Home

Rechtbank Gelderland, 20-01-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:399, 287286

Rechtbank Gelderland, 20-01-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:399, 287286

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
20 januari 2016
Datum publicatie
27 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:399
Formele relaties
Zaaknummer
287286

Inhoudsindicatie

Gedaagde schort betaling op van facturen die zij van eiseres heeft ontvangen ten aanzien van door eiseres uitgevoerde metingen van de amoniak-emissie in melkveestallen. Eiseres zou zijn tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht. Rechtbank acht benoeming van een deskundige nodig. Eerst bewijsopdracht aan gedaagde dat nadat zij bekend werd met de tussentijdse waardes, eiseres haar heeft verzekerd dat zij zich daarover geen zorgen hoefde te maken omdat het om voorlopige waardes ging, die nog moesten worden herberekend.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/287286/ HA ZA 15/437

Vonnis van 20 januari 2016

in de zaak van

de stichting Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek,

gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,

eiseres,

advocaat mr. A.J. Kronenberg te Arnhem,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],

gevestigd en kantoorhoudende te Heeze,

gedaagde,

advocaat mr. J.J.J. de Rooij.

Partijen zullen hierna DLO en [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 30 september 2015

- de brief van mr. Kronenberg van 22 oktober 2015 waarbij producties zijn gevoegd

- het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2015.

1.2.

Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

DLO heeft met Wageningen University een samenwerking onder de naam Wageningen UR. Onder DLO vallen een aantal onderzoeksinstituten, waaronder Wageningen UR Livestock Research (hierna: WLR). WLR is een vooraanstaand wetenschappelijk instituut dat zich bezighoudt met onderzoek naar, onder andere, veehouderijsystemen. WLR is onder meer deskundig op het gebied van het meten van ammoniakemissie bij melkveestallen.

2.2.

[gedaagde] houdt zich onder andere bezig met het ontwikkelen en fabriceren van hoogwaardige prefab betonproducten, waaronder betonnen (ammoniak-)emissiearme stalvloeren voor de melkveehouderij.

2.3.

Bij een besluit over het verlenen van een omgevingsvergunning voor een melkveestal moet het bevoegd gezag de gevolgen van de ammoniakemissie betrekken overeenkomstig de voorschriften van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: de Wav). De uitwerking van de Wav is neergelegd in de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: de Rav). In Bijlage 1 bij de Rav zijn stalsystemen opgenomen die een voldoende reducerend effect hebben op de ammoniakemissie en waarvoor de Minister van Infrastructuur en Milieu een definitieve of een voorlopige emissiefactor heeft vastgesteld. Een stalsysteem mag alleen worden gebruikt als een emissiefactor is vastgesteld en deze, met die aantekening, in Bijlage 1 bij de Rav is opgenomen. De voorlopige emissiefactor wordt voor drie jaar verleend, met de mogelijkheid van een verlenging met twee jaar. Indien in die periode geen definitieve emissiefactor is verkregen, vervalt de opname in de meergenoemde Bijlage 1. De definitieve emissiefactor wordt vastgesteld op basis van daarvoor daadwerkelijk uit te voeren emissiemetingen. Deze moeten ingevolge de Rav worden uitgevoerd overeenkomstig het Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2010 (hierna: het Meetprotocol). Ingevolge het Meetprotocol moeten bij vier melkveestallen die zijn uitgerust met het stalsysteem, zes emissiemetingen worden uitgevoerd (in totaal 24 metingen). Als naar aanleiding van de meetresultaten de definitieve emissiefactor voor een stalsysteem hoger wordt vastgesteld dan het toegestane niveau, kan het systeem niet worden gebruikt en staat dit de verkoop daarvan in de weg.

2.4.

Bij het Meetprotocol is een bijlage (bijlage 2) opgenomen met landbouwkundige randvoorwaarden. Het betreft hier, uitgesplitst per diercategorie, voorwaarden op het gebied van huisvesting, klimaat, voeding, productie, gezondheid en hygiëne, en het aantal dieren. Tevens is vermeld wat vier weken voorafgaand aan, en tijdens de meting geregistreerd moet worden.

2.5.

[gedaagde] wil voor een door haar ontwikkelde stalvloer, de ‘Patent Comfort vloer G2’, een definitieve emissiefactor verkrijgen. De vloer is met een voorlopige emissiewaarde opgenomen in de meergenoemde Bijlage 1. Voor het vaststellen van die voorlopige emissiefactor heeft de heer [naam 3] , in opdracht van [gedaagde] , een berekening gemaakt van de verwachte emissiewaarde.

2.6.

