Home

Rechtbank Den Haag, 08-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3130, 22/438

Rechtbank Den Haag, 08-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3130, 22/438

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 maart 2023
Datum publicatie
14 maart 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:3130
Zaaknummer
22/438

Inhoudsindicatie

Wmo 2015. IVRK. EVRM. Maatschappelijke opvang. Stappenplan. Onderzoek dat uitgevoerd moet worden in het kader van de aanvraag om opvang en de rol die de belangen van de kinderen daarbij spelen.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 22/438

(gemachtigde: mr. E.C. Weijsenfeld),

en

(gemachtigde: M.J. Logan).

Procesverloop

In het besluit van 24 juni 2021 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.

In het besluit van 3 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1

Eiseres is na een verblijf van 5 jaar in de Dominicaanse Republiek in april 2020 met haar twee minderjarige kinderen van 7 en 5 jaar naar Nederland teruggekeerd en heeft sinds 28 mei 2020 een daklozenuitkering. Zij heeft zich op 7 mei 2021 voor het aanvragen van maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 bij het Daklozenloket gemeld. Zij heeft daar het advies gekregen geen aanvraag in te dienen.

1.2

Eiseres heeft op 23 mei 2021 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Daarin heeft zij verzocht om haar gezin (kindvriendelijke) opvang te bieden en ondersteuning bij het vinden van zelfstandige huisvesting. Bij de aanvraag is gevoegd een verklaring van een GZ-psycholoog en van de huisarts.

1.3.1

Bij de stukken bevindt zich een Onderzoeksrapport Wmo d.d. 24 juni 2021, dat op initiatief van het Daklozenloket is opgesteld. Het rapport bevat de onderdelen algemeen, woongeschiedenis, huidige situatie, inkomen/schulden, psychiatrie/middelengebruik, hulpverlening en advies en conclusie.

1.3.2

Onder woongeschiedenis staat onder meer vermeld: "Op het moment dat zij in Nederland aankwam is zij in een huurhuis terecht gekomen, maar hier moest mevr. weg omdat zij daar niet mocht wonen met haar kinderen. Haar kinderen zijn toen bij haar moeder terecht gekomen, waar zij tot de dag van vandaag nog steeds veilig en goed kunnen wonen. De kinderen staan op dit adres ook ingeschreven. Omdat mevr. (…) hier niet kon wonen vanwege drukte (haar broer woont ook in dit huis), was mevr. genoodzaakt om binnen haar netwerk te verblijven. Dit is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Wij hebben mevr. medegedeeld dat wanneer zij echt niet meer binnen haar netwerk kan verblijven, zij aanspraak kan maken op de reguliere nachtopvang voor haarzelf (…)".

1.3.3

Onder huidige situatie is te lezen: "Mevr verblijft op dit moment binnen haar netwerk en haar kinderen wonen bij haar moeder, waar zij een veilige en vertrouwde plek hebben. Beide kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vader van de kinderen is uit beeld, woont in het buitenland. Mevr. geeft aan weggegaan te zijn bij deze man omdat zij geestelijk mishandeld werd door deze man. Daarnaast wilde mevr. ook een nieuw begin en betere toekomst voor haar kinderen, en het leven is moeilijk in het Dominicaanse Republiek. Daarom heeft de familie een ticket bekostigd voor haar en haar twee kinderen."

1.3.4

Onder het kopje Psychiatrie/middelengebruik staat: "Geen sprake van. (Mevr. geeft aan dat er geestelijke mishandeling heeft plaatsgevonden door haar ex-partner. Dit heeft zover wij weten niet in Nederland plaatsgevonden, maar in het Dominicaanse republiek. Hier leek mevr. aan het loket verder niet veel over kwijt te willen."

1.3.5

Onder Hulpverlening luidt de tekst: "Er is zover wij weten nooit actieve hulpverlening geweest. Klant heeft altijd gebruik gemaakt van de hulp van haar netwerk. (…)"

1.3.6

Het advies en de conclusie tenslotte luiden als volgt: "Het daklozenloket wijst mevr. af voor de gezinsopvang. Kinderen zitten veilig en duurzaam bij de moeder. Mevr. heeft een woonprobleem dat zij op kan lossen wanneer zij regelmatig zoekt. Dit kan zij, desnoods met hulp van de familie, zelf uitzoeken. Daarnaast hebben we cliënt terugverwezen naar het eigen netwerk. Wel hebben we verteld dat wanneer mevr. echt niet meer kan verblijven binnen haar netwerk, zij naar het loket kan komen om gebruik te maken van de reguliere nachtopvang voor haarzelf. Dit was niet nodig omdat zij nog binnen haar netwerk kon verblijven.

Naar aanleiding van het gesprek hebben wij uiteindelijk het volgende aan mevr. geadviseerd:

-

Ga reageren in krimpregio's. Hier kunt u sneller aan een huis komen. U heeft een woonprobleem, en daarom moet u zoveel mogelijk reageren ook buiten Den Haag om het snelst aan een woning te kunnen komen.

-

Schrijf u zelf in bij Divorce Housing, hier komen ook regelmatig huizen vrij voor mensen die in een situatie zitten zoals uzelf.

-

Verblijf in uw netwerk tot wanneer dit nog mogelijk is."

1.3.7

Het advies is een afwijzingsbeschikking omdat er geen sprake is van dakloosheid en cliënte met haar kinderen zelfredzaam is.

2. Het college heeft de aanvraag van eiseres om opvang in het kader van de Wmo 2015 afgewezen en dit besluit na heroverweging gehandhaafd.

3. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat de aanvraag van eiseres om maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 terecht is afgewezen. Eiseres heeft verklaard dat zij feitelijk niet dakloos is. Zij verblijft bij verschillende mensen in haar netwerk en zal dat de komende tijd kunnen blijven doen. Haar kinderen zijn bovendien veilig en adequaat ondergebracht bij hun oma. Eiseres is volgens het college voldoende in staat om zelf te zoeken naar een woning, om haar netwerk in te schakelen om mee te zoeken en gebruik te maken van algemene voorzieningen ten behoeve van het zoeken naar woonruimte, zoals inschrijving via Woonnet Haaglanden en in de krimpregio's. Daarom heeft het college geen maatwerkvoorziening toegekend. De mentale problemen die eiseres zegt te hebben als gevolg van haar situatie, ziet het college niet als een belemmering in haar zelfredzaamheid. Als iemand geen woonruimte vindt als gevolg van schaarste op de woningmarkt in de regio waarin hij wil wonen, bestaat geen aanspraak op compensatie in het kader van de Wmo 2015. De Wmo 2015 is niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden. De weigering van maatschappelijke opvang is volgens het college niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).1

4. Eiseres betwist dat zij en haar kinderen niet feitelijk dakloos zijn. Zij verblijft op verschillende adressen juist omdat zij dakloos is, en om dezelfde reden verblijven de kinderen bij hun oma. Eiseres vindt dat zij ten onrechte in staat wordt geacht om zelf een woning te vinden. Dit lukt haar al twee jaar niet. Zij is onvrijwillig gescheiden van haar kinderen. Het gezin is hierdoor ernstig in de problemen gekomen. Een theoretisch begrip van zelfredzaamheid zorgt voor een onevenredige benadeling van de belangen van de burger. Eiseres heeft zich onder verwijzing naar bepalingen uit het internationale recht op het standpunt gesteld dat het college een positieve verplichting heeft om hereniging van moeder en kinderen te bespoedigen. Het college moet in ieder geval een transparante toets uitvoeren waarbij het belang van de kinderen zwaar meeweegt. Dat is nog niet gebeurd. Het college dient de aanspraak van eiseres op opvang van het gezin ook te toetsen aan bepalingen van internationaal recht. Dat het college geen opvang en bescherming biedt in geval van dakloosheid met jonge kinderen is niet in overeenstemming met de minimumnormen die het internationale recht aangeven.

5. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan onderdeel uitmaakt.

6.1

De aanvraag van eiseres houdt in dat zij op 23 mei 2021 met spoed maatschappelijke opvang voor zichzelf en de kinderen heeft aangevraagd alsmede ondersteuning bij het vinden van zelfstandige huisvesting.

6.2

Uit de rechtspraak van de CRvB over de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis moet vergaren over de voor het nemen van een besluit in het kader van de Wmo 2015 van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Het college zal bij een melding allereerst moeten vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Daarna moet het college vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Zijn die problemen voldoende concreet in kaart, dan kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Ten slotte moet het college onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.2

6.3

Het geschil gaat over de vraag of eiseres in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Tegen de achtergrond van de aanvraag van eiseres houdt dat concreet in dat de rechtbank moet beoordelen of eiseres door problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet in staat is om zelf in onderdak voor haar en haar minderjarige kinderen te voorzien. Onderdeel van de beantwoording van die vraag is in hoeverre het college rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen, en hoe die belangenafweging heeft plaatsgevonden. Gezien het tijdsverloop – de aanvraag van eiseres dateert van 23 mei 2021 en de situatie van gescheiden onderdak duurt sindsdien ononderbroken voort – acht de rechtbank ook van belang het antwoord op de vraag of, en zo ja hoe lang, de huidige situatie nog kan voortduren voordat het college hulp biedt, dan wel zou moeten bieden, om het gezin weer bijeen te krijgen.

Zelfredzaamheid eiseres 7.1 Het onderzoek van het college naar de vraag of eiseres zelf zich op eigen kracht kan handhaven in de samenleving en zij zelfredzaam is, acht de rechtbank onvoldoende. Dat mag alleen al blijken uit de door eiseres bij haar aanvraag overgelegde verklaringen van de GZ-psycholoog en de huisarts. Eiseres is vanaf 3 januari 2021 onder behandeling geweest van de GZ-psycholoog. Die heeft eiseres behandeld voor depressieve- en PTSS-klachten. Daarnaast zijn er psychosociale problemen, schulden en geen vaste woning, wat veel extra angst en stress veroorzaakt. Het college heeft dit alles niet (of in ieder geval niet kenbaar) bij zijn overwegingen betrokken. Verder geldt hier dat het door de CRvB ontwikkelde stappenplan, weergegeven in 6.2, niet is gevolgd en dat daarover niet is gerapporteerd. De conclusie van het college dat eiseres feitelijk niet dakloos is en voldoende zelfredzaam is, berust dus niet op de resultaten van een deugdelijk onderzoek. Ten slotte blijkt uit het dossier niet of het gegeven dat eiseres al zo lang is gescheiden van haar kinderen een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van haar zelfredzaamheid.

Belangen van de kinderen 7.2 De rechtbank zal voorts, indachtig artikel 3 van het IVRK, ingaan op de vraag in hoeverre het college in de voorliggende zaak voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen van eiseres.

7.3

Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de Wmo 2015 niet voorziet in een aparte regeling hoe met kinderen van aanvragers moet worden omgegaan. De rechtbank constateert, met het college, dat hierin inderdaad niet is voorzien. Uit de rechtspraak van de CRvB blijkt echter dat artikel 3 van het IVRK rechtstreekse werking heeft in zoverre het ertoe strekt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van die kinderen moeten worden betrokken. Wat betreft het gewicht dat aan het belang van een kind in een concreet geval moet worden toegekend, bevat artikel 3, eerste lid, van het IVRK, gelet op de formulering ervan, volgens de rechtspraak van de CRvB geen norm die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. Wel moet de bestuursrechter, aldus nog steeds de CRvB, in dit verband toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en of het bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Deze rechterlijke toets heeft volgens vaste rechtspraak van de CRvB een terughoudend karakter.3

7.4

Als de rechtbank het internationale kinderrechtelijk kader, de nationale wetgeving en de rechtspraak in deze zaak in ogenschouw neemt en in dat licht beoordeelt of het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de belangen van de kinderen en zich vervolgens op basis van dat onderzoek voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen van eiseres, komt zij tot het oordeel dat daarvan geenszins sprake is. De rechtbank motiveert haar oordeel hierna.

