aangeefster F] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

feit 3:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2006 tot en met 14 oktober 2006 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hoorn en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk, [aangeefster F] en/of [betrokkene] (de moeder van [aangeefster F]) en/of de vader van [aangeefster F], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of verkrachting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend tegen die [aangeefster F] gezegd dat hij haar moeder dood zou rijden en/of een of meer van haar ouder(s) zou doden, althans iets aan zou doen en/of haar ([aangeefster F]) zou doden en/of zou laten verkrachten door negers en/of Marokkanen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft voor feit 6 in zaak B (mishandeling [aangeefster C]) gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege de omstandigheid dat het feit is verjaard. Om diezelfde reden heeft de advocaat-generaal ook een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie gevorderd voor feit 9 in zaak B (mishandeling [aangeefster D]).

Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat feit 6 in zaak B is verjaard. Gelet op de tenlastegelegde pleegperiode van 1 januari 2001 tot en met 19 oktober 2002 had voor

19 oktober 2008 een daad van vervolging moeten worden verricht. Dit is niet gebeurd. Het hof zal om die reden de advocaat-generaal niet-ontvankelijk verklaren voor dit feit.

Het hof volgt de advocaat-generaal ook wat betreft de gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van

het openbaar ministerie voor feit 9 in zaak B en zal het openbaar ministerie - aangezien de verjaring (eerst) is gestuit met de vordering inbewaringstelling op 21 januari 2009 - voor zover het de periode voorafgaand aan 21 januari 2003 betreft dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit feit.

Bespreking van het verweer met betrekking tot de rechtmatigheid van de bewijsvergaring

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat alle verklaringen van aangeefsters van het bewijs dienen te worden uitgesloten vanwege onherstelbare vormverzuimen in de zin van 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bij het horen van de aangeefsters. De raadsman heeft in dit verband betoogd dat de verklaringen van de aangeefsters niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Er is gehandeld in strijd met het fair trail-beginsel, althans met de beginselen van een goede procesorde als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De processen-verbaal van verhoor zijn volgens de raadsman opgemaakt op een methodologisch onjuiste manier, nu er voorafgaande aan het moment waarop de aangeefsters hun verklaringen hebben afgelegd een bijeenkomst is geweest op het politiebureau alwaar de aangeefsters op de hoogte zijn gesteld van de aangifte van [aangeefster A] en met elkaar hebben gesproken, waardoor sprake is (geweest) van onderlinge beïnvloeding. Hierdoor is volgens de raadsman niet vast te stellen welke herinnering afkomstig is van de aangeefsters zelf en welke van een van de andere deelneemsters van de bijeenkomst. Om die reden zijn de verklaringen niet meer op hun betrouwbaarheid te toetsen. De gevolgde werkwijze voldoet niet aan de eisen die daaraan in het licht van een zorgvuldig opsporingsonderzoek moeten worden gesteld. Daarmee is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift en rechtsbeginsel in aanzienlijke mate geschonden, hetgeen tot bewijsuitsluiting van alle verklaringen van de aangeefsters dient te leiden en daarmee tot vrijspraak van de verdachte van alle ten laste gelegde feiten.

Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat niet uit enige rechtsregel een verbod kan worden afgeleid voor een gezamenlijk informatief gesprek, zoals in de onderhavige zaak met de aangeefsters [aangeefster C], [aangeefster D], [aangeefster B] en [aangeefster E] heeft plaatsgevonden. Het hof is echter wel van oordeel - zoals ook door de rechtbank is overwogen - dat de geschetste gang van zaken met betrekking tot de gezamenlijke informatieve bijeenkomst een rol dient te spelen bij de individuele beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters omdat toetsing en controle daardoor voor de rechter wordt bemoeilijkt. In dit verband wordt nog het navolgende overwogen.

[Verbalisant B] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat bij de bijeenkomst op het bureau heel kort is uitgelegd dat er een onderzoek liep richting [verdachte], zonder op de inhoud in te gaan, dat niet is ingegaan op wat de uitgenodigden zelf hadden meegemaakt en dat verhinderd is dat de meisjes over zichzelf gingen vertellen. [Verbalisant A] heeft bij de rechter-commissaris verklaard ”Er is gezegd: “[verdachte] is aangehouden voor een zedenzaak, jullie hebben soortgelijke problemen gehad, wij gaan door met een onderzoek, wellicht willen jullie aangifte doen”. Er werden emoties getoond, ik weet niet meer wat de eerste reacties waren. De naam [aangeefster A] is niet genoemd. Wel dat het een zedenzaak betrof en ik weet bijna zeker dat ook mishandeling aan de orde is geweest. Ik vind het jammer dat van die bijeenkomst geen opname is gemaakt. De feitelijke inhoud van de aangifte is niet besproken. (…) Mij staat nog wel bij dat haatgevoelens werden geuit: vernedering, leven verziekt. Volgens ons zat de haat nog diep.”