[gedaagde] heeft in het kader van haar aanvraag van een definitieve emissiefactor, DLO opdracht gegeven voor het uitvoeren van emissiemetingen, welke opdracht bestaat uit de hierna onder 2.7 en 2.8 te specificeren documenten. Voorafgaand aan de opdracht zijn de stallen door DLO bezocht, waarvan door DLO bezoekverslagen zijn gemaakt waarin voor elke stal een aantal opmerkingen is opgenomen. Deze bezoekverslagen zijn door DLO aan [gedaagde] ter hand gesteld. Een aantal van de opmerkingen in de bezoekverslagen betreft de landbouwkundige randvoorwaarden in het Meetprotocol, een aantal de bedrijfsvoering, zoals het schuiven van de mest. Bij alle stallen is daarover de opmerking opgenomen:

Het is voor de beperking van de NH3 emissie zeer belangrijk dat de mestschuif optimaal staat afgesteld. Het mestschuiven moet ook echt het effect hebben dat de vloer schoon is na schuiven. Voor een vloer met veel sleuven en groeven is dit zeker een aandachtspunt.

2.7.

De opdracht bestaat uit een door [gedaagde] op 22 november 2011 voor akkoord getekende offerte. De in de offerte vermelde, en daarmee overeengekomen, opdrachtsom is € 148.833,00 inclusief BTW. De offerte bevat een verwijzing naar de algemene voorwaarden van Wageningen UR. In dat kader is het volgende opgenomen:

Op al onze onderzoeksopdrachten en/of leveringen zijn de Algemene Voorwaarden van Wageningen UR van toepassing. Een exemplaar van deze voorwaarden is bijgevoegd als bijlage 2.

2.8.

In de offerte wordt verwezen naar een projectplan (hierna: het Projectplan). Daaruit wordt geciteerd:

1.3.

Resultaten

De resultaten uit dit project bestaan uit een rapport met emissiecijfers voor ammoniak die vastgesteld zijn volgens het meetprotocol(…). Het rapport beschrijft de werkwijze, resultaten en discussie van de bevindingen en conclusies. In het rapport worden de metingen aan alle vier stallocaties gezamenlijk gerapporteerd.

1.4.

Randvoorwaarden

(…)

Gedurende de metingen dient voldaan te worden aan de landbouwkundige randvoorwaarden van het meetprotocol. Zie de bijlage bij het projectplan. We vragen hierbij uw aandacht voor de veebezetting tijdens de metingen. In de landbouwkundige randvoorwaarde staat opgenomen dat overbezetting niet toegelaten is (niet meer koeien dan ligplaatsen). Onderbezetting is maar beperkt toegestaan en leidt vaak tot hogere emissies per aanwezig dier.

1.5.

Activiteiten

Een gedetailleerde opzet van de metingen staat beschreven in het (…) gehanteerde meetprotocol voor ammoniak. Alle metingen worden in lijn met dit protocol uitgevoerd.

(…)

Twee maal per jaar vindt overleg plaats tussen projectleider en opdrachtgever, waarbij het verloop van de metingen en de voorlopige tussenresultaten worden besproken.

(…)

De totale doorlooptijd van het project wordt bepaald door het tempo waarmee de locaties in gebruik zijn genomen en voldoen aan de landbouwkundige randvoorwaarden om met de metingen te kunnen aanvangen.

2.9.

DLO heeft de metingen uitgevoerd in de periode november 2011 tot juli of augustus 2013. De metingen werden zelfstandig door DLO uitgevoerd; [gedaagde] of medewerkers van haar waren daarbij niet betrokken. Wél was bij het begin van elke meting een commercieel medewerker van [gedaagde] aanwezig voor het contact met de betreffende stalhouder.

2.10.

In de meetperiode is een aantal malen contact geweest tussen partijen over de voortgang, zowel per e-mail als tussen vertegenwoordigers van partijen persoonlijk. Het gaat om de volgende contacten:

 Een e-mail van [naam 1] van DLO aan [naam 2] van [gedaagde] van 3 april 2012. Daarbij is een overzicht gevoegd van drie metingen, waarvan twee bij het bedrijf Custers met een gemeten waarde van respectievelijk 7.6 kg NH3 en 9,2 kg NH3 en een bij het bedrijf Philipsen met een gemeten waarde van 9,5 kg NH3. In de e-mail is vermeld dat “een slag om de arm wordt gehouden” omdat niet alle labgegevens binnen zijn en nog geen temperatuurcorrectie is uitgevoerd;

 Tussen partijen gewisselde e-mails van augustus 2012. Deze gaan over het vervangen van één van de stallen door een andere stal omdat bij de eerste de vloer niet goed werd schoongehouden wat leidde tot een te hoge emissie.

 Een persoonlijk overleg in januari 2013 tussen (vertegenwoordigers van) partijen. Op dat moment waren 10 metingen uitgevoerd;

 Een e-mail van [naam 1] van DLO aan [naam 2] van [gedaagde] van 29 januari 2013 waarin een overzicht wordt gegeven van de resultaten van de metingen tot dat moment (10 metingen). Daaruit blijkt een gemiddelde emissie van 11,4 kg NH3.

2.11.

