Home

Rechtbank Rotterdam, 03-10-2008, BG2009, 10/690021-07

Rechtbank Rotterdam, 03-10-2008, BG2009, 10/690021-07

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
3 oktober 2008
Datum publicatie
29 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2008:BG2009
Formele relaties
Zaaknummer
10/690021-07
Relevante informatie
Wet wapens en munitie [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 55, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 242, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 287, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 289

Inhoudsindicatie

24 jaar gevangenisstraf wegens moord, medeplegen van poging tot moord (meermalen gepleegd), bezit van een vuurwapen en verkrachting.

De officier van justitie heeft een levenslange gevangenisstraf geëist. De rechtbank wil verdachte niet het volledig perspectief op een terugkeer in de samenleving ontnemen. Een zeer langdurige gevangenisstraf ligt gelet op de ernst van de feiten en de houding van de verdachte in de rede en is passend en geboden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/690021-07

Datum uitspraak: 3 oktober 2008

Tegenspraak

VONNIS

van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1974 op Curaçao (Nederlandse Antillen),

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam, Huis van Bewaring Demersluis,

raadsman mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2008, 27 juni 2008 en 19 september 2008.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat

1.

hij op of omstreeks 05 januari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad, althans opzettelijk, met één (of meer) vuurwapen(s) één (of meer) kogel(s) in de borst van die [slachtoffer 1] geschoten, althans met één (of meer) vuurwapen(s) één (of meer) kogel(s) in de richting van die [slachtoffer 1] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

2.

hij op of omstreeks 05 januari 2007 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 2] en/of

[slachtoffer 3] en/of een (of meer) ander(e) perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) naar/in de richting van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een (of meer) ander(e) perso(o)n(en)

heeft afgevuurd zijnde de uitvoering van dat voornemen niet voltooid;

3.

hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2007 tot en met 23 februari 2007 te Rotterdam en/of Leeuwarden, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van

de Wet wapens en munitie, te weten (onder meer) een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 26, kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad;

4.

hij op of omstreeks 23 februari 2007 te Leeuwarden door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de

vagina van die [slachtoffer 4], waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het

- achterna fietsen van die [slachtoffer 4], en/of

- die [slachtoffer 4] van de fiets aftrekken, en/of

- slaan en/of stompen van die [slachtoffer 4], en/of

- afpakken van de mobiele telefoon van die [slachtoffer 4], en/of

- maken van (een) stekende beweging(en) met een mes, althans met een scherp en/of puntig

voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 4], en/of

- houden van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen en/of nabij de keel van

die [slachtoffer 4] en/of (daarbij) (dreigend) toevoegen van de woorden (van de strekking): "ik

steek je neer, ik steek je neer", en/of

- houden van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 4], en/of

- uittrekken van de panty en/of de onderbroek van die [slachtoffer 4], en/of

- (met kracht) uit elkaar trekken/duwen van de benen van die [slachtoffer 4], en/of

- met een mes, althans met een scherp en/puntig voorwerp, kapot snijden van de string van die

[slachtoffer 4].

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. Flikweert heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot een levenslange gevangenisstraf, toewijzingen van de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen en oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij op 05 januari 2007 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad met één vuurwapen één kogel in de borst van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

2.

hij op 05 januari 2007 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om

tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en

[slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) naar/in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]

heeft afgevuurd zijnde de uitvoering van dat voornemen niet voltooid;

3.

hij in de periode van 05 januari 2007 tot en met 23 februari 2007 te Rotterdam en/of Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van

de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 26, kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad;

4.

hij op 23 februari 2007 te Leeuwarden door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de

vagina van die [slachtoffer 4], waarbij het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het

- achterna fietsen van die [slachtoffer 4], en

- die [slachtoffer 4] van de fiets aftrekken, en

- slaan en/of stompen van die [slachtoffer 4], en

- afpakken van de mobiele telefoon van die [slachtoffer 4], en

- maken van stekende bewegingen met een mes in de richting van die [slachtoffer 4], en

- houden van een mes tegen de keel van

die [slachtoffer 4] en dreigend toevoegen van de woorden : "ik

steek je neer, ik steek je neer", en

- houden van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 4], en

- uittrekken van de panty en de onderbroek van die [slachtoffer 4], en

- met kracht uit elkaar trekken/duwen van de benen van die [slachtoffer 4], en

- met een mes kapot snijden van de string van die

[slachtoffer 4].

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

Nadere bewijsoverwegingen

Namens verdachte is door de raadsman ten aanzien van feit 1 gemotiveerd aangevoerd dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Dit verweer wordt verworpen. Gesproken kan worden van twee schietincidenten. Vóór het eerste schietincident heeft de verdachte een handgemeen gehad met onder meer een Dominicaanse man met wie hij kennelijk wilde afrekenen. De verdachte heeft vervolgens de komst van vuurwapens staan afwachten. Dan vindt het eerste schietincident plaats waarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met de inmiddels geleverde vuurwapens zijn beschoten (feit 2). Daarna is verdachte - gewapend met een vuurwapen - in een auto gaan (rond)rijden. Op enig moment is de verdachte uit de auto gesprongen en achter een man aangerend. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toen geroepen dat hij niet op de man moest schieten; de verdachte heeft toen niet geschoten en is teruggelopen naar en in de auto gestapt, waarna hij weer is gaan rondrijden met de auto. Vervolgens ziet verdachte een Dominicaanse man het café uitrennen, waarna verdachte met een pistool in de hand uit de auto stapt en achter deze Dominicaanse man aanrent, hem bijna inhaalt, waarna deze stopt met rennen. Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat kan worden gesproken van een tijdspanne van enige duur waarin verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn genomen besluit en over de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken. Temeer daar het slachtoffer voordat hij door verdachte in de borst werd geschoten zijn beide armen omhoog stak, kennelijk ter overgave, en hard schreeuwde: "He vriend, ik niet, ik niet."

Namens verdachte heeft de raadsman gemotiveerd aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen te worden uitgesloten voor het bewijs, aangezien de verdediging haar ondervragingsrecht met betrekking tot deze personen niet heeft kunnen uitoefenen.

Dit verweer wordt verworpen. De verklaringen van laatstgenoemde personen zijn weliswaar door de verdediging niet getoetst, maar worden door de thans daartoe voorhanden zijnde bewijsmiddelen ondersteund en kunnen derhalve voor het bewijs worden gebezigd.

Ten aanzien van feit 4

Tegen het onder 4 ten laste gelegde feit is geen inhoudelijk verweer gevoerd.

Op basis van de aangifte van het slachtoffer, de getuigeverklaring van de krantenjongen [getuige 1], de getuigeverklaring van [getuige 2], de processen-verbaal over de signalering, het signalement, de aanhouding van verdachte onder een andere naam, het aantreffen van de volgende goederen: een knipmes, een keukenmes, de Kamagrapillen en een condoom, de vingerafdrukcheck, de in beslag genomen Samsung GSM, de uitgebreide onderzoeken op de plaats delict, de aldaar gevonden zilveren oorring van het slachtoffer en waargenomen schoen/laarsafdrukken van de dader en het slachtoffer en kledingindruksporen van het slachtoffer, het onderzoek naar een bloedspoor aan de linker broekspijp van de verdachte, alsmede naar het bloedspoor aan het linkervoorpand van de jas van de verdachte, alsook het letsel bij het slachtoffer acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:

1.

moord

2.

medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd

3.

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

4.

verkrachting.

De feiten zijn strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Namens verdachte heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 een gemotiveerd beroep op de schulduitsluitingsgrond van noodweerexces gedaan.

Het beroep op noodweerexces wordt verworpen. Vaststaat dat de mogelijke noodweersituatie ten tijde van het handgemeen van verdachte met anderen niet meer bestond op het moment dat verdachte en zijn medeverdachte [naam] ieder een vuurwapen in handen hadden. Gelet hierop alsmede de niet geringe tijdsduur tussen het telefoneren voor het brengen van vuurwapens en het uiteindelijk ter hand nemen van de gebrachte wapens door verdachte en voornoemde medeverdachte, is niet aannemelijk dat een eventuele – deze staat immers ook niet vast - bij verdachte ontstane hevige gemoedsbeweging nog heeft bestaan ten tijde van feit 2.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad om het leven gebracht. Voorts heeft verdachte kort daarvoor opzettelijk en met voorbedachte raad getracht twee mannen te doden door met een vuurwapen op hen te schieten. Het is niet aan verdachte te danken dat de twee mannen het gebeuren hebben overleefd.

Met een schot uit zijn pistool heeft verdachte aan [slachtoffer 1] het meest kostbare bezit - het leven - ontnomen. Hij heeft met de koelbloedige moord de nabestaanden onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de brute verkrachting van een vrouw, die weloverwogen is begaan na het plegen van de eerdergenoemde feiten.

Deze handelwijze van verdachte vormt een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft geleid tot ernstige psychische gevolgen bij haar.

Het hoeft geen betoog dat door een dergelijke koelbloedige levensontneming, de pogingen daartoe en de brute verkrachting de rechtsorde ernstig wordt geschokt. De feiten hebben zich alle op de openbare weg afgespeeld. Dergelijke ernstige delicten voeden bovenal gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

De moord en de verkrachting, waarbij sprake is van ongebreidelde machtsuitoefening door verdachte, worden beheerst door onverklaarbaar geweld.

De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2007 en de Justitiële Documentatie van Curaçao reeds vanaf zijn zeventiende levensjaar is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen, ook voor geweldsdelicten.

Geconcludeerd wordt dat er maximale vrees voor herhaling is omdat verdachte - ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld - zelf onvoldoende inzicht geeft in zijn drijfveren voor het bewezenverklaarde handelen.

De officier van justitie heeft een levenslange gevangenisstraf geëist, omdat een overwogen tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar zijns inziens niet voldoet.

De rechtbank wil verdachte niet het volledig perspectief op een terugkeer in de samenleving ontnemen. Een zeer langdurige gevangenisstraf ligt gelet op de ernst van de feiten en de houding van de verdachte in de rede en is passend en geboden.

VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN

Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1].

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende te [adres], gemachtigde mr. M.C. de Jong, advocaat te Rotterdam, terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 14.082,92.

Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.

Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Vordering [benadeelde partij 2= slachtoffer 4]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 4], wonende te [adres] terzake van feit 4. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 180,= en immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,= .

Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.

Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikel 45, 47, 57, 242, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

- verklaart de verdachte strafbaar;

- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) jaren;

- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gemachtigde mr. M.C. de Jong, advocaat te Rotterdam, toe en veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], te betalen € 14.082,92 (zegge: veertienduizend tweeëntachtig euro en tweeënnegentig eurocent);

- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

- legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 14.082,92 (zegge: veertienduizend tweeëntachtig euro en tweeënnegentig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

- verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe en veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij 2], wonende te [adres], te betalen € 5.180,-- (zegge: vijfduizend éénhonderd en tachtig euro);

- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

- legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 5.180,-- (zegge: vijfduizend éénhonderd en tachtig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 55 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

- verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Van der Groen, voorzitter,

en mrs. Hamaker en Rapmund, rechters,

in tegenwoordigheid van De Sain, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2008.