Rechtbank Midden-Nederland, 09-03-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:974, UTR 22/1420
Rechtbank Midden-Nederland, 09-03-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:974, UTR 22/1420
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 9 maart 2023
- Datum publicatie
- 21 maart 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2023:974
- Zaaknummer
- UTR 22/1420
Inhoudsindicatie
Anw-uitkering, niet ontvankelijk bezwaar, beroep ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1420
(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).
Procesverloop
Wat is er – in het kort – gebeurd?
Eiser is op [datum 1] 2011 gehuwd met [echtgenote 1] (hierna: [echtgenote 1] ). Op [datum 2] 2011 is [echtgenote 1] overleden. Eiser heeft op 1 juni 2011 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. Bij besluit van 22 augustus 2011 is de aanvraag van eiser afgewezen, omdat [echtgenote 1] is overleden binnen een jaar nadat zij gehuwd zijn.
Op 11 september 2020 heeft eiser opnieuw een Anw-uitkering aangevraagd wegens het overlijden van [echtgenote 1] .
Verweerder heeft deze aanvraag aangemerkt als verzoek om terug te komen van het besluit van 22 augustus 2011. Bij besluit van 28 september 2021 (het primaire besluit) is verweerder teruggekomen van het besluit van 22 augustus 2011 en heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 september 2019 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) toegekend.
Eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de Anw-uitkering en heeft op 7 oktober 2021 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, voor zover gericht tegen het besluit van 22 augustus 2011, niet-ontvankelijk verklaard en, voor zover gericht tegen het primaire besluit, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Overwegingen
Heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk mogen verklaren?
1. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn bezwaar tegen het besluit van 22 augustus 2011 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft volgens eiser niet aangetoond dat het besluit daadwerkelijk is verzonden. In het bestreden besluit is niets vermeld over contra-indicaties van ontvangst.
2. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid en toereikend gemotiveerd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de ontkenning van de ontvangst van het besluit van 22 augustus 2011 ongeloofwaardig is. Daartoe is van belang dat verweerder eiser op 22 augustus 2011, naast het besluit tot afwijzing van de Anw-uitkering, ook een besluit tot toekenning van een halfwezenuitkering heeft toegestuurd. Voor zover eiser niet bekend is geweest met het besluit tot afwijzing van zijn Anw-aanvraag (en de toekenning van zijn halfwezenuitkering), had het hem moeten opvallen dat hij zonder besluitvorming wel (deels) betalingen heeft ontvangen. Dit had voor eiser aanleiding moeten zijn om contact met verweerder op te nemen. Niet gesteld of gebleken is dat eiser dat heeft gedaan. Ook uit het gegeven dat eiser in 2015 opnieuw een Anw-uitkering heeft aangevraagd, wegens het overlijden van zijn toenmalige echtgenote [echtgenote 2] , volgt dat het eiser bekend moet zijn geweest dat zijn eerdere Anw-aanvraag is afgewezen.
3. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de ontvangst en verzending van het besluit van 22 augustus 2011 aannemelijk. De rechtbank wijst hierbij op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 augustus 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN4041) en de uitspraak van 19 februari 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BL4548).
4. Nu het besluit van 22 augustus 2011 op de voorgeschreven wijze is verzonden, is de bezwaartermijn daags daarna gaan lopen en is het bezwaar van 7 oktober 2021, ontvangen op die dag, te laat. De rechtbank is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: