Home

Rechtbank Midden-Nederland, 30-06-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3249, 5715443 UE VERZ 17-68

Rechtbank Midden-Nederland, 30-06-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3249, 5715443 UE VERZ 17-68

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
30 juni 2017
Datum publicatie
12 juli 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2017:3249
Formele relaties
Zaaknummer
5715443 UE VERZ 17-68

Inhoudsindicatie

De kantonrechter is, in navolging van het Hof, voornemens de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen:

1.Is artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd met richtlijn 2000/78 EG?

2.Indien artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met richtlijn 2000/78/EG, moet de kantonrechter deze bepaling dan buiten toepassing laten?

3.Kan of dient een individuele toetsing plaats (te) vinden?

4.Welke criteria dient de kantonrechter bij deze (eventuele) individuele toetsing te hanteren?

5.Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst op of na de AOW-gerechtigde leeftijd eindigt en werknemers die bij de beëindiging die leeftijd nog niet hebben bereikt?

6.Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van hun pensioen- of AOW-gerechtige leeftijd wordt beëindigd en werknemers bij wie er een andere reden aan de beëindiging ten grondslag ligt?

7.Moet, indien individuele toetsing dient plaats te vinden, de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald, de inkomenssituatie van de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst vergelijken met de inkomenssituatie daarvóór? Dient daarbij ook rekening te worden gehouden met inkomen anders dan uit (pensioen)uitkeringen (bijvoorbeeld uit vermogen)?

8.Moet de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald dan als norm (voor afwijzing) nemen dat het inkomen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan of hoger is dan het inkomen daarvóór?

9.Indien de transitievergoeding moet worden betaald, dient deze dan te worden berekend op de in artikel 7:673 lid 2 tot en met 6 BW bepaalde wijze? Indien van deze berekeningswijze dient te worden afgeweken, hoe dient de transitievergoeding dan te worden berekend?

De kantonrechter zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de voorgestelde vragen.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 5715443 UE VERZ 17-68 M/30364

Beschikking van 30 juni 2017

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

gemachtigde: mr. H. Aydemir,

tegen:

de stichting

Stichting Diakonessenhuis,

gevestigd te Utrecht,

verweerster,

gemachtigde: mr. A.E. Bos.

Partijen worden hierna [verzoeker] en het Diakonessenhuis genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift van [verzoeker] , met producties 1 tot en met 5, van 10 februari 2017;

-

het verweerschrift van het Diakonessenhuis, met producties 1 tot en met 3, van 10 mei 2017;

-

de pleitnotities van [verzoeker] en het Diakonessenhuis;

-

de mondelinge behandeling op 18 mei 2017.

1.2.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [1951] , is op 1 januari 1995 in dienst van het Diakonessenhuis getreden. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, was die van [functie] . Het laatstgenoten brutoloon bedroeg € 3.774,00 per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten op basis van een 36-urige werkweek.

2.2.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao Ziekenhuizen van toepassing. Daarin is in artikel 3.1.6. lid 1 bepaald dat:

De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.”.

2.3.

De definitie van de pensioengerechtigde leeftijd is conform artikel 1 onder i van de Algemene Ouderdomswet: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a Algemene Ouderdomswet waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.

2.4.

De in artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd is voor [verzoeker] 65 jaar en 6 maanden, welke leeftijd [verzoeker] op [2016] heeft bereikt.

2.5.

De arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is per [2016] geëindigd wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Met ingang van [2016] ontvangt [verzoeker] ouderdomspensioen van het pensioenfonds Zorg & Welzijn en ontvangt hij een AOW-uitkering.

2.6.

[verzoeker] heeft bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen transitievergoeding ontvangen.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de bepaling in artikel 7:673 lid 7 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat geen transitievergoeding verschuldigd is indien het eindigen van een arbeidsovereenkomst geschiedt in verband met of na het bereiken van de AOW- en/of pensioengerechtigde leeftijd, een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. Bij toepassing van dit artikel is er sprake van leeftijdsdiscriminatie.

3.2.

Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (verder: het Hof) van 2 februari 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:345) heeft [verzoeker] de rechtbank, ten eerste, verzocht de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen. Ten tweede verzoekt [verzoeker] het Diakonessenhuis te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 48.216,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de transitievergoeding tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeling van het Diakonessenhuis in de kosten van de procedure.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing