Home

Rechtbank Assen, 27-01-2011, BP2245, 19/810245-09

Rechtbank Assen, 27-01-2011, BP2245, 19/810245-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Assen
Datum uitspraak
27 januari 2011
Datum publicatie
27 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBASS:2011:BP2245
Formele relaties
Zaaknummer
19/810245-09

Inhoudsindicatie

Gelet op de indicatiestelling door het NIFP/IFZ, dat de FPK Assen aanwijst als de meest aangewezen instelling waar iemand met de problematiek van verdachte terecht kan, zal de rechtbank de FPK Assen aanwijzen als de verpleeginrichting waar verdachte ter behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden dient te worden opgenomen.

Volledigheidshalve en wellicht ten overvloede wijst de rechtbank hierbij nog op de per 1 september 2010 in werking getreden wijziging van artikel 11, eerste lid, van de Beginselenwet Verpleging Terbeschikking Gestelden. Thans wordt bepaald dat er niet alleen een behandelverplichting bestaat voor terbeschikkinggestelden met dwangverpleging maar ook voor terbeschikkinggestelden aan wie op grond van een uitspraak van de rechter als bedoeld in artikel 38 van het wetboek van strafrecht de voorwaarde is gesteld tot opname in een aangewezen inrichting. De rechtbank vertrouwt erop dat de FPK Assen zich, als aangewezen instelling, ten volle in zal zetten voor de behandeling van verdachte.

De rechtbank zal tevens de ook per 1 september 2010 mogelijk gemaakte uitvoerbaarheid bij voorraad gelasten, zodat verdachte na ommekomst van zijn detentie direct kan worden opgenomen en behandeld en de reclassering direct kan starten met het uitoefenen van toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht

Parketnummers: 19/810245-09 en 19/605334-10

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2011 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

thans gedetineerd in het huis van bewaring te [plaats van detentie].

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 februari 2010, 11 mei 2010, 3 augustus 2010, 19 oktober 2010, 11 november 2010, 1 en 2 december 2010 en 13 januari 2011.

De verdachte is verschenen ter terechtzittingen van 12 februari 2010, 11 mei 2010, 19 oktober 2010, 11 november 2010, 1 en 2 december 2010 en 13 januari 2011 en werd ter terechtzitting van 12 februari 2010 bijgestaan door mr. P.M. Breukink, advocaat te Almelo, ter terechtzitting van 11 mei 2010 door mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen, en ter terechtzittingen van 19 oktober 2010, 11 november 2010, 1 en 2 december 2010 en 13 januari 2011 telkens door mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar.

De officier van justitie, mr. C.C. Westerling-Diderich, acht hetgeen onder parketnummer 19/810245-09 onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. en onder parketnummer 19/605334-10 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: dertig maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Voorts integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, en gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] - tot een bedrag van € 152,66 - eveneens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, onder niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het meer gevorderde.

Tenlasteleggingen

De verdachte is ingevolge de ter terechtzittingen van 11 mei 2010 en 13 januari 2011 gewijzigde tenlasteleggingen bij dagvaardingen onder parketnummers 19/810245-09 en 19/605334-10 tenlastegelegd, dat

parketnummer 19/810245-09

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1/benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet een kussen, althans een dergelijk voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of enige tijd gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) (met zijn handen) de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,

terzake dat

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een kussen, althans een dergelijk voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of enige tijd gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) (met zijn handen) de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt

heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,

terzake dat

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, opzettelijk mishandelend (met zijn handen) de keel/hals van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.

hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 27 augustus 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend tijdens een msn-contact met die [slachtoffer 1] aan haar geschreven dat hij haar zou vermoorden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

4.

hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2009 tot en met 10 mei 2010 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] zeer veel e-mailtjes en/of sms'jes en/of brieven met (ondermeer) bedreigende inhoud toegestuurd en/of heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen

opgezocht in/bij haar woning, althans zich in de directe omgeving van die woning opgehouden en/of heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen gebeld;

5.

hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 10 september 2009 tot en met 12 september 2009 te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer band(en) en/of een ruit van een auto, staande aan/nabij [adres], in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

parketnummer 19/605334-10

hij in of omstreeks de periode van 2 september 2009 tot en met 3 september 2009 te Krommenie, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan/nabij de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3/benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

en/of

hij in of omstreeks de periode van 2 september 2009 tot en met 3 september 2009 te Krommenie, gemeente Zaanstad, door middel van braak, verbreking en/of inklimming wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning aan/nabij de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.

Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

parketnummer 19/810245-09

De aangifte van [slachtoffer 1] van 28 augustus 2009

[slachtoffer 1] verklaart dat zij omstreeks juni 2009 contact kreeg met verdachte, [verdachte]. Verdachte en aangeefster hebben elkaar ontmoet via een datingsite. Aangeefster geeft aan dat begin juli 2009 sprake was van het eerste contact tussen verdachte en aangeefster. Het contact tussen beiden verloopt plezierig en in juli 2009 komt verdachte andermaal naar het huis van aangeefster in Peize.

Aangeefster verklaart dat wanneer zij en verdachte aan het eind van de dag samen in bed liggen en proberen om seks te hebben, blijkt dat dit niet lukt vanwege verdachtes impotentie. Aangeefster verklaart dat zij op dat moment aan verdachte te kennen geeft dat het niet erg is dat het niet lukt. Verdachte stapt daarop uit het bed en lijkt een zeer boze blik in zijn ogen te hebben. Aangeefster hoort verdachte zeggen dat zij (aangeefster) net zo als al die andere vrouwen was. Aangeefster ziet en voelt dat verdachte met zijn beide handen haar keel vastpakt en dichtknijpt. Verdachte zit daarbij bovenop aangeefster en houdt haar in bedwang. Het wordt zwart voor de ogen. Zij dacht dat zij dood zou gaan.

Aangeefster verklaart dat verdachte haar driemaal hard met beide vlakke handen in haar gezicht heeft geslagen.

Aangeefster verklaart dat zij ten gevolge van de mishandeling blauwe plekken in haar gezicht en hals had en dat haar rechteroog blauw en dik was.

Op dezelfde avond en in de weken erna blijft er contact tussen aangeefster en verdachte. Verdachte controleert aangeefster door haar na te speuren op internet, haar Hyves-contacten in de gaten te houden en door haar frequent sms-jes te sturen. Aangeefster en verdachte hebben in die periode ook MSN-chatgesprekken. In het contact tussen aangeefster en verdachte wordt aangeefster regelmatig door verdachte bedreigd. Tijdens een MSN-chatgesprek van 27 op 28 augustus 2009 bedreigt verdachte aangeefster tot driemaal toe met de dood. Op 28 augustus 2009 staat verdachte bij aangeefster voor de deur. Een kennis van aangeefster krijgt daarvan kennis en belt de politie.

De getuigenverklaring van de dochter van aangeefster

Getuige [getuige] verklaart de dochter te zijn van aangeefster. Getuige verklaart dat verdachte in juli 2009 bij haar moeder was en ook bleef slapen. Getuige hoort kort na middernacht dat er ruzie wordt gemaakt in de slaapkamer van aangeefster. Getuige loopt naar de slaapkamer van aangeefster en ziet daar dat verdachte bovenop aangeefster zit en met zijn handen haar keel omklemt. Getuige wil de politie bellen, maar op dat moment loopt verdachte op haar toe en pakt haar vast om haar middel. Verdachte pakt de telefoon van getuige af en gooit deze op de grond. Verdachte zegt daarbij: ‘geen politie hierbij’. Getuige is daarop naar een kennis gegaan, genaamd [naam], die daar toen ook in de woning verbleef. Getuige heeft deze [naam] gevraagd de politie te bellen. Nadat de politie is gebeld verlaat verdachte de woning. Verdachte maant getuige en aangeefster herhaaldelijk, ook telefonisch nadat de politie is gearriveerd, om geen aangifte te doen. Getuige bevestigt dat aangeefster blauwe plekken en zwellingen in haar gezicht en haar hals had.

Het proces-verbaal bevindingen van Politie Drenthe

Verslag van verbalisanten naar aanleiding van een melding op 13 juli 2009. Agenten reageren op de melding en gaan naar een woning aan de [adres]. Aldaar zou een man uit Utrecht de woning zijn ontvlucht nadat hij geweld had gepleegd. Agenten verklaren dat [slachtoffer 1] rode striemen in haar hals had en dat haar rechteroog bloeddoorlopen was. Tijdens het gesprek werd [slachtoffer 1] gebeld door een man die zij [verdachte] noemde.

[slachtoffer 1] verklaart vervolgens dat zij deze [verdachte] uit Utrecht kent via een chatsite en dat tijdens het eerste seksuele contact deze [verdachte] volledig was doorgedraaid. Hij had haar geslagen.

Op weg naar het bureau zien agenten een sporttas in de berm van de weg liggen. Deze wordt door de agenten meegenomen en blijkt bij onderzoek toe te behoren aan [verdachte] wonende te Utrecht. In de tas zat ook een mobiele telefoon met daarop ondermeer foto’s van [slachtoffer 1].

Het e-mailbericht

E-mailbericht van verdachte gericht aan aangeefster met ondermeer de passage: ‘had je keel dicht moeten houden’.

Het MSN chat-gesprek van 27 op 28 augustus 2009

Een MSN chat-gesprek waarin verdachte aan aangeefster onder meer schrijft “ [naam] dit is het laatste ik krijg tbs ik vermoord jou” en “Jou vermoord ik”.

De aangifte van [slachtoffer 1] van 23 september 2009

Aangeefster verklaart te worden belaagd door verdachte. Zij ontvangt dagelijks meerdere e-mails van verdachte en meerdere sms’jes, soms tot 20-30 per dag. Verdachte stuurt ook ’s nachts sms’jes. Deze sms’jes en mails hebben vaak een bedreigend karakter. Aangeefster verklaart angst te hebben dat verdachte deze bedreigingen uitvoert omdat hij haar heeft verklaard dat hij eens 6 jaar in de gevangenis heeft gezeten.

Aangeefster verklaart over de gevolgen van de belaging en bedreiging door verdachte. Zij is enige tijd in de crisisopvang opgenomen geweest en voelt zich een gevangene van verdachte. Op dossierpagina 110 is de klacht van aangeefster opgenomen.

Het proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2009 bevat gegevens over het telefoonverkeer van verdachte. Hieruit blijkt dat in de periode van 28 augustus tot 15 september 2009 21 maal gesprekken zijn gevoerd met de telefoon van verdachte en die van aangeefster, 7 maal werd verdachte daarbij gebeld door aangeefster. In de periode van 5 oktober 2009 tot en met 11 oktober 2009 zijn er 47 contacten geweest waarbij het initiatief telkens bij verdachte was gelegen.

Het proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe

In een proces-verbaal van onderzoek aan de telefoon van aangeefster d.d. 22 september 2009 blijkt van een groot aantal sms’jes van verdachte aan aangeefster met een veelal dreigend en beledigend karakter.

De in het dossier opgenomen kopieën van e-mail berichten van verdachte aan [slachtoffer 1]

In het dossier is een groot aantal e-mailberichten van verdachte opgenomen over de periode van 8 september 2009 tot 10 november 2009, met een veelal dreigend en beledigend karakter.

De aangiftes van [slachtoffer 1] van 14 en 16 september 2009

[slachtoffer 1] doet op 14 september 2009 aangifte dat van de auto van aangeefster vier banden zijn lek gestoken in de nacht van 10 op 11 september 2009.

[slachtoffer 1] doet op 16 september 2009 aangifte dat de voorruit van de auto van aangeefster is vernield gelijktijdig met het vernielen van de banden van deze auto.

De verklaringen van verdachte bij de politie

Verdachte erkent dat hij veel contact heeft gehad met aangeefster. Het klopt dat hij haar veel sms’jes en mails heeft gestuurd. Verdachte werd daarbij steeds bozer als zij niet reageerde.

Verdachte erkent dat deze sms’jes een dreigend karakter hadden; hij wilde aangeefster bang maken omdat zij hem aan het lijntje gehouden had.

In juli 2009 heeft verdachte aangeefster de keel dichtgeknepen omdat zij dingen tegen hem had gezegd, verklaart verdachte.

Verdachte erkent dat hij de vier banden van de auto van aangeefster heeft lek geprikt. Verdachte erkent tevens dat hij in september in haar schuur is geweest en in de buurt van haar woning in het bos heeft gezeten.

De verklaringen van verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2011

Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 13 juli 2009 heen en weer heeft geschud en daarmee stopte op het moment dat haar dochter de slaapkamer binnen kwam. Toen [slachtoffer 1] tegen haar dochter zei: “bel de politie” heeft hij de telefoon van [getuige] gepakt en die kapot gegooid. Hij heeft [slachtoffer 1] twee klappen in haar gezicht gegeven.

Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd om haar bang te maken en dat hij haar na 27 augustus 2009 heeft lastig gevallen en haar heeft gebombardeerd met sms-jes. Hij is ook twee keer bij haar geweest.

parketnummer 19/605334-10

De aangifte van [slachtoffer 3]

Zij verklaart dat verdachte tussen 2 september 2009 en 3 september 2009 een ruit van haar woning aan de [adres] te Krommenie heeft vernield en door de ontstane opening haar woning is binnengedrongen.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2011

Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 september 2009 de woning van [slachtoffer 3] is binnengedrongen door een ruitje te vernielen en door de ontstane opening naar binnen te klimmen.

Nadere bewijsoverweging

Door verdachte is ontkend dat hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij zou aangeefster slechts bij de schouders hebben gepakt, bij de halsstreek, en niet haar keel dicht hebben geknepen. Deze verklaring van verdachte strookt echter niet met zijn verklaring die hij aflegde bij de politie en met de verklaring van [getuige], noch met de inhoud van zijn e-mail bericht van 21 september 2009, noch met de door de verbalisanten op 13 juli geconstateerde striemen in de hals van aangeefster. De rechtbank gaat ervanuit dat verdachte aangeefster wel degelijk haar keel heeft dichtgeknepen en dat hij haar pas los heeft gelaten op het moment dat hij merkte dat [getuige] in de deuropening stond en de politie wilde bellen.

De rechtbank acht niet bewezen dat de belaging ook na 11 november 2009 nog is doorgegaan. De beide in mei 2010 aan aangeefster gezonden brieven zijn daartoe onvoldoende.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder parketnummer 19/810245-09 onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. en het onder parket-nummer 19/605334-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

parketnummer 19/810245-09

1.

hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize, ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn handen de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;

3.

hij in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Peize [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tijdens een msn-contact met die [slachtoffer 1] aan haar geschreven dat hij haar zou vermoorden;

4.

hij in de periode van 28 augustus 2009 tot 11 november 2009 te Peize wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] vrees aan te jagen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] zeer veel e-mailtjes en sms'jes met ondermeer bedreigende inhoud toegestuurd en heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen opgezocht bij haar woning en heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen gebeld;

5.

hij op verschillende tijdstippen in de periode van 10 september 2009 tot en met 12 september 2009 te Peize opzettelijk en wederrechtelijk banden en een ruit van een auto, staande aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield;

parketnummer 19/605334-10

hij in de periode van 2 september 2009 tot en met 3 september 2009 te Krommenie, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield;

en

hij in de periode van 2 september 2009 tot en met 3 september 2009 te Krommenie, gemeente Zaanstad, door middel van braak en inklimming wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer 3].

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De verdachte zal van het onder parketnummer 19/810245-09 onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. en het onder parketnummer 19/605334-10 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:

onder parketnummer 19/810245-09

onder 1. primair:

poging tot doodslag,

strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;

onder 2.:

mishandeling,

strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;

onder 3.:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;

onder 4.:

belaging,

strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht;

onder 5.:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,

strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;

onder parketnummer 19/605334-10

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,

strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;

en

in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,

strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank heeft kennis genomen van een multidisciplinair voorlichtingsrapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, te Utrecht van 1 oktober 2010, opgemaakt door de gedragsdeskundigen S. Went, psychiater, en C.T.H.M. Salet, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan voormeld instituut.

Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:

verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en antisociale kenmerken. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De gedragsdeskundigen adviseren de rechtbank om verdachte voor alle feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.

De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.

De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 oktober 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van ernstige geweldsdelicten tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld.

Verdachte heeft zich, met name in de zaak onder parketnummer 19/810245-09, schuldig gemaakt aan een zeer ernstige inbreuk op het privé-leven van het [slachtoffer 1]. Verdachte heeft zich reeds in het begin van hun contact gewelddadig gedragen jegens het [slachtoffer 1]. Nadat hem duidelijk was geworden dat het [slachtoffer 1] geen prijs meer stelde op contact met hem, bleef hij contact met haar zoeken en haar op ernstige wijze bedreigen. Het [slachtoffer 1] heeft zich hierdoor genoodzaakt gezien zich een tijdlang schuil te houden op een geheim adres.

De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Ten aanzien van de strafmaat overweegt de rechtbank nog dat verdachte niet alleen aan de feiten waarvoor hij in voorlopige hechtenis was gesteld schuldig is bevonden (mishandeling, belaging en vernieling ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1]) maar ook aan een poging doodslag op aangeefster [slachtoffer 1] en nog twee feiten ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3].

De rechtbank gaat uit van een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank het van belang acht dat met de noodzakelijk geachte behandeling van verdachte wordt gestart. Gelet op de reeds doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis en de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling zal dit op overzienbare termijn het geval kunnen zijn.

Motivering maatregel van terbeschikkingstelling.

Verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Door de gedragsdeskundigen S. Went, psychiater, en C.T.H.M. Salet, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC), te Utrecht, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is gezamenlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.

De conclusies in het gezamenlijk uitgebrachte advies d.d. 1 oktober 2010 luiden:

verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en antisociale kenmerken. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het herhalingsriciso van soortgelijke feiten wordt als groot ingeschat. Zodra een stressvolle situatie ontstaat zal verdachte zich snel afgewezen voelen, met als gevolg toegenomen wantrouwen, prikkelbaarheid, impulsiviteit, verlies van overzicht en agressie.

De gedragsdeskundigen adviseren aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Gelet op de wijze waarop verdachte heeft meegewerkt toen hij was opgenomen in het PBC en gelet op het feit dat verdachte nog nimmer langdurig behandeld is geweest, zijn de gedragsdeskundigen van oordeel dat een klinische behandeling van verdachte, gevolgd door een traject van ambulante behandeling en begeleiding, tot een goed resultaat kan leiden. Een terbeschikkingstelling met dwangverpleging achten zij in het geval van verdachte niet aangewezen. Wel zal verdachte om te beginnen klinisch dienen te worden behandeld in een gesloten setting. Wat betreft de soort instelling waar een dergelijke behandeling plaats zou kunnen vinden adviseren zij een FPA of een FPK. Een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel achten zij niet voldoende.

Na ontvangst van de rapportage van het PBC is aan de reclassering verzocht een rapport op te stellen waarbij voorwaarden worden geformuleerd ten behoeve van een eventueel op te leggen terbeschikkingstelling.

De reclassering heeft een voorwaardenrapport opgesteld, gedateerd 11 januari 2011 waarin de voorwaarden worden genoemd waaronder de reclassering de begeleiding van verdachte in het kader van de terbeschikkingstelling gestalte zou kunnen geven.

Tevens blijkt uit dit rapport dat het indicatieorgaan NIFP/IFZ op basis van dossierstudie tot de conclusie is gekomen dat de klinische behandeling van verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden plaats zou dienen te vinden in een FPK. Gelet op de behandelpopulatie in de drie FPK’s in Nederland, is de FPK Assen de kliniek waar verdachte geplaatst zou moeten worden. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte op 7 januari 2011 een intakegesprek heeft gehad bij de FPK Assen. De FPK Assen heeft vervolgens echter laten weten dat men, kennelijk op basis van dit intakegesprek, geen mogelijkheid ziet om verdachte te behandelen. Blijkens de reclasseringsrapportage heeft de FPK Assen twijfels aan de behandelmotivatie van verdachte, verwacht zij dat verdachte zich niet zal voegen naar gedragsregels en normen binnen de behandelsetting en verwacht de FPK problemen met de behandeling omdat verdachte de ten laste gelegde feiten zou ontkennen.

Ter zitting zijn C.T.H.M. Salet, eerdergenoemde GZ-psycholoog van het PBC, en S. Kinket, werkzaam bij reclassering Leger des Heils, als deskundigen gehoord.

Psycholoog Salet heeft de door het PBC opgemaakte rapportage nader toegelicht en beargumenteerd aangegeven waarom in deze rapportage is geadviseerd tot een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hierbij heeft hij gesteld dat tijdens de observatieperiode in het PBC is gebleken dat het in eerste instantie niet gemakkelijk is om contact met en medewerking van verdachte te verkrijgen, maar dat dit verandert als er een behandelrelatie is opgebouwd. Ook bij een klinische behandeling zoals is geadviseerd in een FPK of FPA zal dat moeten gebeuren. Nadat hierin is geïnvesteerd, is naar zijn oordeel een behandeling goed mogelijk. De ontwikkelingen na de opstelling van de rapportage door het PBC, het advies van het NIFP/IFZ en de reactie van de FPK Assen, brengen hem niet tot een ander oordeel. Hij merkt daarbij op dat er ten tijde van het intake-gesprek van verdachte bij de FPK Assen nog geen behandelrelatie aanwezig kon zijn, hetgeen een nadelige invloed zou kunnen hebben gehad op dit gesprek. Hij heeft nog eens benadrukt dat een aanvankelijk klinische behandeling in gesloten setting noodzakelijk is om het recidivegevaar in te perken.

Van de zijde van de reclassering is meegedeeld dat de reclassering geen mogelijkheden heeft om een plaatsing elders te onderzoeken dan bij de instelling die door het indicatieorgaan NIFP/IFZ is aangewezen. Voorts heeft de reclassering intussen vernomen dat het NIFP/IFZ de indicatiestelling naar het FPK Assen wil intrekken op grond van het feit dat de FPK Assen verdachte niet wenst te behandelen. Ook zal het NIFP/IFZ geen andere FPK aanwijzen omdat de beide andere FPK’s niet de geëigende instelling zijn voor de problematiek van verdachte.

Op grond van de conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte bestond. Tevens is er, zonder behandeling, sprake van een hoog recidivegevaar.

De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (parketnummer 19/810245-09 feit 1. primair) of die zijn genoemd in artikel 37a, lid 1 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht (parketnummer 19/810245-09 feiten 3. en 4.).

Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen wegens misdrijf, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikking-stelling eist.

De rechtbank is voorts van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden op haar plaats is. In de rapportage van het PBC wordt onderbouwd aangegeven op grond waarvan deze maatregel in het geval van verdachte de juiste maatregel is en niet een terbeschikking-stelling met dwangverpleging. Ter zitting is dit nogmaals gemotiveerd uiteengezet. De opstelling van de FPK Assen en het NIFP/IFZ, zoals ter kennis is gebracht aan de reclassering, vormt voor de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. De rechtbank volgt de officier van justitie daarom niet in haar eis om terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.

Gelet op de indicatiestelling door het NIFP/IFZ, dat de FPK Assen aanwijst als de meest aangewezen instelling waar iemand met de problematiek van verdachte terecht kan, zal de rechtbank de FPK Assen aanwijzen als de verpleeginrichting waar verdachte ter behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden dient te worden opgenomen.

Volledigheidshalve en wellicht ten overvloede wijst de rechtbank hierbij nog op de per 1 september 2010 in werking getreden wijziging van artikel 11, eerste lid, van de Beginselenwet Verpleging Terbeschikking Gestelden. Thans wordt bepaald dat er niet alleen een behandelverplichting bestaat voor terbeschikkinggestelden met dwangverpleging maar ook voor terbeschikkinggestelden aan wie op grond van een uitspraak van de rechter als bedoeld in artikel 38 van het wetboek van strafrecht de voorwaarde is gesteld tot opname in een aangewezen inrichting. De rechtbank vertrouwt erop dat de FPK Assen zich, als aangewezen instelling, ten volle in zal zetten voor de behandeling van verdachte.