[aangeefster C] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard “Het ging over [verdachte], wat die allemaal nog meer had gedaan: op meiden tekenen, filmen en op internet zetten. (…) In totaal waren zeven meisjes zo behandeld. [Verbalisant B] noemde geen namen. Hij sprak over verkrachting op een nare manier, bedreiging, op lichamen tekenen, filmen en mishandeling. Hij zei dat het om zeven slachtoffers ging. (…) Volgens mij was het voor [verbalisant B] wel duidelijk wat [verdachte] had gedaan. (…)” [aangeefster D] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [verbalisant B] het op de bijeenkomst had over verkrachting, mishandeling, bedreiging, stalking, met viltstiften op lichamen schrijven en dat hij vroeg of hen dat bekend voorkwam, waarop zij toen allemaal kwamen met voorbeelden van wat [verdachte] hen had aangedaan, zoals vol kliederen van benen, tegen de knieën schoppen bij [aangeefster C] en mij. [aangeefster E] zou hebben verteld dat hij haar had verkracht en de moeder van [aangeefster E] zou hebben verteld dat hij door de straat reed met een pistool in de auto waarmee hij dreigde als ze niet naar buiten zou komen. [aangeefster E] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de politie vertelde dat ze een meisje uit het huis van [verdachte] hadden gehaald.

Op grond van hetgeen met name de drie aangeefsters als getuigen verklaren over de bijeenkomst zou mogelijk de conclusie kunnen worden getrokken dat bij de verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] een wat ruime(re) opvatting over het begrip “informatieve bijeenkomst” bestaat c.q. heeft bestaan dan op grond van dat woord/die woorden zou kunnen worden verwacht. Gezien de door [verbalisant B] en [verbalisant A] als getuigen over die bijeenkomst afgelegde verklaringen, rijst evenwel de vraag of die conclusie juist is. De gang van zaken leidt er echter, hoe dat ook zij, toe dat (grote) behoedzaamheid dient te worden betracht bij de individuele beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters, te meer nu de verslaglegging/weergave van hetgeen tijdens die bijeenkomst is gebeurd (de pagina’s 25 en 26 in het proces-verbaal van bevindingen) uiterst summier is. Geenszins denkbeeldig is dat door de aangeefsters zelf op dan wel na die bijeenkomst (onbedoeld) aan de andere aangeefsters informatie is verstrekt, waardoor niet kan worden uitgesloten dat feiten worden vermengd met hetgeen uit andere bronnen bekend is.

Bij die beoordeling is voorts van belang dat blijkens het dossier diverse aangeefsters elkaar kennen en al langer met elkaar bevriend zijn. Onderlinge beïnvloeding kan aldus gemakkelijk - ook ongemerkt- plaatsvinden. De vaststelling dat in deze zaak beïnvloeding van aangeefsters over en weer mogelijk is, maakt niet dat de door hen afgelegde verklaringen reeds op voorhand onbruikbaar zijn. Het maakt het echter - zoals de rechtbank heeft overwogen en de raadsman in hoger beroep heeft gesteld – (wel) noodzakelijk de afgelegde verklaringen extra kritisch op hun betrouwbaarheid en verankering in de andere bewijsmiddelen te beoordelen. Om die reden is het hof met de rechtbank dan ook van oordeel dat in onderhavige zaak de eventuele toepassing van schakelbewijs met de nodige behoedzaamheid dient te worden bezien. Uitgangspunt dient te zijn dat een of meer overeenkomstige feiten zonder gebruik van schakelbewijs deugdelijk moeten zijn bewezen, alvorens schakelbewijs zou kunnen worden toegepast. Het hof maakt voor de beoordeling van de ten laste gelegde feiten dit uitgangspunt tot de zijne.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat hetgeen in zaak A, onder 2, in zaak B onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11 en 12 en in zaak C onder 1 en 2 is ten laste gelegd bewezen zal worden verklaard. De advocaat-generaal heeft hiertoe dezelfde argumenten aangevoerd als in eerste aanleg door de officier van justitie naar voren zijn gebracht.

De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij te spreken.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het in zaak A, onder 1 en 3, zaak B onder 1, 4, 7, 8, en 10 en in zaak C ten laste gelegde. Het hof sluit zich bij dit deel van de beslissingen van de rechtbank aan en neemt de gronden hiervoor van de rechtbank over.

Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte van hetgeen hem in zaak A onder 2 ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

De aangeefster [aangeefster A] heeft verklaard dat verdachte is begonnen haar te slaan toen zij in Frankrijk waren. Ook na terugkomst in Nederland zou verdachte haar veelvuldig met zijn vuisten heel hard op haar hoofd, buik, armen en benen hebben geslagen. Door deze mishandelingen heeft zij blauwe plekken opgelopen op haar armen, benen en buik. Uit de letselverklaring en de daarbij gevoegde foto’s volgt dat [aangeefster A] op haar rechterbovenarm en linkerbovenbeen geel/groen/blauwe plekken heeft.

De verdachte heeft verklaard dat hij [aangeefster A] nooit heeft mishandeld. Hij stelt dat het letsel voortkwam uit de manier van seks die [aangeefster A] en hij samen bedreven. [aangeefster A] wilde namelijk op een hardere manier seks, waarbij zij aan de verdachte vroeg haar te knijpen en bijten. De verklaring van de verdachte over de voorkeur van [aangeefster A] wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige A] dat [aangeefster A] hem vroeg met haar seks te bedrijven alsof hij haar pijn wilde doen en haar stevig vast te pakken bij haar haren en haar te knijpen.

Het hof constateert dat de aangifte van [aangeefster A] voornoemd weliswaar door de letselverklaring wordt ondersteund, maar (tevens) dat het door de verdachte geschetste scenario ook niet in strijd is met deze bewijsmiddelen. Bij die stand van zaken valt naar het oordeel van het hof niet uit te sluiten dat het letsel van [aangeefster A] het gevolg is geweest van een andere gedraging/andere gedragingen dan de ten laste gelegde mishandeling(en). Nu overig bewijs hiervoor ontbreekt, dient de verdachte van hetgeen in zaak A onder 2 ten laste is gelegd te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak B onder 2, 3, 5, 11, 12 en

- voor zover het de niet verjaarde periode betreft - 9 ten laste gelegde heeft begaan. Ten behoeve van

de overzichtelijkheid zal het hof, na een uiteenzetting van het toetsingskader voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen, de bewezengeachte feiten per aangeefster in volgorde van chronologie bespreken.

Ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de 12 – 16 jaar

Aan de verdachte is in zaak B onder 2 (met betrekking tot [aangeefster B]), 5 (met betrekking tot [aangeefster C]) en 11 (met betrekking tot [aangeefster E]) ten laste gelegd dat hij buiten echt ontuchtige handelingen heeft verricht met minderjarigen die de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaren hadden bereikt.

De advocaat-generaal heeft gesteld dat in de onderhavige zaken weliswaar geen sprake is van een groot leeftijdsverschil, maar wel van een groot intellectueel en fysiek verschil tussen de verdachte en de aangeefsters [aangeefster B], [aangeefster C] en [aangeefster E]. Volgens de advocaat-generaal is, zeker gezien het soort relatie die de verdachte creëerde - die (telkens) werd gekenmerkt door een sterke door de verdachte uitgeoefende sociale controle en bij aangeefsters gegroeide/ontstane afhankelijkheid en angst - geen sprake van een sociaal-ethisch aanvaarde seksuele relatie. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bewezen zullen worden verklaard.

De raadsman heeft gesteld dat er geen sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr nu het om vrijwillig seksueel contact gaat tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen, er sprake was van een affectieve relatie en er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangeefsters de handelingen tegen hun zin hebben verricht dan wel een ondergeschikte positie ten opzichte van de verdachte hebben gehad. In het dossier bevinden zich foto’s, filmpjes en liefdesbrieven tussen verdachte en de verschillende aangeefsters. Uit deze stukken blijkt wederzijdse verliefdheid. De seksuele contacten hebben vrijwillig plaatsgevonden en met de wetenschap en goedkeuring van de ouders van de aangeefsters. De aangeefsters hebben destijds niet tegenover hun ouders en (ook) niet tegenover (een) ander(en) aangegeven dat het seksuele contact met verdachte niet vrijwillig was.

Het hof neemt bij de beoordeling van de vraag of al dan niet sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2010 (LJN BK4794 en NJ 2010, 376) tot uitgangspunt. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat artikel 245 Sr blijkens de wetsgeschiedenis strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. In dit opzicht geldt als maatstaf of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, komt het in belangrijke mate aan op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.

Het hof is van oordeel dat de seksuele relatie tussen de verdachte en de aangeefsters niet als algemeen sociaal-ethisch aanvaard dient te worden beoordeeld. Hiertoe overweegt het hof als volgt.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat de relaties die de verdachte met [aangeefster B], [aangeefster C] en [aangeefster E] had, zich telkens kenmerkten door een onnatuurlijke hechtheid die gepaard ging met vergaande controle, heftige jaloezie en bezitterigheid. Deze aangeefsters kenden daarnaast alle drie een thuissituatie, waar zij - in ieder geval in hun eigen ogen - niet eenvoudig op terug konden vallen, hetgeen bij de verdachte bekend was, gezien zijn verklaring op 17 juni 2010 ter terechtzitting in eerste aanleg onder meer inhoudende: “Die meisjes hadden thuis problemen”. In de relaties ontstond door dit alles een sfeer van extreme afhankelijkheid, waarbij de aangeefsters een kwetsbare positie innamen en zich niet gemakkelijk konden onttrekken aan de relatie die zij met de verdachte onderhielden. Dit brengt met zich mee dat deze drie aangeefsters een wezenlijk ondergeschikte rol hadden binnen de relatie met de verdachte. Bij die stand van zaken kunnen de seksuele handelingen die door de verdachte werden verricht - ook al was er geen groot leeftijdsverschil - niet als algemeen sociaal-ethisch aanvaard worden gezien. Het hof is dan ook van oordeel dat het ontuchtig karakter aan de feitelijke situatie in deze zaken niet is komen te ontvallen. Gelet op de strekking van artikel 245 Sr doet hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht over het vrijwillig karakter hieraan niet af. Ook hetgeen de raadsman heeft gesteld over de wetenschap bij en goedkeuring door de ouders - voor zover al aanwezig - maakt dit niet anders.

In dit verband wordt (nog) gewezen op het antwoord van de minister van Justitie op een destijds door een Kamerlid gestelde vraag, dit antwoord luidt - voor zover van belang -:

“Het beschermen van vrijheid en waardigheid van de mens vergt meer dan een toestemmingsvereiste. Het beschermen van vrijheid en waardigheid van mensen in kwetsbare situaties - ik denk daarbij aan jeugdigen, patiënten, cliënten - betekent ook dat rekening gehouden moet worden met de kwetsbaarheid van hun posities als zodanig. Er mogen normen worden gesteld … (…) Naar mijn overtuiging betekent dit dat tot die normen ook moet behoren een norm die de verplichting inhoudt halt te maken. Dat geldt ook bij toestemming van de betrokkene en zelfs ook wanneer toestemming is verleend door degene die een bijzondere verantwoordelijkheid heeft, bijvoorbeeld als ouder … “ (conclusie AG mr. Jörg onder 12 bij voornoemd arrest van de Hoge Raad).

Het hof onderschrijft deze zienswijze.

[aangeefster C] (feit 5 in zaak B, ontuchtige handelingen)

Het hof overweegt dat vaststaat dat [aangeefster C], geboren op 20 oktober 1987, ten tijde van de ten laste gelegde periode, de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Ook staat vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op de ten laste gelegde plaatsen meermalen zijn penis in [aangeefster C] vagina heeft gebracht.

De verdachte heeft tegenover de politie op 19 januari 2009 verklaard dat hij van jonge meisjes met een klein postuur houdt, omdat hij over deze meisjes controle kon uitoefenen. Voorts heeft hij verklaard dat hij weet dat de meisjes bang zijn vanwege zijn postuur en hij altijd direct gaat schreeuwen en zijn stem verheft. Hij geeft aan te jaloers en te bezitterig te zijn in een relatie.

[aangeefster C] heeft in haar verklaring bij de politie verklaard dat zij de verdachte heeft ontmoet toen zij veertien jaren oud was. De verdachte was erg jaloers en op een gegeven moment voelde ze zich niet meer op haar gemak, was bang voor de verdachte en wilde bij hem weg. Bij de rechter-commissaris heeft [aangeefster C] verklaard dat de relatie vier tot zes maanden heeft geduurd. De moeder van [aangeefster C] bevestigt de druk die door de verdachte in de relatie op haar dochter werd gelegd. Zij verklaart dat de verdachte [aangeefster C] enorm vaak opbelde en haar dochter niet meer met vriendinnen omging. Zij voelde dat haar dochter geïsoleerd werd. Onder druk van haar heeft [aangeefster C] de relatie beëindigd. Daarna heeft ze nog een keer meegemaakt dat de verdachte [aangeefster C] helemaal verrot schold.

Uit het voorgaande, mede bezien in het licht van hetgeen in het toetsingskader is overwogen, blijkt naar het oordeel van het hof dat de relatie tussen [aangeefster C] en de verdachte een ongelijkwaardige was. [aangeefster C] durfde de relatie, ondanks haar wil hiertoe, niet te beëindigen vanwege de bedreigende houding die de verdachte had. Door het gedrag van de verdachte en de macht die hij (mede daardoor) over [aangeefster C] uitoefende, kan naar het oordeel van het hof niet meer worden gezegd dat aan het bewezenverklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 5 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij meermalen in de periode van 1 april 2002 tot 1 oktober 2002 te Amsterdam, met [aangeefster C], geboren op 20 oktober 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster C], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [aangeefster C] geduwd en/of gebracht.

[aangeefster D] (feit 9 in zaak B, mishandeling meermalen gepleegd)

Het hof acht - op grond van hetgeen hierna wordt overwogen - mishandeling van [aangeefster D] wettig en overtuigend bewezen voor zover het betreft het opzettelijk in de keel knijpen van [aangeefster D] waardoor zij pijn en/of letsel heeft ondervonden.

[aangeefster D] heeft in haar aangifte bij de politie onder meer het volgende verklaard. Zij heeft in de periode van 1 januari 2003 tot 19 april 2004 een relatie met de verdachte gehad. Na ongeveer een maand in de relatie begon de verdachte haar te mishandelen. Dit vond plaats te Amsterdam in de woning van de verdachte. De verdachte zou veelvuldig met grote kracht de keel van [aangeefster D] hebben dichtgeknepen. Bij een van die incidenten zou de vader van de verdachte binnen zijn gekomen. Door het knijpen heeft zij pijn ondervonden. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [aangeefster D] herhaald dat zij door de verdachte is mishandeld doordat hij haar de keel dichtkneep. De moeder van [aangeefster D] heeft tegenover de politie verklaard dat zij ongeveer een maand voordat de relatie tussen [aangeefster D] en de verdachte uitging, van de vader van de verdachte heeft gehoord dat de verdachte bij [aangeefster D] de keel dicht heeft geknepen. De vader van de verdachte zou [aangeefster D] “Gggggh” hebben horen doen en vervolgens de verdachte van [aangeefster D] hebben afgetrokken. Weliswaar heeft de vader van de verdachte bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris ontkend te hebben gezien dat de verdachte de keel van [aangeefster D] dichtkneep, maar het hof hecht meer waarde aan de verklaringen van [aangeefster D] en haar moeder, nu de moeder al op 17 maart 2004 aan Bureau Jeugdzorg heeft gemeld dat de verdachte had geprobeerd haar dochter te wurgen.

Het hof acht evenwel niet bewezen hetgeen ten aanzien van de mishandelingen van [aangeefster D] overigens is ten laste gelegd. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.

[aangeefster D] heeft in haar aangifte verklaard dat als iets deed wat verdachte niet zinde, hij haar dan sloeg hij in het gezicht, haar trapte tegen haar rug en billen, haar trok aan haar haren of kneep in haar benen of geslachtsdeel.

Dit deel van de aangifte van [aangeefster D] vindt weliswaar gedeeltelijk steun in de verklaring van een vriendin, [getuige C], die bij de politie heeft verklaard dat het haar opviel dat [aangeefster D] in die periode wel eens met blauwe plekken op het werk kwam (die blauwe plekken zaten op haar gezicht en armen) en ook in de verklaring van de moeder van [aangeefster D] die tegenover de politie heeft verklaard dat zij bij haar dochter wel eens blauwe plekken heeft gezien op de bovenarmen en op de benen, waarvan [aangeefster D] een keer tegen haar zei dat de verdachte dat had gedaan, maar nu in het overgelegde en door Bureau Jeugdzorg opgestelde aanmeldingsformulier (pagina 102 van het proces-verbaal) - waarop de verdediging een beroep heeft gedaan - is opgenomen dat een nog thuis wonende broer [aangeefster D] slaat en schopt wordt overwogen dat niet uit te sluiten valt dat het door anderen waargenomen letsel van [aangeefster D] het gevolg is geweest van een andere gedraging/andere gedragingen die niet door verdachte zijn gepleegd.

Een en ander brengt mee dat het hof van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 9 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de periode van 21 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [aangeefster D] in de keel heeft geknepen, waardoor voornoemde [aangeefster D] pijn heeft ondervonden.

[aangeefster B] (zaak B feit 2, ontuchtige handelingen, en 3, mishandeling(en))

Het hof overweegt allereerst dat vaststaat dat [aangeefster B], geboren op 24 november 1988, ten tijde van de ten laste gelegde periode, de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Ook staat vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op de ten laste gelegde plaatsen meermalen zijn penis in de vagina van [aangeefster B] heeft gebracht.

De verdachte heeft tegenover de politie op 19 januari 2009 verklaard dat hij van jonge meisjes met een klein postuur houdt, omdat hij over deze meisjes controle kon uitoefenen. Voorts heeft hij verklaard hij dat hij weet dat de meisjes bang zijn vanwege zijn postuur en hij altijd direct gaat schreeuwen en zijn stem verheft. Hij geeft aan te jaloers en te bezitterig te zijn in een relatie.

Uit de door [aangeefster B] bij de politie afgelegde verklaring volgt dat de verdachte in de relatie erg bezitterig en jaloers was. Ook vertoonde hij sterk controlerend gedrag. Als zij met een andere jongen praatte, werd hij al boos. Zij durfde niet bij de verdachte weg te gaan omdat hij zei dat als zij bij hem zou weggaan hij haar moeder of haar honden iets aan zou doen. Bij haar verhoor bij de rechter-commissaris op 30 juni 2009 heeft [aangeefster B] de bezitterigheid en jaloezie die de verdachte binnen de relatie betoonde nogmaals uitgebreid en gedetailleerd beschreven.

De zus van [aangeefster B], [getuige D], heeft tegenover de politie verklaard dat haar ouders absoluut niet achter de relatie van haar zus met de verdachte stonden. Toen haar ouders erachter kwamen dat [aangeefster B] een relatie met hem had verbood haar vader dat direct. De moeder van [aangeefster B] heeft uiteindelijk de verdachte gebeld dat de relatie tussen haar dochter en hem over was.

Uit het voorgaande, mede bezien in het licht van hetgeen in het toetsingskader is overwogen, blijkt naar het oordeel van het hof dat de relatie tussen [aangeefster B] en de verdachte een ongelijkwaardige en onevenwichtige was. Door het gedrag van de verdachte en de macht die hij (mede daardoor) over [aangeefster B] had, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat aan het bewezenverklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 2 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij meermalen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 6 september 2004 te Amsterdam, met [aangeefster B], geboren op 24 november 1988, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster B], hebbende hij, verdachte, zijn (stijve) penis in de vagina van die [aangeefster B] geduwd en/of gebracht.

Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bij herhaling mishandelen van die [aangeefster B].

[aangeefster B] heeft bij haar aangifte tegenover de politie verklaard dat de verdachte haar halverwege de relatie begon te slaan. Hij sloeg haar met zijn vuisten, waardoor ze onder de blauwe plekken zat.