DLO heeft de metingen in juli of augustus 2013 afgerond, waarna zij de resultaten daarvan heeft herberekend en heeft verwerkt in een concept-rapport, aan [gedaagde] toegezonden op 31 december 2013. De gemiddelde gemeten emissie is 14,7 kg NH3 en na correctie in verband met de staltemperatuur 15,6 kg NH3. Deze waardes liggen hoger dan de waardes die eerder door [naam 3] waren berekend. Tevens liggen deze hoger dan de waardes uit de metingen vóór herberekening. De waardes zijn zodanig hoog dat voor de vloer geen definitieve opname in de meergenoemde Bijlage 1 kan worden verkregen.

2.12.

Op 21 januari 2014 hebben partijen over het concept-rapport gesproken. [gedaagde] heeft DLO toen gevraagd om een verklaring te geven voor de hoge waardes. In de correspondentie die partijen daarna hebben gevoerd komt naar voren dat DLO de hoge waardes toeschrijft aan de (onvoldoende) reinheid van de stalvloeren, veroorzaakt door een te lage kwaliteit van (mest-)schuiven. In een e-mail van haar aan [gedaagde] van 31 januari 2014 schrijft DLO dat zij haar zorg daarover meerdere malen met [gedaagde] heeft gedeeld. In een brief van haar advocaat van 14 april 2014 stelt [gedaagde] dat DLO te passief (kritiekloos) is geweest in de uitvoering van de overeenkomst. DLO had de invloed van wind, frequentie en kwaliteit van het schoonmaken van de stalvloeren, kwaliteit van het tijdelijk afsluiten van stalgedeeltes en/of open roostervloeren en/of mixputten, bij de metingen nimmer als relevante factoren erkend en meegenomen bij de uitvoering van haar opdracht. Verder is in de brief vermeld dat DLO op grond van de tussentijdse resultaten van de metingen kritischer had moeten kijken naar de wijze van meten en berekenen en dat zij een tussentijdse herberekening had moeten uitvoeren. In de brief wordt voorgesteld om tot financiële afspraken te komen over nieuwe metingen en/of financiële compensatie.

2.13.

Met een brief van haar advocaat van 22 mei 2014 heeft DLO daarop doen antwoorden dat het meten en berekenen is uitgevoerd overeenkomstig het Meetprotocol en afwijkingen daarvan niet zijn toegestaan. Het doel van het Meetprotocol is het waarborgen van een uniforme wijze van meten en berekenen. In de brief doet DLO verder zeggen dat zij geen reden ziet tot nadere afspraken of een financiële tegemoetkoming. In een brief van 8 december 2014 doet DLO daaraan toevoegen dat zij niet verantwoordelijkheid is voor de instellingen en het functioneren van het stalsysteem in de praktijk.

2.14.

Onder meer naar aanleiding van het commentaar van [gedaagde] op het concept-rapport, heeft DLO dit op een aantal punten gewijzigd, waarna een definitieve versie van het rapport op 25 februari 2015 aan [gedaagde] is overhandigd.

2.15.

In verband met de door [gedaagde] gestelde tekortkomingen van DLO in de uitvoering van de opdracht, heeft zij geweigerd de resterende tweede en derde termijn van de overeengekomen opdrachtsom, termijnen van respectievelijk € 75.667,35 en € 37.208,33, te betalen.

2.16.

In verband met deze procedure heeft het bureau Envivice in opdracht van [gedaagde] het definitieve rapport van DLO beoordeeld. In de daarvan door Envivice gemaakte notitie van 3 september 2015 is de conclusie opgenomen dat de metingen niet bruikbaar zijn voor vaststelling van een emissiefactor, voorts dat de metingen niet zijn uitgevoerd overeenkomstig de eisen van het Meetprotocol.

3 Het geschil

3.1.

DLO vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van

€ 113.501,03 (inclusief BTW), te vermeerderen met een (contractuele) rente van 1,25% per 30-dagen periode en berekend op basis van rente op rente na verloop van een jaar over

€ 75.677,35 vanaf 30 oktober 2014, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, en over € 37.208,33 vanaf 28 maart 2015, althans vanaf 20 mei 2015, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening. Verder vordert DLO een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 1.910,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede betaling van de proceskosten, nakosten en verdere executiekosten.

3.2.

Aan de vordering wordt het volgende ten grondslag gelegd. DLO heeft de metingen uitgevoerd en daarover gerapporteerd conform de tussen partijen overeengekomen opdracht. [gedaagde] is daarom ook de tweede en de derde (laatste) betalingstermijn verschuldigd. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van DLO is [gedaagde] daarover een contractuele rente verschuldigd vanaf 30 dagen na de datum van de daarop betrekking hebbende facturen. In verband met het geschil heeft DLO buitengerechtelijke kosten moeten maken die [gedaagde] op grond van artikel 6:96 lid 2 aan DLO dient te vergoeden.

3.3.

Het verweer van [gedaagde] is dat zij DLO heeft aangesproken op de diverse gebreken in de metingen en de rapportage, maar DLO haar onderzoek daaraan niet alsnog heeft aangepast. Nakoming is nog altijd mogelijk. [gedaagde] heeft in afwachting van een correcte nakoming haar betalingsverplichtingen opgeschort. [gedaagde] betwist dat de algemene voorwaarden van DLO op de opdracht van toepassing zijn. De algemene voorwaarden van DLO zijn niet van toepassing verklaard. [gedaagde] heeft deze niet voorafgaand aan de overeenkomst ontvangen. [gedaagde] stelt dat haar eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Deze zijn door haar toepasselijk verklaard in de onderhandelingsfase.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover deze voor de beoordeling van belang zijn, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.

DLO heeft ingevolge de door [gedaagde] gegeven opdracht emissiemetingen uitgevoerd en zij heeft de resultaten daarvan vastgelegd in een rapport. DLO maakt thans aanspraak op betaling van het niet betaalde gedeelte van de daarvoor overeengekomen som. Vooralsnog laat [gedaagde] daarvan de tweede en de derde termijn onbetaald. Daarvoor beroept zij zich op een opschortingsrecht, waartoe zij stelt dat DLO is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht. Het rapport is ondeugdelijk en de daaraan ten grondslag liggende metingen zijn niet goed uitgevoerd. Nakoming is nog altijd mogelijk door nieuwe metingen uit te voeren. [gedaagde] onderbouwt de door haar gestelde gebreken in de metingen en het daarover uitgebrachte rapport met een notitie van [naam 3] van 21 januari 2014 naar aanleiding van het toen gereedgekomen eerste concept van het rapport, alsmede met een in haar opdracht uitgebrachte notitie van Envivice van 3 september 2015 waarin een beoordeling van het definitieve rapport is gegeven.

4.2.

[naam 3] komt in zijn notitie tot de conclusie dat het (concept-)rapport verschillende fouten bevat. Niet alle rekenregels worden benoemd en beschreven en de CO2 in de buitenlucht wordt niet vermeld. Voorts mist hij een discussie over of een verklaring van de hoge gemeten waardes ten opzichte van de waardes bij een traditionele stal. Verder wijst hij erop dat het heeft ontbroken aan een inspectie van de kleppen/flappen van de mestkelder en dat er geen rookproeven zijn gedaan om vast te stellen of de mestkelder voldoende dicht was. Hij stelt dat DLO nieuwsgieriger had moeten zijn. De hoge waardes schrijft hij toe aan een hoge pH-waarde van de vloer en/of een slechte werking van de mestschuiven en/of lekkende kelderkleppen, veelvuldig mixen of open mixerputten.

4.3.

Envivice komt tot de conclusie dat de metingen niet bruikbaar zijn omdat deze niet zijn uitgevoerd conform de eisen in het Meetprotocol met betrekking tot de verdeling van de metingen over het jaar. Daarnaast wijst zij op een gemeten verschil in de stal met de buitenlucht dat kleiner is dan 150 ppm waardoor het ventilatiedebiet niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden gemeten, en op de urenteller van de mestrobots die niet zijn geprotocolleerd waardoor niet gecontroleerd kan worden of elke twee uur mest is geschoven. Verder stelt zij dat de standaard deviatie van 1,5 kg per dierplaats per jaar niet herleidbaar is. Deze zou 3,2 kg moeten zijn. In haar notitie zijn vijftien kritiekpunten opgenomen, daaronder dat niet duidelijk is hoe de meetapparatuur is gekalibreerd en geen verklaring wordt gegeven voor de grote verschillen tussen de gemeten waardes en het relatief hoge gemiddelde daarvan.

4.4.

Daarnaast stelt [gedaagde] dat DLO rekening had moeten houden met de door DLO gemaakte opmerkingen in de verslagen van haar bezoeken aan de stallen voorafgaand aan de opdracht. DLO had hiermee, op basis van een door [gedaagde] bepleite uitleg van de overeenkomst, rekening moeten houden. De rechtbank begrijpt uit de stellingen die [gedaagde] heeft ingenomen dat zij vindt dat DLO had moeten controleren of de bedrijfsvoering van de stallen in overeenstemming was met deze opmerkingen. Indien DLO hiermee geen rekening zou houden, had zij [gedaagde] daarover moeten informeren zodat zij daarover in overleg kon treden met de desbetreffende melkveebedrijven. Eerst na het uitvoeren van alle metingen is het [gedaagde] gebleken dat DLO met de opmerkingen geen rekening hield. In verband met de door haar bepleite uitleg van de overeenkomst stelt [gedaagde] dat DLO als deskundige op het gebied van de emissiemetingen op de hoogte was van het belang van opvolging van de opmerkingen, terwijl [gedaagde] op dat gebied een leek was. Omdat DLO bij de uitvoering van de metingen geen rekening heeft gehouden met de opmerkingen in de bezoekverslagen zijn de resultaten en het rapport niet bruikbaar en betrouwbaar.