Verdachte zal na ommekomst van zijn detentie aansluitend dienen te worden behandeld in de FPK Assen.

De rechtbank zal tevens de ook per 1 september 2010 mogelijk gemaakte uitvoerbaarheid bij voorraad gelasten, zodat verdachte na ommekomst van zijn detentie direct kan worden opgenomen en behandeld en de reclassering direct kan starten met het uitoefenen van toezicht.

Eerdergenoemd standpunt van de NIFP/IFZ is tevens voor de rechtbank aanleiding om het verzoek van verdachte om een beslissing aan te houden teneinde te bezien of hij in een andere FPK terecht zou kunnen, niet te honoreren.

De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen nader te noemen voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde stellen.

Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.

De rechtbank zal aan de Reclassering Leger des Heils opdracht geven de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantast-baarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

Voor wat betreft de vordering tot vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijk-heid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van de immateriële schade afwijzen.

Voor zover de vordering tot schadevergoeding betrekking heeft op de door de verdachte kapot gegooide telefoon van [getuige], zal de rechtbank [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit geen schade betreft die door [slachtoffer 1] zelf is geleden. [getuige] kan desgewenst een vordering indienen bij de civiele rechter.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot de onder parketnummer 19/810245-10 onder 1. primair, 2., 3. en 4. bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht.

Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het [slachtoffer 1].

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

Voor zover de vordering betrekking heeft op de schade die is geleden als gevolg van de vernieling van het raam door verdachte, acht de rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, nu deze schade niet het gevolg is van het bewezen verklaard feit. Voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de civiele rechter aanbrengen.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder parketnummer 19/605334-10 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.

Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het [slachtoffer 3].

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 37a, 38, 38a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder parketnummer 19/810245-09 onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. en het onder parketnummer 19/605334-10 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. en het onder parketnummer 19/605334-10 tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met voorwaarden. De rechtbank wijst de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen aan als instelling waar verdachte tijdens de klinische behandeling zal worden behandeld. De rechtbank stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen de volgende voorwaarden:

- verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- verdachte zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;

- verdachte zal zich aansluitend aan zijn detentie onder klinische behandeling stellen van de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen, zolang een klinische behandeling door deze instelling noodzakelijk wordt geacht. Hij zal meewerken aan een observatieperiode en zal zich houden aan het nader op te stellen behandelplan en de regels die daaraan verbonden zijn, ook als dat inhoudt het innemen van medicatie. Nadien zal verdachte gestructureerde begeleiding in het kader van een nader te indiceren woonsetting en ambulant forensisch psychiatrische behandeling aanvaarden in een nader te bepalen regio. Verdachte geeft toestemming aan de reclassering om informatie in te winnen;

- verdachte zal geen alcohol en/of drugs gebruiken en zal meewerken aan controle daarop;

- verdachte zal op geen enkele wijze contact zoeken met aangeefster mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 3];

- verdachte zal de reclassering inzicht geven in de ontwikkelingen die zich voordoen op het gebied van sociale contacten. Indien sprake is van een nieuwe partnerrelatie zal verdachte hierover openheid van zaken geven;

- verdachte zal zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstellen en zal zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door de reclassering. Verdachte geeft toestemming aan de reclassering om informatie uit te wisselen met trajectrelevante derden.

De rechtbank beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

De rechtbank draagt Reclassering Nederland (reclassering Leger des Heils) op verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 2.000,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij met betrekking tot de telefoon van [getuige] niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 2.000,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door dertig dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en

verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het [slachtoffer 1] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van de som van € 152,66 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag van € 152,66 te betalen, bij gebreke van betaling te

vervangen door drie dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en

verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag

ten behoeve van het [slachtoffer 3] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 januari 2011.