Home

Rechtbank Limburg, 30-06-2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:5418, 5017613 AZ VERZ 16-164 30062016

Rechtbank Limburg, 30-06-2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:5418, 5017613 AZ VERZ 16-164 30062016

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
30 juni 2016
Datum publicatie
8 februari 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2016:5418
Formele relaties
Zaaknummer
5017613 AZ VERZ 16-164 30062016

Inhoudsindicatie

Is werkgever een transitievergoeding verschuldigd aan zijn werknemer, waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt ná (dus niet in verband met) het bereiken van de aow-gerechtigde leeftijd?

Uitspraak

Burgerlijk Recht

Sectie Kanton - locatie Roermond

Zaaknr./rolnr.: 5017613 AZ VERZ 16-164

Zaaknr./rolnr. :5017972 AZ VERZ 16-165

Zaaknr./rolnr.: 5017997 AZ VERZ 16-166

Uitspraakdatum: 30 juni 2016

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] aan de [adres verzoeker] ,

verzoekende partij

verder te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. B.M.M. Custers,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRIKA DAIRY INDUSTRY B.V.,

gevestigd te 6003 DJ Weert aan de Amperestraat 2,

verwerende partij,

verder te noemen: Prika,

gemachtigde: mr. J.A.J. Hooymayers.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om Prika te veroordelen tot voldoening van de transitievergoeding, de arbeidsovereenkomst te herstellen, althans wanneer dit laatste niet mogelijk is ten laste van Prika een billijke vergoeding toe te kennen. Daarnaast verzoekt [verzoeker] uitbetaling van resterende verlofaanspraken. Prika heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 2 juni 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

1.3.

[verzoeker] heeft ter gelegenheid van de zitting zijn verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst ingetrokken.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren [geboortedag verzoeker] 1944, is op 1 januari 2000 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Prika. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van technisch projectmedewerker/bedrijfsleider, met een salaris van € 1.750,00 bruto per maand op basis van een 20-urige werkweek.

2.2.

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 24 november 2015 aan Prika toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Prika heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 27 november 2015 opgezegd met ingang van 1 april 2016.

2.3.

De definitie van de pensioengerechtigde leeftijd is conform artikel 1 onder i van de Algemene Ouderdomswet: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a Algemene Ouderdomswet waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.

2.4.

De in artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd is voor [verzoeker] 65 jaar.

2.5.

Artikel 4.4. van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat indien [verzoeker] de hem toekomende vakantiedagen niet heeft opgenomen voor 1 januari volgende op het kalenderjaar, iedere aanspraak daarop vervalt.

2.5.

Lopende de procedure heeft Prika 7 niet-genoten verlofuren, opgebouwd in de periode 1 januari 2016 tot 1 april 2016, aan [verzoeker] uitbetaald.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt Prika te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding ad € 28.000,00 bruto aan [verzoeker] en heeft (subsidiair) een verzoek gedaan om ten laste van Prika een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:682 lid 3, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder verzoekt [verzoeker] uitbetaling van resterende verlofaanspraken.

3.2.

In artikel 18 lid 5 van de van toepassing verklaarde CAO Kaaspakhuis is een pensioenbeding opgenomen, waardoor Prika geen beroep kon doen op artikel 7:669 lid 4 BW. [verzoeker] genoot de reguliere ontslagbescherming en Prika diende een ontslagvergunning aan te vragen. Prika kan daarom geen beroep doen op artikel 7:673 lid 7 sub b BW.

3.3.

Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding stelt [verzoeker] dat deze verschuldigd is nu herstel van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Prika. In dat kader voert [verzoeker] aan dat Prika op grond van een voorgewende ontslaggrond een ontslagvergunning bij het UWV heeft aangevraagd; er was geen sprake van bedrijfseconomische omstandigheden. Daarnaast stelt [verzoeker] dat voor zover al sprake zou zijn geweest van bedrijfseconomische omstandigheden Prika het afspiegelingsbeginsel volstrekt onjuist heeft toegepast.

3.4.

[verzoeker] bouwde jaarlijks 16 uren bovenwettelijk verlof op. Er is geen verlofadministratie gevoerd. Over de jaren 2012 tot en met 2014 heeft [verzoeker] 48 bovenwettelijke verlofuren opgebouwd. Over 2016 betreft dit 7 uren. Deze uren zijn niet opgenomen en dienen te worden uitbetaald.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing