Home

Rechtbank Overijssel, 11-06-2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:2369, ak_20_848

Rechtbank Overijssel, 11-06-2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:2369, ak_20_848

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
11 juni 2021
Datum publicatie
6 februari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2021:2369
Zaaknummer
ak_20_848

Inhoudsindicatie

Terugvordering Wajonguitkering. Toepassing Beleidsregels schorsing, opschorting, herziening en intrekking uitkeringen 2006. UWV erkent eigen stilzitten. Dat teveel uitkering werd ontvangen is redelijkerwijs duidelijk. Beroep ongegrond

Uitspraak

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 20/848

(gemachtigde: A.M. Taconis),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: J.P. Keizer).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder de Wajong-uitkering over de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 juni 2019 en van 1 augustus 2018 tot en met 30 juni 2019 herzien en de over deze periode onverschuldigd betaalde uitkering tot een brutobedrag van € 14.403,66 van eiser teruggevorderd.

Bij besluit van 10 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard met aanpassing van de periode. De uitkering is herzien over de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 april 2017 en van 1 augustus 2018 tot en met 30 juni 2019.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten

Eiser, geboren [geboortedatum] 1995, ontvangt sinds 11 juni 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten op grond van de studieregeling en vanaf

1 augustus 2013 op grond van de werkregeling.

Met de beslissing van 21 augustus 2013 is aan eiser meegedeeld dat hij per 11 juni 2013 geen uitkering meer krijgt, omdat hij werkt. Over de periode van 11 juni 2013 tot en met 30 juni 2013 heeft eiser een bedrag van 117,11 bruto te veel ontvangen. Dit bedrag heeft verweerder van eiser teruggevorderd.

Met de beslissing van 20 september 2013 heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiser herzien, omdat hij niet meer studeert. De uitkering is verhoogd en er is rekening gehouden met de inkomsten uit arbeid.

Bij besluit van 16 december 2016 heeft verweerder de Wajong-uitkering over de periode van maart 2016 tot en met 31 augustus 2016 definitief berekend. Het voorschot dat eiser over deze periode heeft ontvangen is even hoog als de uitkering waar eiser recht op heeft.

Er volgt daarom geen nabetaling en eiser hoeft ook niets terug te betalen. Vanaf 1 september 2016 ontvangt eiser een uitkering van € 845,21 bruto per maand, omdat hij geen werk meer heeft.

Bij besluit van 24 oktober 2017 heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar maximaal 70% van het minimumloon.

Bij besluit van 19 september 2019 heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 oktober 2019 verlaagd naar € 408,90 bruto per maand, omdat hij op 1 augustus 2018 is begonnen met een studie en studiefinanciering ontvangt.

Het primaire besluit is gebaseerd op de vaststelling dat eiser werkzaamheden heeft verricht en inkomsten heeft genoten en bovendien dat eiser een opleiding heeft gevolgd waarvoor

hij studiefinanciering heeft ontvangen. Verweerder heeft een bedrag van € 14.403,66 bruto van eiser teruggevorderd.

In het bestreden besluit is vermeld dat in het primaire besluit niet de juiste perioden zijn genoemd waarop de herziening en terugvordering betrekking hebben. De juiste periode is van 1 augustus 2016 tot en met 30 april 2017 en van 1 augustus 2018 tot en met 30 juni 2019. De uitkering is volgens verweerder in deze perioden terecht herzien en teruggevorderd, omdat geen rekening is gehouden met de periode waarin eiser inkomsten uit werkzaamheden heeft gehad en de perioden waarin hij studeerde en studiefinanciering heeft ontvangen. Eiser heeft teveel uitkering ontvangen en dat kon hem redelijkerwijs duidelijk zijn. Volgens verweerder is er geen sprake van een dringende reden om van herziening of terugvordering af te zien.

Het standpunt van eiser

2. Eiser heeft - samengevat – aangevoerd dat verweerder al in 2016 wist dat hij moeite

had met het doorgeven van wijzigingen. Verweerder heeft pas drie jaar later ingegrepen. Hiermee heeft verweerder onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld. Eiser stelt dat de lening van DUO in mindering moet worden gebracht op het totale terugvorderingsbedrag. Volgens eiser had hij de wijzigingen tijdig moeten doorgeven maar heeft verweerder ook een opeen-stapeling van fouten gemaakt, hetgeen volgens eiser een dringende reden oplevert om het terugvorderingsbedrag substantieel te matigen.

Het wettelijk kader

3.1.

Op grond van de artikelen 2:43 en 2:44 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die artikelen ten tijde in geding golden, bedraagt de inkomensondersteuning voor de jonggehandicapte die een tegemoetkoming op grond van

de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten ontvangt, 25% van het minimumloon.

3.2.

In artikel 2.44, aanhef en onder a, van de Wajong, zoals dit luidde ten tijde in geding,

is bepaald dat de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2.43, bij een inkomen per dag van ten hoogste 25% van het minimumloon, 25% van de grondslag bedraagt.

3.3.

Op grond van artikel 2:58, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wajong, - voor zover relevant - herziet het Uwv beschikkingen of trekt deze in, indien een inkomensvoorziening ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld. Tekst en bedoeling van dit artikel staan toepassing met terugwerkende kracht niet in de weg. Onder omstandigheden kan toepassing met terugwerkende kracht echter in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, dan wel met een (andere) ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel. Het Uwv hanteert daarbij een beleid, zoals dat is neergelegd in de Beleidsregels schorsing, opschorting, herziening en intrekking uitkeringen 2006 (Stcrt. 2006, 230) (Beleidsregel). Dit beleid dient naar vaste rechtspraak te worden aangemerkt als buitenwettelijk, begunstigend beleid (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT2333). Dit brengt mee dat de aanwezigheid en toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.

3.4.

In artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels, is bepaald: indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering wordt ingetrokken of herzien met terug-werkende kracht tot en met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was

of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.

3.5.

Op grond van artikel 2:59, eerste lid, van de Wet Wajong wordt een inkomens-voorziening die op grond van dit hoofdstuk onverschuldigd is betaald door het Uwv teruggevorderd.

De beoordeling door de rechtbank

3.6.

Schending van de inlichtingenplicht wordt eiser niet verweten. Grondslag voor de herziening en terugvordering is dat eiser in de te beoordelen perioden te veel uitkering heeft ontvangen, gelet op zijn opleiding en werkzaamheden waaruit hij inkomsten heeft ontvangen en dat hem dat redelijkerwijs duidelijk kon zijn. De rechtbank volgt verweerder hierin en overweegt in dat kader het volgende.

Herziening en terugvordering over de periode waarin eiser studerend en werkend was

3.7.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het in de rechts-overwegingen 3.3 en 3.4 genoemde beleid niet op consistente wijze heeft toegepast.

Eiser had over de perioden waarin in hij in verband met studie studiefinanciering ontving slechts recht op inkomensondersteuning ter hoogte van 25% van het minimumloon. Eiser heeft vanaf 1 februari 2019 inkomsten uit werkzaamheden ontvangen. Daarnaast behield eiser de voor hem toepasselijke uitkering. Hierdoor heeft eiser te veel Wajong-uitkering ontvangen. Eiser heeft al eerder een studie gevolgd en inkomsten uit arbeid genoten,

waarna zijn uitkering werd aangepast. Eiser kon dus redelijkerwijs bekend zijn met de verrekeningssystematiek van de Wajong. Hij had derhalve moeten onderkennen dat de uitkering tot een te hoog bedrag werd uitbetaald. Daarbij is niet relevant of sprake is geweest van fouten van verweerder.1 Verweerder heeft derhalve de Wajong-uitkering

van eiser over de hiervoor genoemde perioden terecht met terugwerkende kracht herzien. Het betoog van eiser dat studiefinanciering geen inkomen is maar een lening doet, wat hier ook van zij, niet aan af. Eiser kon tijdens zijn studie aanspraak maken op studiefinanciering en heeft dit ook ontvangen. Dat sprake is van PTSS maakt dit oordeel ook niet anders. Eiser werd begeleid door zijn moeder. Zij behartigde zijn belangen. In het verleden zijn de wijzigingen in studie en werk ook (door haar) doorgegeven.

3.8.

Gelet op het bepaalde in artikel 2:59 van de Wajong is verweerder verplicht de uitkering die onverschuldigd is verstrekt terug te vorderen. Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet hoe het terugvorderingsbedrag is berekend. Eiser heeft hiertegen geen gronden ingediend, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van het bedrag. Alleen als sprake is van dringende redenen mag geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien. Dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien kunnen alleen gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de financiële of sociale gevolgen die een terugvordering voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is,

en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden.

Het door eiser genoemde tijdsverloop tussen de gesprekken van zijn moeder met het Uwv Werkbedrijf en de besluitvorming van verweerder levert geen dringende reden op. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder het eigen stilzetten en het niet doorgeven van de informatie door de afdeling Werkbedrijf naar de afdeling Uitkering heeft gezien. Dit verwijt verweerder zichzelf en daarom is geen boete opgelegd. Ook hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan niet als een dringende reden worden aangemerkt. Dat pas in 2019 tot herziening van de uitkering vanaf augustus 2016 is overgegaan ziet op het ontstaan, en niet op het gevolg, van de terugvordering en kan daarom ook niet als dringende reden worden aangemerkt. Van onaanvaardbare financiële en sociale consequenties van het terugvorderingsbesluit is de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft dan ook terecht de onverschuldigde betaalde uitkering van eiser teruggevorderd. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verweerder verplicht is om onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, ongeacht wiens schuld het is dat de terugvordering is ontstaan.

Verweerder heeft met de overeengekomen afbetalingsregeling rekening gehouden met de financiële situatie van eiser. Zoals verweerder ook heeft aangegeven kan eiser, indien hij het met de beslissing over de wijze van terugbetalen niet eens is, bezwaar maken.

3.9.

De omstandigheid dat verweerder mogelijk eerder tot haar besluitvorming had kunnen komen is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat daarvan op grond van rechts-zekerheid had moeten worden afgezien. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is geschonden.

4. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Knol, griffier, op

De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.

griffier

De griffier is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen.

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?