4.5.

In verband met het vorenstaande wijst [gedaagde] ook op artikel 7:401 BW op grond waarvan DLO, als opdrachtnemer bij de uitvoering van haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht had moeten nemen. Gelet daarop had DLO [gedaagde] moeten beschermen tegen eigen lichtvaardigheden of een gebrek aan inzicht. Voorts wijst zij in dit verband op artikel 3.1. en 3.5. van de algemene voorwaarden van Wageningen UR waarin is bepaald dat bij de uitvoering van de overeenkomst wordt gestreefd naar een voor opdrachtgever bruikbaar resultaat, en partijen elkaar op de hoogte moeten stellen van bij of tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden blijkende bijzonderheden. Ook op grond van het bepaalde in artikel 7:403 BW had DLO [gedaagde] moeten informeren over de wijze waarop de opdracht door haar werd uitgevoerd zodat [gedaagde] op tijd maatregelen had kunnen nemen voor het beperken van de emissie. Deze verplichting geldt te meer omdat DLO wist dat de door haar gemeten (voorlopige) waardes aanzienlijk afweken van de resultaten van de berekening van [naam 3] .

4.6.

Overigens merkt de rechtbank op dat de door DLO vermelde opmerkingen in de bezoekverslagen, in de conclusie van antwoord van [gedaagde] meermaals worden aangeduid als ‘randvoorwaarden’ en ‘landbouwkundige randvoorwaarden’ waardoor gemakkelijk verwarring kan ontstaan met de landbouwkundige randvoorwaarden zoals vermeld in bijlage 2 bij het Projectplan. Die verwarring lijkt ook daadwerkelijk te zijn ontstaan. In het hierna weer te geven weerwoord van DLO in haar tijdens de comparitie van partijen overgelegde spreekaantekeningen (zie hierna r.ov 4.7 – 4.9) is in reactie op stellingen van [gedaagde] die kennelijk geen betrekking hebben op de randvoorwaarden een verwijzing naar de (landbouwkundige) randvoorwaarden opgenomen. In dit vonnis worden de opmerkingen in de bezoekverslagen, ter onderscheiding van de landbouwkundige randvoorwaarden in bijlage 2 bij het Projectplan, daarom aangeduid als ‘opmerkingen’ of ‘opmerkingen in de bezoekverslagen’.

4.7.

Het weerwoord van DLO is dat zij een deugdelijk rapport heeft opgeleverd en dat de daaraan ten grondslag liggende metingen correct zijn uitgevoerd, overeenkomstig hetgeen zij daarover met [gedaagde] is overeengekomen. DLO heeft in verband met deze procedure zelf notities opgesteld waarin zij de kritiek van [naam 3] en Envivice weerspreekt (DLO producties 20 en 36). In het door haar opgeleverde rapport is voor elke meetlocatie vermeld in welke mate aan de landbouwkundige voorwaarden is voldaan. In dat kader wijst zij ook op het rapport van [naam 3] waarin, naast hetgeen daarover in 4.2. is weergegeven, is vermeld dat de verzamelde data over de landbouwkundige randvoorwaarden meer dan compleet zijn.

4.8.

DLO stelt dat [gedaagde] meer wil dan wat tussen partijen is overeengekomen. Niet is overeengekomen dat DLO verantwoordelijk is voor het optimaliseren van de randvoorwaarden. Daarvoor was [gedaagde] zelf verantwoordelijk. Het belang van de landbouwkundige randvoorwaarden was [gedaagde] duidelijk. In de overeenkomst is vermeld dat de landbouwkundige randvoorwaarden in acht genomen moeten worden en van belang zijn voor de metingen. DLO hoefde [gedaagde] daarover niet verder te informeren. [gedaagde] is op dit vlak deskundig. Zij is een gespecialiseerde fabrikant van emissiearme stalvloeren, is marktleider in Brabant waar hoge eisen gelden voor ammoniakemissie, heeft eerder meerdere stalvloersystemen laten inschrijven met een voorlopige emissiefactor en liet zich adviseren door een ervaren deskundige (de heer [naam 3] ). DLO heeft [gedaagde] tussentijds twee keer geïnformeerd over de meetresultaten die toen al flink hoger waren dan de verwachte resultaten op grond van de eerdere berekeningen van [naam 3] . DLO was niet gehouden tot het adviseren over verbeteringen van het stalsysteem.

4.9.

Tijdens de comparitie van partijen is naar voren gekomen dat partijen de hoge gemeten waardes vooral toeschrijven aan de frequentie en de kwaliteit van het schuiven van de mest. De frequentie en de kwaliteit zouden te laag zijn geweest, waardoor veel mest en/of urine op de vloer is blijven liggen. [gedaagde] stelt dat DLO de frequentie en de kwaliteit had moeten controleren. Indien DLO, zoals nu is gebleken, daarmee geen rekening heeft gehouden, dan had zij [gedaagde] ten minste daarover vooraf moeten informeren en haar moeten wijzen op het belang ervan.

4.10.

De beoordeling is als volgt. Gelet op de verschillende stellingen van partijen als hiervoor weergegeven, is vooreerst van belang om vast te stellen wat partijen nu precies zijn overeengekomen, meer specifiek ten aanzien van de landbouwkundige randvoorwaarden en/of de opmerkingen in de bezoekverslagen. In het Projectplan bij de getekende offerte is vermeld dat DLO een rapport dient op te leveren met emissiecijfers die volgens het Meetprotocol zijn vastgesteld (Projectplan onder 1.3.) en dat gedurende de metingen voldaan moet worden aan de landbouwkundige randvoorwaarden van het Meetprotocol (Projectplan onder 1.4 en uitgewerkt in de daarbij gevoegde bijlage B). In het Meetprotocol is per diercategorie aangegeven wat de voorwaarden zijn waaronder wordt gemeten. Het gaat om voorwaarden op het gebied van huisvesting, klimaat, voeding, productie, gezondheid en hygiëne, en het aantal dieren. Tevens wordt daarin vermeld wat voorafgaand en tijdens de metingen geregistreerd moet worden.

4.11.

[gedaagde] stelt dat de metingen niet zijn uitgevoerd overeenkomstig de landbouwkundige randvoorwaarden. Voor die stelling verwijst zij naar de hiervoor vermelde notities van [naam 3] en Envivice. De reacties zijn door DLO gemotiveerd weersproken in twee notities die zij zelf heeft opgesteld (DLO producties 20 en 36). Daarnaast wijst DLO op de overweging in de notitie van [naam 3] dat de verzamelde data over de landbouwkundige randvoorwaarden meer dan compleet zijn waaruit, naar zij stelt, volgt dat DLO de landbouwkundige randvoorwaarden in de uitvoering van haar metingen en in haar rapportage meer dan voldoende in aanmerking heeft genomen. Die conclusie is, naar het oordeel van de rechtbank, daaruit niet zonder meer te trekken. Het weergeven van data over landbouwkundige randvoorwaarden betekent nog niet dat daarmee bij het uitvoeren van de metingen rekening is gehouden.

4.12.

Los van de vraag of met de landbouwkundige randvoorwaarden rekening is gehouden, is tussen partijen in discussie of het rapport ook anderszins gebreken kent. Ook daarvoor verwijst [gedaagde] naar de hiervoor vermelde reacties van [naam 3] en Envivice en ook daarop heeft DLO in haar hiervoor vermelde notities gereageerd.

4.13.

Gelet op de gemotiveerde stelling van [gedaagde] dat uit het rapport niet blijkt dat rekening is gehouden met de landbouwkundige randvoorwaarden en het rapport ook op andere punten gebreken kent, althans gebreken in de uitvoering van de metingen laat zien, en het gemotiveerde verweer van DLO daarop, is het nodig dat een door de rechtbank te benoemen deskundige de rechtbank daarover voorlicht. Uitsluitend aan de hand van de door partijen overgelegde notities kan de rechtbank dat niet beoordelen. Aan een te benoemen deskundige zal, naar het voorlopig oordeel van de rechtbank, de vraag moeten worden voorgelegd of het rapport er blijk van geeft dat bij de uitvoering van de emissiemetingen de landbouwkundige randvoorwaarden (in voldoende mate) zijn betrokken, en of het rapport op enig punt ondeugdelijk of onvolledig is.

4.14.

Wat betreft de opmerkingen in de bezoekverslagen wordt het volgende overwogen. In de offerte, noch in het projectplan wordt hiernaar verwezen zodat de opmerkingen geen onderdeel zijn van de afspraken waarvoor partijen hebben getekend. [gedaagde] beroept zich echter op een uitleg van de overeenkomst op grond waarvan, zoals de rechtbank de stellingen van [gedaagde] begrijpt, op DLO de verplichting rustte om te controleren of de bedrijfsvoering van de stallen in overeenstemming was gebracht met deze opmerkingen, en indien DLO hiermee geen rekening zou houden op haar de verplichting rustte [gedaagde] daarover te informeren zodat zij daarover in overleg kon treden met de stalhouders. [gedaagde] wijst er in verband met deze door haar voorgestane uitleg op dat DLO deskundig was op het gebied van ammoniak-emissiemetingen en zij een leek was op dat gebied. DLO wist dat het rapport voor [gedaagde] alleen een bruikbaar resultaat zou geven als de opmerkingen in de bezoekverslagen werden nageleefd.

4.15.

Het voor een uitleg van een overeenkomst te nemen uitgangspunt is dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR, 13 maart 1981, NJ 1981, 365 / Haviltex).

4.16.

In het kader van de door haar voorgestane uitleg stelt [gedaagde] dat DLO deskundig was op het gebied van ammoniak-emissiemetingen en zij op dat gebied een leek. [gedaagde] heeft aan die deskundigheid van DLO niet hoeven twijfelen en heeft ook niet getwijfeld aan de juistheid van het door DLO opgestelde Projectplan. De stelling is dat [gedaagde] ervan is uitgegaan en ervan mocht uitgaan dat na afloop van de metingen een betrouwbare en correcte set metingen en bijbehorende rapportage zouden worden opgeleverd.

4.17.

De rechtbank volgt de door [gedaagde] voorgestane uitleg van de overeenkomst niet. Tijdens de comparitie is naar voren gekomen dat partijen de relatief hoge emissiewaardes vooral toeschrijven aan een lage frequentie en lage kwaliteit van schuiven. In de bezoekverslagen is een opmerking opgenomen over het belang van het schuiven voor het beperken van de ammoniakemissie. Meer specifiek is daarin vermeld dat met het oog op een beperking van de ammoniakemissie het mestschuiven ook echt het effect moet hebben dat de vloer schoon is na het schuiven. Wat dat aangaat had [gedaagde] geen kennisachterstand en leidt een gebrek aan ervaring bij [gedaagde] met ammoniak-emissiemetingen, niet tot andere verplichtingen voor DLO dan in de offerte en het Projectplan zijn beschreven. Nu [gedaagde] geen andere onderbouwing voor de door haar voorgestane uitleg heeft gegeven, zal de rechtbank haar hierin niet volgen Met dezelfde overweging wordt ook de door [gedaagde] bepleite uitleg dat DLO haar op grond van de overeenkomst had moeten berichten dat zij geen rekening zou houden met de opmerkingen in de bezoekverslagen niet gevolgd. Daaraan doet niet af de stelling van [gedaagde] dat zij gelet op de overeengekomen opdrachtsom, meer van DLO mocht verwachten dan in de offerte is vermeld. Een verwachting van de een, leidt niet zonder meer tot een verplichting voor de ander.

4.18.

De door [gedaagde] gestelde verplichtingen volgen ook niet uit het door haar aangehaalde artikel 7:401 BW. Ingevolge dit artikel dient een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. [gedaagde] was bekend met de opmerkingen in de bezoekverslagen. Het belang van die opmerkingen moet voor haar duidelijk zijn geweest, immers volgt dit reeds uit de opname in de verslagen zelf. DLO had [gedaagde] hier niet nogmaals op hoeven te wijzen. Een van de opmerkingen is dat het voor het beperken van de emissie zeer belangrijk is dat de mestschuif goed is afgesteld. [gedaagde] was bekend met het belang hiervan. In augustus 2012 is een van de melkveebedrijven waar de metingen werden uitgevoerd, vervangen door een ander bedrijf, juist om reden dat de vloer in het eerste bedrijf niet goed werd schoongehouden. Niet duidelijk is of [gedaagde] dit heeft geïnitieerd maar daarover is met haar in ieder geval contact geweest, getuige de correspondentie hierover (r.ov 2.10, tweede bullet). In januari 2013 waren 10 metingen uitgevoerd met meetresultaten die substantieel hoger lagen dan de vooraf door [naam 3] berekende waardes. In zoverre deze waardes niet door de vloer zelf werden verklaard, was het verband met andere factoren, waaronder het onvoldoende schoonhouden van de vloer eenvoudig te leggen, ook voor [gedaagde] . Om die reden valt niet in te zien dat DLO in het kader van de door haar als opdrachtnemer in acht te nemen zorg, [gedaagde] hierop nog expliciet had moeten wijzen.

4.19.

Het voorgaande kan anders zijn indien, zoals [gedaagde] stelt, de heer [naam 1] van DLO haar tijdens de uitvoering van de metingen heeft verzekerd dat zij zich over de tussentijdse hoge waardes geen zorgen hoefde te maken omdat het voorlopige waardes waren die nog moesten worden herberekend. DLO heeft deze stelling van [gedaagde] bestreden. [gedaagde] zal daarom haar stelling volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv moeten bewijzen. Indien [naam 1] een dergelijke mededeling heeft gedaan, is [gedaagde] op het verkeerde been gezet. Het niet nemen van emissiebeperkende maatregelen door [gedaagde] , zoals een controle op het schoonhouden van de vloer, is dan niet onbegrijpelijk. De conclusie daaruit kan zijn dat DLO daarmee geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de haar gegeven opdracht en derhalve daarin is tekortgeschoten, in welk geval [gedaagde] haar betalingsverplichting in beginsel mag opschorten. De rechtbank zal hierna een op het vorenstaande bewijsopdracht geven. Indien [gedaagde] slaagt in het bewijs zal de vordering mogelijk daarop worden afgewezen. In afwachting van de bewijslevering zal daarom vooralsnog niet worden overgegaan tot de onder 4.13 aangekondigde deskundigenbenoeming

4.20.