Dit wordt bevestigd door [getuige D], die tegenover de politie heeft verklaard dat zij tijdens de relatie van [aangeefster B] met de verdachte blauwe plekken op de benen en armen van haar zusje heeft gezien. [getuige D] had het idee dat [aangeefster B] geslagen werd door [verdachte].

Het hof acht het niet aannemelijk dat de blauwe plekken zijn veroorzaakt door het ravotten op straat, zoals door de raadsman is aangevoerd. Uit de verklaring van [aangeefster B], afgelegd bij de rechter-commissaris, blijkt namelijk dat zij dat als smoes gebruikte. Voorts heeft de zus van [aangeefster B] bij de politie nog verklaard dat [aangeefster B] gedurende de vier maanden dat [aangeefster B] een relatie had met de verdachte, voornamelijk haar tijd bij de verdachte thuis of op haar eigen kamer doorbracht, waarbij het hof nog overweegt dat [aangeefster B] in die periode ook nog een tijd in het ziekenhuis is opgenomen geweest.

Aldus is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 3 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij meermalen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 6 september 2004 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [aangeefster B] tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt, waardoor voornoemde [aangeefster B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

[aangeefster E] (zaak B feit 11, ontuchtige handelingen, en 12, mishandeling(en))

Het hof overweegt allereerst dat vaststaat dat [aangeefster E], geboren op 23 januari 1990, ten tijde van de ten laste gelegde periode, de leeftijd van 12 jaren, maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. Ook staat vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op de ten laste gelegde plaats(en) meermalen zijn penis in [aangeefster E] vagina en/of mond heeft gebracht.

De verdachte heeft tegenover de politie op 19 januari 2009 verklaard dat hij van jonge meisjes met een klein postuur houdt, omdat hij over deze meisjes controle kon uitoefenen. Voorts heeft hij verklaard hij dat hij weet dat de meisjes bang zijn vanwege zijn postuur en hij altijd direct gaat schreeuwen en zijn stem verheft. Hij geeft aan te jaloers en te bezitterig te zijn in een relatie.

[aangeefster E] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte erg jaloers was en dat zij bang voor hem was. De verdachte isoleerde haar, bijvoorbeeld door haar te verbieden met anderen op school te praten. Ze verwaarloosde zichzelf, omdat de verdachte niet wilde dat ze er leuk uitzag. [getuige E], moeder van Myrthe, heeft tegenover de politie bevestigd dat haar dochter vanaf het moment dat zij een relatie kreeg met de verdachte niet meer met vriendinnen omging en er onverzorgd uitzag. Zij stond niet achter de relatie tussen de verdachte en haar dochter en is veelvuldig naar het politiebureau gegaan om haar zorgen hierover te uiten.

Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof dat de relatie tussen [aangeefster E] en de verdachte een ongelijkwaardige en onevenwichtige was. Door het gedrag van de verdachte en de macht die hij daardoor over [aangeefster E] had, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat aan het bewezenverklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen. Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 11 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij meermalen in de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 september 2005 te Amsterdam, met [aangeefster E], geboren op 23 januari 1990, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster E], hebbende verdachte zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht en zijn, verdachtes (stijve) penis in de mond van die [aangeefster E] geduwd en/of gebracht.

[aangeefster E] heeft in haar aangifte tegenover de politie voorts verklaard dat de verdachte geweld jegens haar gebruikte tijdens de relatie. Hij zou haar onder meer een keer met een keukenmes in haar bovenbeen en met een schroevendraaier een keer in haar linkerbovenbeen en drie keer in haar heup hebben gestoken.

[Getuige F], een vriendin van [aangeefster E], heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gehoord dat [aangeefster E] door de verdachte werd geslagen en dat zij ook gestoken was door een scherp voorwerp. [Getuige F] hoorde van [aangeefster E] dat de blauwe plekken die [aangeefster E] had door de verdachte waren veroorzaakt. Voorts heeft de huisarts van [aangeefster E] in zijn schriftelijke verklaring gemeld dat hij op 4 november 2005 het volgende letsel van [aangeefster E] op haar benen heeft gezien. Op haar rechter dijbeen, midden buitenzijde, heeft zij een donkergekleurd litteken met ook iets dieper gelegen een geringe verdikking. Op haar linkerbil heeft zij drie rode littekens met nog duidelijke verharding eronder met een diameter van 6-8 millimeter.