7.5

De rechtbank moet constateren dat de voornaamste conclusie van het college, namelijk dat de kinderen veilig, goed, vertrouwd en duurzaam bij hun oma wonen, in het geheel niet is gebaseerd op onderzoek. Uit niets blijkt dat naar (de veiligheid van) de (woon)situatie van de kinderen bij oma onderzoek is gedaan. Er heeft kennelijk slechts een gesprek aan het Daklozenloket plaatsgevonden, waarin over de kinderen is gezegd dat zij uit de Dominicaanse Republiek naar Nederland zijn gekomen en toen samen met hun moeder in een huurhuis terecht zijn gekomen, maar dat zij hier weer weg moesten omdat eiseres daar niet mocht wonen met haar kinderen. De kinderen zijn toen zonder hun moeder bij hun oma terecht gekomen. Die situatie duurt al geruime tijd. Wat daarvan de gevolgen zijn voor de kinderen en voor hun moeder heeft het college evenmin onderzocht. Er heeft geen enkel feitelijk onderzoek plaatsgevonden naar de woonsituatie van de kinderen, dit terwijl er toch al bij de aanvraag voldoende signalen waren dat diverse aspecten onderzoek vereisten, zoals de verklaring van de huisarts, het feit dat het bij oma in huis druk is, de uit beeld zijnde vader en de verklaring van eiseres dat zij door de vader geestelijk mishandeld werd. Ter zitting is bij de bespreking van de feitelijke situatie van eiseres en in aanvulling op hetgeen in het onderzoeksrapport is opgenomen nog naar voren gekomen dat de broer van eiseres, die evenals de kinderen bij oma (zijn moeder) inwoont, gameverslaafd is. Hij speelt 's-nachts en slaapt overdag. Hierdoor zijn de kinderen gedwongen overdag stil te zijn in huis. De kinderen hebben ook geen eigen kamer, maar slapen bij oma in bed. Eiseres leeft bovendien met de vrees dat haar kinderen bij haar worden weggehaald omdat zij slecht voor ze zou zorgen. Van de door de CRvB onderscheiden stappen in het onderzoek, hiervoor weergegeven onder 6.2, blijkt evenmin uit het onderzoeksrapport. Daar komt nog bij dat de door de besluitvorming van verweerder bekrachtigde situatie van gescheiden wonen in strijd is met artikel 8 van het EVRM en artikel 9, eerste lid, van het IVRK, die het recht op eerbiediging van het gezinsleven waarborgen. Weliswaar is hier geen sprake van een situatie waarin een kind door optreden van overheidswege uit zijn gezinssituatie wordt gehaald, omdat het niet in het belang van het kind zou zijn om daar nog langer te verblijven, maar beide bepalingen bevatten ook de verplichting om ervoor te zorgen dat kinderen zoveel mogelijk in gezinsverband met hun ouders of ouder kunnen opgroeien.

Conclusies 8.1 Het onderzoek van het college is ten aanzien van eiseres als aanvraagster onvoldoende geweest om de weigering van één of meer maatwerkvoorziening(en) te kunnen dragen. Het onderzoek van het college naar de belangen van de kinderen is eveneens onvoldoende geweest om de weigering van één of meer maatwerkvoorziening(en) voor het gezin te kunnen dragen. Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd.

8.2

Om te kunnen komen tot een finale beslechting van het geschil zal toepassing worden gegeven aan artikel 8:51a van de Awb door het college opdracht te geven de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Om die gebreken te herstellen, moet het college alsnog de onderzoeken (laten) uitvoeren naar de zelfredzaamheid van eiseres, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015, de belangen van de kinderen en die van het gezin als geheel. Daarbij zal – conform het bepaalde in artikel 12 van het IVRK – ook passend belang moeten worden gehecht aan de mening van de kinderen. De rechtbank overweegt daarover nog – in aanvulling op hetgeen ter zitting is besproken – dat zij het college in overweging geeft om het nog uit te voeren onderzoek naar de belangen van de kinderen in deze situatie uit te voeren of te laten uitvoeren aan de hand van de door de Kinderombudsman daartoe ontwikkelde handreiking4, aangezien het gaat om een complexe situatie waarin, gelet op de te beantwoorden vragen naar het oordeel van de rechtbank specifieke deskundigheid vereist is en een specifiek deskundig advies niet zal kunnen ontbreken.

8.3

De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak.

8.4

Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:

-

draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

-

stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzitter, mr. M.F. Baaij, rechter, tevens kinderrechter en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023.

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

BIJLAGE