Home

Rechtbank Overijssel, 11-10-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3910, ak_ 16 _ 660 + ak_16_689

Rechtbank Overijssel, 11-10-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3910, ak_ 16 _ 660 + ak_16_689

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
11 oktober 2016
Datum publicatie
14 oktober 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2016:3910
Zaaknummer
ak_ 16 _ 660 + ak_16_689

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning voor het vestigen van een bedrijf dat zich richt op het ontmantelen van vliegtuigen en het opslaan en het leveren van onderdelen. Belanghebbendenbegrip (artikel 1:2 lid 1 en lid 3 Awb).

Uitspraak

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/660 en 16/689

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1 Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT), te Hengelo, en

Stichting Hart van Twente, te Oldenzaal, eiseressen A,

gemachtigde: mr. J. Glazenburg,

2 [naam] , te [woonplaats] ,

Stichting Leefbaar Buitengebied, te Ulicoten, en

Stichting VROM?, te gemeente Twenterand, eiseressen B,

gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder.

Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: Aeronextlife Twente B.V., te Rijswijk.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Aeronextlife Twente B.V. (hierna: AXL) een omgevingsvergunning verleend voor het vestigen van een bedrijf dat zich richt op het ontmantelen van vliegtuigen en op het opslaan en de levering van onderdelen, op het perceel Vliegbasis Twente 1-H8, 1-H9, 1-C59, 1-C60 en 1-C61 (hierna: het perceel).

Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (hierna: VOLT) en Stichting Hart van Twente (hierna: SHvT) hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 16/660. [naam] (hierna: [naam] ), Stichting Leefbaar Buitengebied (hierna: SLB) en Stichting VROM? (hierna: SV) hebben eveneens tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 16/689.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2016. VOLT heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , bijgestaan door haar gemachtigde. SHvT heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , bijgestaan door haar gemachtigde. [naam] , SLB en SV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Willemsen en R. Harmsen. Verweerder heeft zich laten bijstaan door [naam] , directeur Twente Airport. AXL heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Na de zitting heeft gemachtigde van [naam] een aangepaste machtiging ingebracht.

Overwegingen

1. Tot en met 2007 werd luchthaven Twente gebruikt door het ministerie van Defensie als militaire vliegbasis. Sinds 2008 wordt gewerkt aan de gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente en in 2010 hebben de gemeente Enschede (hierna: de gemeente) en de provincie Overijssel (hierna: de provincie) het gehele terrein gekocht van het Rijk. De gemeente en de provincie hebben dit terrein vervolgens doorverkocht aan Area Development Twente (hierna: ADT). ADT is een gemeenschappelijke regeling van de gemeente en de provincie. Om een eventuele civiele doorstart van de militaire luchthaven niet bij voorbaat te blokkeren, is de voor de luchthaven geldende aanwijzing militair luchtvaartterrein (met de daarbij behorende geluidszone) gehandhaafd.

Tot medio 2014 is geprobeerd voor Twente een commerciële burgerluchthaven te ontwikkelen. Dat is niet gelukt. De ontwikkeling van een commerciële burgerluchthaven is vervolgens stopgezet.

Op verzoek van ADT heeft een Commissie van Wijzen onder leiding van de heer Wientjes op 30 oktober 2014 geadviseerd om de luchthaven te ontwikkelen tot een iconische internationale ontwikkel-, demonstratie- en productiezone ‘Advances Materials and Manufacturing: Technology Base Twente’. Op basis van dit advies is een plan van aanpak vastgesteld. Onderdeel van dit plan van aanpak is om een vliegfunctie op de luchthaven Twente mogelijk te maken voor General Aviation, Business Aviation, End of life en activiteiten op het gebied van Maintenance Repair en Overhaul (MRO).

2. Bij aanvraag van 17 augustus 2015 heeft AXL verweerder verzocht haar een omgevingsvergunning te verlenen voor het vestigen van een bedrijf (gericht op het ontmantelen van vliegtuigen en op het opslaan en de levering van onderdelen) op het perceel. AXL gaat het perceel en de daarop aanwezige opstallen huren van ADT. AXL zal gebruik maken van de op het perceel reeds aanwezige opstallen. Er dienen enkele constructieve wijzigingen aan de opstallen plaats te vinden en er zal een muur worden geplaatst ter afscherming van een zone waar bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

De ontwerp-omgevingsvergunning heeft vanaf 9 oktober 2015 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. VOLT en SHvT hebben bij brief van 17 november 2015 een zienswijze ingediend. Bij fax van 18 november 2015, aangevuld bij brief van 2 december 2015, hebben [naam] , SLB en SV een zienswijze ingediend.

Bij het bestreden besluit d.d. 20 januari 2016 heeft verweerder omgevingsvergunning verleend om de vestiging van het beoogde bedrijf op het perceel mogelijk te maken. De vergunning wijkt op enkele (ondergeschikte) onderdelen af van het ontwerp. Dat betreft, onder meer, tekstuele wijzigingen en het wijzigen van enkele bijlagen. De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), ‘gebruiken in strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en ‘milieu’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. Hierbij is afgeweken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo. Er is hierbij gebruik gemaakt van een algemene verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo juncto artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor).

3. Bij besluit van 12 april 2016 hebben de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan AXL ontheffing verleend op grond van artikel 34, tweede lid, van de Luchtvaartwet voor civiel medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twente. Deze ontheffing geldt voor maximaal 12 en maximaal 18 vliegtuigbewegingen met expliciet omschreven toestellen voor de periode 15 april tot 1 november 2016.

Bij uitspraak van heden, zaaknummers 16/1406 ev., heeft deze rechtbank de door eiseressen tegen deze ontheffing ingediende beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

4. Het kunnen indienen van een zienswijze in deze procedure is niet beperkt tot belanghebbenden maar staat open voor een ieder, zo blijkt uit artikel 3.10, eerste lid, onder a en c, juncto artikel 3.12, vijfde lid, van de Wabo. Het instellen van beroep bij de bestuursrechter is daarentegen slechts voorbehouden aan belanghebbenden, zo blijkt uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank dient dan ook, al dan niet ambtshalve, te onderzoeken of alle (rechts)personen die beroep hebben ingesteld in hun beroep kunnen worden ontvangen. Concreet betekent dit dat de rechtbank moet onderzoeken of deze (rechts)personen kunnen worden aangemerkt als belanghebbende.

4.1.

De rechtbank overweegt over de belanghebbendheid het volgende.

Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb). Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen (artikel 1.2, derde lid, van de Awb).

Vorenstaande is nader uitgewerkt in de jurisprudentie van de Afdeling. Uit die jurisprudentie blijkt dat de toetsingscriteria, voor wat betreft de ontvankelijkheid, afhankelijk zijn van de vraag of de rechtspersoon een algemeen belang behartigt dan wel dat de rechtspersoon in het bijzonder het collectieve belang van omwonenden behartigt.

Om de belanghebbendheid van een bewonersorganisatie aan te nemen volstaat dat de organisatie, die blijkens haar doelstelling in het bijzonder opkomt voor de belangen van direct omwonenden, door het optreden in rechte een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt, waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal natuurlijke personen dat door het bestreden besluit rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen, aangezien er een band bestaat tussen de organisatie en de bewoners voor wie zij blijkens haar doelstelling opkomt. In de aldus tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht. De rechtbank verwijst als voorbeeld naar de uitspraken van de Afdeling van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2367, en 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1626.

Indien er sprake is van een rechtspersoon die blijkens zijn doelstelling een algemeen belang behartigt, dient te worden beoordeeld of de statutaire doelstelling geografisch en functioneel (enigszins) is toegesneden op datgene dat met het bestreden besluit mogelijk wordt gemaakt. Het statutaire doel van de rechtspersoon mag immers niet zo veelomvattend zijn dat het onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van de rechtspersoon rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Verder dient de rechtspersoon feitelijke werkzaamheden te verrichten waaruit blijkt dat hij het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Het louter in rechte opkomen tegen besluiten kan als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou immers betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neer komen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan (actio popularis).

4.2.

Voor wat betreft de vraag of VOLT als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

4.2.1.

In de statuten is de navolgende doelstelling verwoord.

a. Het behartigen van belangen van direct omwonenden van de Luchthaven Twente, alsmede van diegenen die woonachtig zijn in de (Eu)regio waar onder andere

(geluids-)overlast te verwachten is teneinde handhaving van het woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en in positieve zin te bevorderen, daarbij rekening houdende met de (economische) belangen van mens, dier, natuur en milieu.

b. De gunstige staat van instandhouding van planten en diersoorten op het grondgebied van het terrein dat wordt aangeduid als het terrein van de voormalige vliegbasis Twente en in de omgeving van dit terrein, in zoverre de planten en diersoorten nadelige effecten ondervinden van de activiteiten op het terrein van de voormalige vliegbasis Twente.

De rechtbank constateert dat VOLT zowel het collectieve belang van omwonenden alsmede het algemeen belang behartigt.

4.2.2.

Voor wat betreft het behartigen van het collectieve belang van omwonenden overweegt de rechtbank het volgende.

Ter zitting heeft de rechtbank gemachtigde van VOLT verzocht haar mee te delen welke omwonenden zij vertegenwoordigt en wat de afstand is tussen de woningen van deze personen en het perceel. Gemachtigde heeft meegedeeld dat het een feit van algemene bekendheid is dat zij omwonenden van vliegveld Twente vertegenwoordigt. Deze personen wonen zowel nabij de luchthaven, te weten op enkele honderden meters afstand, als op wat grotere afstand van de luchthaven. Gemachtigde heeft meegedeeld dat zij uit privacy-overwegingen geen ‘rugnummers’ wil verstrekken en ook niet meer informatie over deze bewoners wil verstrekken. De reden daarvoor is dat de identiteit van deze personen daardoor kan worden achterhaald. Dit is niet wenselijk nu meerdere omwonenden/leden expliciet aan gemachtigde hebben meegedeeld dat zij niet willen dat bekend wordt dat zij leden zijn dan wel dat zij hun belangen laten vertegenwoordigen door VOLT.

De rechtbank overweegt hieromtrent dat ter zitting is gebleken dat niet alle omwonenden van vliegveld Twente zich bij VOLT hebben aangesloten. Het is voor de rechtbank onmogelijk om te achterhalen welke omwonenden wèl door VOLT worden vertegenwoordigd. Dit betekent dat VOLT een groep personen vertegenwoordigt waarvan de identiteit niet bij de rechtbank bekend is. Los van de vraag of het überhaupt mogelijk is om beroep in te stellen namens personen van wie de identiteit niet bekend is, is het voor de rechtbank niet mogelijk om na te gaan of, en zo ja op welke wijze, deze personen in hun belangen worden getroffen. Hierdoor kan niet worden nagegaan of door het optreden van VOLT in rechte een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand wordt gebracht.

In zoverre kan VOLT dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende.

4.2.3.

Voor wat betreft het behartigen van een algemeen belang overweegt de rechtbank het volgende.

Het algemene belang betreft, gelet op de bewoording in de statuten, het opkomen voor de flora en fauna op het terrein dat bij de (voormalige) militaire luchthaven behoort. De rechtbank heeft VOLT verzocht haar mee te delen welke feitelijke werkzaamheden zij ontplooit om haar statutaire doel te verwezenlijken. VOLT heeft bij brief van 6 september 2016 een overzicht in het geding gebracht. De rechtbank constateert dat de in dit overzicht genoemde werkzaamheden grotendeels bestaan uit het informeren van en het contact houden met de pers, de lokale politiek, Duitse gemeentebesturen en zusterorganisaties alsmede het inspreken bij diverse commissies. De vindplaats van deze activiteiten is niet vermeld, zodat voor de rechtbank niet is na te gaan of dit informeren, inspreken en onderhouden van contacten betrekking heeft op de flora en fauna van vliegveld Twente. Verder is niet na te gaan of er feitelijk ‘slechts’ sprake is van het voeren van juridische procedures en daaraan voorafgaande dan wel daarmee samenhangende activiteiten. In het overzicht is verder nog vermeld dat er wordt samengewerkt met maatschappelijke organisaties en natuurorganisaties. Welke organisaties dit zijn en wat deze samenwerking feitelijk inhoudt, wordt niet toegelicht. Ook op de website van VOLT wordt deze duidelijkheid niet gegeven.

Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat VOLT niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij feitelijke werkzaamheden heeft verricht waarmee zij daadwerkelijk en in het bijzonder opkomt voor het algemeen belang zoals dat is omschreven in haar statuten. De rechtbank merkt terzijde op dat de Afdeling in haar uitspraak van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1869, tot eenzelfde oordeel is gekomen.

In zoverre kan VOLT dan ook niet als belanghebbende worden aangemerkt.

4.2.4.

Gelet op vorenstaande kan VOLT niet worden aangemerkt als belanghebbende bij de door haar bestreden omgevingsvergunning. De rechtbank zal het door VOLT ingestelde beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens het niet voldoen aan het belanghebbende-vereiste.

4.3.

Voor wat betreft de vraag of SHvT als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

In de statuten is de navolgende doelstelling verwoord.

Het verhinderen dat de luchtmachtbasis Twente wordt omgezet naar een commerciële luchthaven.

De rechtbank constateert dat uit de statuten blijkt dat SHvT een algemeen belang behartigt.

De rechtbank oordeelt dat de statutaire doelstelling functioneel onvoldoende is toegesneden op hetgeen met de bestreden omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt, nu dit besluit niet ziet op het mogen opstijgen en landen van vliegtuigen ten behoeve van het ontmantelen van vliegtuigen. Deze vliegtuigbewegingen worden bestreken door de op 12 april 2016 aan AXL verleende ontheffing op grond van de Luchtvaartwet, welk besluit in dit geschil niet voorligt.

Op verzoek van de rechtbank heeft SHvT een overzicht ingebracht van de feitelijke werkzaamheden die zij ontplooit om haar statutaire doel te verwezenlijken. De rechtbank constateert dat deze werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het inspreken bij allerlei commissies en gemeentebesturen en het sturen van brieven naar politici. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden onderscheiden van activiteiten die samenhangen met dan wel resulteren in het voeren van juridische procedures. Verder wordt verwezen naar overleg dat op 22 januari 2015 is gevoerd met andere actiegroeperingen in Lonneker over coördinatie van activiteiten. Uit het overzicht blijkt niet waar deze activiteiten betrekking op hebben. SHvT heeft geen eigen website, zodat op die wijze ook niet te achterhalen is welke feitelijke werkzaamheden, anders dan activiteiten die samenhangen met het voeren van juridische procedures, door SHvT worden ontplooid.

De rechtbank oordeelt dat SHvT niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de door haar bestreden omgevingsvergunning. De rechtbank zal het door SHvT ingestelde beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

4.4.

Voor wat betreft de vraag of [naam] als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

Partijen verschillen van mening over de afstand tussen de woning van [naam] en het perceel. Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat deze afstand 3 km bedraagt; verweerder stelt zich op het standpunt dat deze afstand 4,5 km bedraagt. Verder heeft gemachtigde desgevraagd ter zitting meegedeeld dat de belangen van [naam] worden geschaad door het opstijgen en landen van vliegtuigen ten behoeve van het ontmantelen van vliegtuigen.

De rechtbank oordeelt dat het opstijgen en landen van vliegtuigen niet wordt bestreken door de bestreden omgevingsvergunning, zoals zij hiervoor reeds heeft overwogen. Verder is de afstand tussen de woning van [naam] en het perceel (minimaal 3 km) dermate groot dat zij in verband daarmee niet als belanghebbende kan worden beschouwd.

De rechtbank zal het door [naam] ingestelde beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens het niet voldoen aan het belanghebbende-vereiste.

4.5.

Voor wat betreft de vraag of SLB als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

In de statuten is de navolgende doelstelling verwoord.