[gedaagde] heeft nog gewezen op de door DLO gebruikte algemene voorwaarden van Wageningen UR waarin, in artikel 3.1., is bepaald dat DLO bij de uitvoering van de overeenkomst tot niet meer is verbonden dan een streven naar een voor opdrachtgever bruikbaar resultaat. Daarover wordt door de rechtbank overwogen dat het artikellid kennelijk alleen de strekking heeft de verantwoordelijkheid van DLO als opdrachtnemer te beperken tot het leveren van een inspanningsverbintenis. Een uitbreiding van de op grond van een overeenkomst bestaande verplichtingen is daarmee kennelijk niet beoogd. Het beroep van [gedaagde] op dit artikellid wordt dan ook verworpen.

4.21.

Verder wijst [gedaagde] op artikel 3.5. van de algemene voorwaarden op grond waarvan partijen elkaar op de hoogte moeten stellen van bij of tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden blijkende bijzonderheden die naar het oordeel van die partij van belang zijn voor de andere partij. Niet valt echter in te zien dat deze voorwaarde, gelet op het algemene karakter ervan, leidt tot een verplichting voor DLO om [gedaagde] telkens over de gemeten waardes te informeren, dus anders dan wat partijen daarover zijn overeengekomen, namelijk dat DLO [gedaagde] twee keer per jaar over de meetresultaten zou informeren. Dat de gemeten waardes substantieel hoger lagen dan de waardes die door [naam 3] waren berekend was na januari 2013 geen bijzonderheid meer, immers was [gedaagde] er toen al mee bekend dat het gemiddelde van de tot dan toe uitgevoerde metingen (10 metingen) substantieel hoger lag dan vooraf was berekend.

4.22.

Overigens valt op dat [gedaagde] haar stellingen heeft willen ondersteunen met een verwijzing naar de door DLO gebruikte algemene voorwaarden, immers betwist zij in de eerste plaats dat zij toepasselijk zijn. Zij stelt dat de voorwaarden niet voorafgaand aan de overeenkomst aan haar ter hand zijn gesteld en dat zij de toepasselijkheid van haar eigen voorwaarden heeft bedongen. Het laatste heeft zij niet onderbouwd en uit de overgelegde producties blijkt daarvan niet, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. DLO heeft bestreden dat een exemplaar van de algemene voorwaarden niet aan [gedaagde] ter hand is gesteld. Het belang voor DLO bij de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden is gelegen in de rente die zij op die grond vordert. DLO wijst op de vermelding in de offerte dat “een exemplaar van deze voorwaarden is bijgevoegd.” Door de ondertekening van de offerte heeft [gedaagde] hiermee ook voor de ontvangst van de voorwaarden getekend en zijn deze aldus toepasselijk. DLO verwijst daarvoor naar Hoge Raad, 21 september 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA9610). De rechtbank volgt DLO in deze stelling. Met de hiervoor weergegeven zinsnede in de offerte, wordt het ervoor gehouden dat [gedaagde] ook voor de ontvangst van de algemene voorwaarden heeft getekend. De voorwaarden zijn dan ook toepasselijk.

4.23.

[gedaagde] stelt dat DLO haar in het laatste jaar niet over de metingen of de meetresultaten heeft geïnformeerd. DLO brengt daartegen in dat [gedaagde] haar daarom ook niet heeft gevraagd. De rechtbank volgt DLO in dit verweer. Indien de tussentijdse resultaten van de metingen voor [gedaagde] belangrijk waren, had zij daarom kunnen vragen. Bovendien geeft de stelling haar geen grond voor opschorting van een betalingsverplichting. Indien er al sprake was van een tekortkoming, is deze thans geheeld doordat de emissiecijfers thans wel door DLO zijn gegeven.

4.24.

Op dezelfde gronden wordt ook het beroep van [gedaagde] op het bepaalde in artikel 7:403 BW, op grond waarvan de opdrachtnemer opdrachtgever op de hoogte moet houden van de werkzaamheden en de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten, gepasseerd. Van een nu nog na te komen verbintenis is geen sprake meer, zodat ook hierin geen grond voor opschorting is gelegen.

4.25.

De slotsom is dat [gedaagde] bewijs moet leveren van haar stelling dat nadat zij in januari 2013 bekend werd met de tussentijdse waardes, de heer [naam 1] van DLO (een of meerdere medewerkers van) [gedaagde] heeft verzekerd dat zij zich daarover geen zorgen hoefde(n) te maken omdat het om voorlopige waardes ging, waardes die nog moesten worden herberekend. Na de bewijslevering wordt mogelijk toegekomen aan het benoemen van een deskundige in verband met hetgeen daarover onder 4.13. is overwogen.

4.26.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5 De beslissing