Het hof is van oordeel dat op basis van het voorgaande ook wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 12 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Meermalen in de periode van 29 mei 2005 tot en met 1 september 2005 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [aangeefster E] met een mes en/of schroevendraaier in het lichaam heeft gestoken, waardoor voornoemde [aangeefster E] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Hetgeen in de zaak B onder 2, 3, 5, 11, 12 en - voor zover het de niet verjaarde periode betreft - 9 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak B onder 2, 3, 5, 11, 12 - en voor zover het de niet verjaarde periode betreft - 9 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in de zaak B onder 2, 5 en 11 bewezen verklaarde levert op:

Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Het in de zaak B onder 3, 12 en - voor zover het de niet verjaarde periode betreft - 9 bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder 2, in zaak B onder 2, 3, 5, 9 (voorzover het de periode van 21 januari 2003 tot en met 19 maart 2004 betreft), 11 en 12 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege verpleegd zal worden.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11 en 12 en in zaak C onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest en dat TBS met dwangverpleging zal worden bevolen.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich in de periode van april 2002 tot en met augustus 2005 schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met toenmalige vriendinnen die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt. Door het gedrag van de verdachte, dat zich kenmerkt door een ziekelijke bezitterigheid en jaloezie, heeft hij een groot overwicht gekregen op deze meisjes, waardoor zij zich zeer moeilijk konden onttrekken aan de relatie en het daarin voorkomende fysieke of verbale geweld. Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die zich op dat moment, mede gelet op hun sociale achtergrond en leeftijd, toch al in een kwetsbare positie bevonden. Zoals algemeen bekend mag worden verondersteld ervaren slachtoffers van dergelijke delicten vaak nog zeer lange tijd de nadelige gevolgen hiervan. Voor dergelijke feiten komt in beginsel slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van mishandeling. Ook hiervoor geldt dat hij een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, hetgeen tevens heeft geleid tot gevoelens van angst bij de slachtoffers.

Ten tijde van het plegen van de in zaak B onder 5 en 9 bewezenverklaarde feiten had de verdachte de leeftijd van 16, maar nog niet die van 18 bereikt. In het feit dat de verdachte nadat hij wel de leeftijd van 18 jaren had bereikt, is doorgegaan met het plegen van soortgelijke feiten, ziet het hof aanleiding om voor voornoemde feiten niet het sanctierecht voor jeugdigen, maar dat voor volwassenen van toepassing te achten.

Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 oktober 2011 is de verdachte niet eerder terzake van soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.

Het hof heeft kennis genomen van het rapport van de gezondheidspsycholoog [psycholoog] van 4 juni 2009, waarin deze heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een gemengd antisociale persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, narcistische en borderlinetrekken. Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Gezien de invloed van de persoonlijkheidsstoornis op zijn belevingswereld, zijn denken en handelen kan de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Op grond van zijn persoonlijkheidspathologie en de daarmee samenhangende ziekelijke jaloezie, bezitterigheid en afhankelijkheid in relaties, kan worden gesteld dat deze persoonlijkheidspathologie van primair belang is voor de schatting van recidivegevaar. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, kan op grond van zijn persoonlijkheidspathologie en de langdurige periode van delictgedrag worden gesteld dat sprake is van een hoog recidiverisico. Daarnaast zijn er andere factoren zoals gebrekkige schoolloopbaan, arbeidscarrière, gezinsproblematiek, gebrekkige zelfredzaamheid en gebrekkige rationele vaardigheden die het recidiverisico verder doen toenemen. Afgaande op de ernst van de tenlastegelegde feiten, de zeer grote hoeveelheid en lange reeks van strafbare feiten, zijn persoonlijkheidspathologie en de daarmee samenhangende verminderde toerekeningsvatbaarheid en het hoge recidiverisico moet worden geadviseerd om hem de maatregel van TBS op te leggen. Een voorwaardelijk kader of een TBS met voorwaarden kan niet worden geadviseerd, mede omdat betrokkene zich niet verantwoordelijk stelt voor de delicten.

In het aanvullende psychologische rapport van 8 september 2010 en het tweede aanvullende rapport van 21 juli 2011 persisteert gezondheidspsycholoog bij zijn bevindingen, zoals verwoord in het eerdergenoemde rapport.

Daarnaast heeft het hof kennis genomen van drie door psychiater [psychiater] uitgebrachte rapporten. In zijn rapport van 23 juni 2009 heeft de psychiater [psychiater] eveneens geadviseerd aan de verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. Volgens de psychiater is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische, afhankelijke en borderlinetrekken. Deze stoornis wordt gekenmerkt door een ziekelijke jaloezie en grenzeloosheid in relaties, gebaseerd op onder andere basale insuffiëntiegevoelens, een beperkte frustratietolerantie met een falende impulscontrole, een slecht ontwikkeld geweten en een onvermogen om acute behoeftebevrediging uit te stellen. Er is - aldus ook de psychiater – geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens vastgesteld. In relaties leed verdachte aan verlatingsangst, zich uitend in ziekelijke jaloezie. Alleen door het uitoefenen van totale controle over de partner lukt het hem die angst te beperken. Zowel op cognitief gebied, emotioneel gebied, als op het gebied van de ontwikkeling is verdachte echter fors beperkt waardoor hij zijn wil minder goed in vrijheid kon bepalen. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Indien verdachte opnieuw in een situatie zou komen te verkeren dat hij een relatie krijgt met een jonge vrouw die niet sterk in haar schoenen staat, is de kans zeer groot dat soortgelijke strafbare feiten (indien bewezen) opnieuw zullen plaatsvinden. Het recidiverisico wordt als zeer hoog geschat. Verdachte kan moeilijk alleen zijn en zal hoogstwaarschijnlijk snel een nieuwe relatie aangaan. De behandeling van betrokkene zal intensief moeten zijn. Gedacht wordt aan een intramurale fase van tenminste drie jaren. Het benodigde kader zal dwingend, maar vooral ook stevig moeten zijn. Voorwaarden zijn niet haalbaar vanwege de ontkennende houding van verdachte. In het aanvullende psychiatrische rapport van 14 september 2010 en het tweede aanvullende rapport van 10 augustus 2011 persisteert psychiater [psychiater] bij zijn bevindingen, zoals verwoord in het eerdergenoemde rapport.

Voorts heeft het hof kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 25 november 2008, betreffende de verdachte. Hierin heeft de rapporteur op grond van de recidivekans, de criminogene factoren en de interventies in het verleden – onder meer- geadviseerd dat de verdachte een ambulante behandeling bij De Waag zal ondergaan. Op basis van de diagnose is geconcludeerd dat er enige mogelijkheden zijn voor gedragsbeïnvloeding en de verdachte heeft bij de rapporteur een gemotiveerde indruk gemaakt om hieraan mee te werken.

Gezien de inhoud van de door de psycholoog en psychiater uitgebrachte rapporten is het hof van oordeel dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Het hof zal bij het bepalen van de strafmaat hiermee rekening houden. Voorts is het hof van oordeel dat, gelet op de bij de verdachte aanwezige persoonlijkheidstoornis, het recidive-risico als hoog moet worden ingeschat, waarbij hij echter de navolgende kanttekeningen plaatst. Geconstateerd wordt dat de bewezen verklaarde feiten zich hebben afgespeeld in de periode van april 2002 tot en met augustus 2005 en vervolgens dat de verdachte blijk geeft van (enig) inzicht in zijn problematiek. De verdachte volgde immers voordat hij voor onderhavige strafbare feiten werd aangehouden binnen een vrijwillige setting een behandeling die (mede) op die problematiek was.

De overweging van de rechtbank dat de bereidheid van de verdachte tot het vrijwillig ondergaan van behandeling beperkt is, onderschrijft het hof dan ook niet. Gelet op voornoemde bereidheid, het getoonde inzicht en de pleegperiode zal geen last tot ter beschikkingstelling worden opgelegd.

Het hof ziet in hetgeen door de rapporteurs omtrent de persoon van de verdachte is bevonden echter wel aanleiding toezicht van de Reclassering te bevelen, waarbij ook het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag kan worden opgedragen. Het hof merkt hierbij op dat het van groot belang voor de verdachte wordt geacht dat ten spoedigste wordt aangevangen met een behandeling van de beschreven problematiek.

Alles afwegende is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden veroordeeld tot een (gecombineerde) gevangenisstraf van hierna te melden duur, waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd vanwege de noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarde. Het hof ziet aanleiding af te wijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf, nu het hof minder bewezen acht dan de advocaat-generaal.

Onttrekking aan het verkeer

Het in de zaak B onder 2, 3, 5, 11,12 en - voor zover het de niet verjaarde periode betreft - 9 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 77b, 245 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster B]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep gevoegd voor het door de rechtbank toegewezen bedrag.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak B onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster E]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.710,00 (€ 7.300,00 immaterieel en € 410,00 materieel). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.510,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak B onder 11 en 12 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in zaak B onder 6 en onder 9, voor zover het de periode voorafgaand aan 21 januari 2003 betreft, ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak B onder 2, 3, 5, 9, 11 en 12 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak B onder 2, 3, 5, 9, 11 en 12 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 (negenendertig) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of omdat de verdachte aan wie een bijzondere voorwaarde zijn gedrag betreffende is opgelegd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Amsterdam en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag.

Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

In zaak A:

- zaktelefoon Nokia N95 (3433389);

- Computer HP PAVILION personal (3433377);

- Computer ACER aspire 3690 (3433381);

- Computer PHILIPS sky (3433939);

- 8 cd-roms (3433942).

In zaak B:

- zaktelefoon Samsung G-800 (3522321);

- 6 cd-roms (3522333);

- fototoestel Toshiba (3522336);

- 98 cd-roms (3522349);

- Zaktelefoon Nokia (3522352);

- 11 cd-roms (3522353);

- 7 telefoons (3522356);

- Computer HP (3522360).

Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

In zaak A:

- sleutelbos (3433190).

In zaak B:

- Navigator (3522344);

- poststuk (3522357).

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster B]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster B] terzake van het in de zaak B onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd

[aangeefster B], een bedrag te betalen van € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster E]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster E] terzake van het in de zaak met parketnummer 13-420052-09 onder 11 en 12 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.510,00 (tweeduizend vijfhonderdtien euro) bestaande uit € 410,00 (vierhonderdtien euro) materiële schade en € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd

[aangeefster E], een bedrag te betalen van € 2.510,00 (tweeduizend vijfhonderdtien euro) bestaande uit € 410,00 (vierhonderdtien euro) materiële schade en € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van

mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

8 november 2011.