Het bevorderen van evenwicht tussen de diverse gebruiksfuncties in het buitengebied met daarbij speciale zorg voor de natuur, het water, het landschap en het milieu in het buitengebied, waaronder onder andere begrepen:

- het behoud, de bescherming en verbetering van de kwaliteit en diversiteit van de natuur, het drinkwater en het milieu;

- het stimuleren en verbeteren van leeftijdsbestendige woongebieden, met daarbij behorende infrastructurele voorzieningen en recreatiemogelijkheden;

- bescherming van de gezondheid en belangen van mens en dier, het behoud van agrarisch landschap, onder meer ten behoeve van de voedselvoorziening;

- behoedzaam en rationeel gebruik van nationale hulpbronnen;

- het nemen van maatregelen om het hoofd te bieden aan lokale, regionale of mondiale milieuproblemen.

De rechtbank oordeelt dat de statutaire doelstelling dermate algemeen is geformuleerd dat deze onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van SLB rechtstreeks is betrokken bij de bestreden omgevingsvergunning. Verder verricht SLB geen feitelijke werkzaamheden waaruit blijkt dat zij het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Immers, het door gemachtigde ingebrachte overzicht met feitelijke werkzaamheden bestaat voornamelijk uit het door bestuurslid [naam] bezoeken van bijeenkomsten en het door dit bestuurslid schrijven van brieven naar politici over met name Natura 2000 gebieden.

Gemachtigde heeft in zijn brief van 9 september 2016 de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie omdat de Nederlandse wetgeving belemmeringen opwerpt voor rechtspersonen om toegang te krijgen tot de rechter. De rechtbank overweegt hieromtrent dat het bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb en de wijze waarop dit in de jurisprudentie is ingevuld, het voor ideële organisaties niet onmogelijk maakt om toegang te verkrijgen tot de bestuursrechter. Deze jurisprudentie is daarentegen (mede) ingegeven om er voor te waken dat de toegang tot de bestuursrechter niet wordt beperkt tot belanghebbenden maar in feite wordt opengesteld voor een ieder. Voor de volledigheid wijst de rechtbank op het feit dat deze jurisprudentielijn sinds 1 oktober 2008 onverkort door bestuursrechters wordt gehanteerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen.

Ter zitting heeft gemachtigde de rechtbank verzocht haar oordeel omtrent de belanghebbendheid van SLB op te schorten totdat de Afdeling hierover, in een bij haar aanhangig geschil, een oordeel heeft geveld. De rechtbank overweegt dat de belanghebbendheid per geval (en dus per bestreden besluit) moet worden beoordeeld. De rechtbank zal dan ook niet wachten op deze uitspraak van de Afdeling.

Gelet op vorenstaande kan SLB niet worden aangemerkt als belanghebbende bij de door haar bestreden omgevingsvergunning. De rechtbank zal het door SLB ingestelde beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

4.6.

Voor wat betreft de vraag of SV als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

In de statuten is de navolgende doelstelling verwoord.

De leefbaarheid, de kwaliteit van het milieu, de natuur en het landschap van Vroomshoop en omstreken in de meest ruime zin te beschermen alsmede het cultureel erfgoed te behouden en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

De rechtbank oordeelt dat de statutaire doelstelling dermate algemeen is geformuleerd dat deze onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van SV rechtstreeks is betrokken bij de bestreden omgevingsvergunning. Verder verricht SV geen feitelijke werkzaamheden waaruit blijkt dat zij het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Immers, het door gemachtigde ingebrachte overzicht met feitelijke werkzaamheden bestaat voornamelijk uit het door bestuurslid [naam] bezoeken van bijeenkomsten en het door dit bestuurslid schrijven van brieven naar politici over met name Natura 2000 gebieden.

Voor wat betreft het stellen van prejudiciële vragen en het wachten op de uitspraak in een bij de Afdeling aanhangig geschil, verwijst de rechtbank naar het hieromtrent gestelde in overweging 4.5.

Gelet op vorenstaande kan SV niet worden aangemerkt als belanghebbende bij de door haar bestreden omgevingsvergunning. De rechtbank zal het door SV ingestelde beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

4.7.

Samenvattend oordeelt de rechtbank dat VOLT, SHvT, [naam] , SLB en SV niet in hun beroep kunnen worden ontvangen wegens het niet voldoen aan het belanghebbende-vereiste. De rechtbank zal de door deze (rechts)personen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaren.

5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, en mr. A. Oosterveld en

mr. R.M. Fieten, leden, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Lever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.