Rechtbank Rotterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:7029, DOR-12_01281
Rechtbank Rotterdam, 12-09-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:7029, DOR-12_01281
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 12 september 2013
- Datum publicatie
- 7 oktober 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2013:7029
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2014:2529, Bekrachtiging/bevestiging
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2014:1945, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- DOR-12_01281
Inhoudsindicatie
Wob-verzoek
Uitspraak
Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 1
Zaaknummer: DOR 12/1281
[eiseres] gevestigd te [plaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder,
gemachtigde: mr. E.A. van Dommelen.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2012 heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 16 maart 2012 om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een aantal documenten verstrekt.
Bij besluit van 15 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres van 26 maart 2012 afgewezen.
Bij besluit van 10 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 18 mei 2012 tegen het primaire besluit gegrond verklaard en alsnog een zestal documenten aan eiseres verstrekt.
Eiseres heeft bij brief van 17 oktober 2012 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brieven van 4 februari 2013 en 25 mei 2013 de gronden van het beroep aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2013. Namens eiseres is verschenen haar directeur, [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door L. Beekhof, ambtenaar in dienst van de gemeente Dordrecht.
Overwegingen
In haar verzoek van 16 maart 2012 stelt eiseres dat medewerkers van de gemeente Dordrecht zich tijdens haar afwezigheid en zonder haar medeweten toegang tot haar kantoor hebben verschaft en diverse vertrouwelijke dossiers hebben ingezien. De twee belangrijkste dossiers bleken daarna te zijn verdwenen. Dit heeft schade opgeleverd omdat eiseres geen factuur kan indienen bij haar opdrachtgever, nu de zaken niet afgehandeld kunnen worden zonder het originele dossier. Tevens heeft deze schending van de privacy geleid tot imagoschade voor het bedrijf.
Eiseres heeft op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob verzocht om de volgende stukken: 1. brieven en e-mails van het Vastgoedbedrijf waarin de motivatie voor de inbraak in het kantoor duidelijk wordt gemaakt, 2. documenten en e-mails waaruit blijkt waar de verdwenen dossiers naar toe zijn gezonden, 3. e-mails van het Vastgoedbedrijf en het ingenieursbureau over de opdracht tot inbraak in het kantoor.
In haar verzoek van 26 maart 2012 stelt eiseres - onder verwijzing naar kwesties welke spelen rondom het pand “[naam]” (hierna: het pand) en het faillissement van de bedrijven [naam bedrijf] - dat de wijze waarop het faillissement is afgehandeld, nadelige gevolgen heeft gehad voor de huurders van het pand, onder wie eiseres. In verband hiermee heeft eiseres de volgende verzoeken om informatie ingediend: A. documenten die betrekking hebben op het faillissement van [naam bedrijf], waaronder de correspondentie tussen het gemeentebestuur en het bestuur/de directie van het [naam bedrijf],
B. documenten met betrekking tot de Stedenbanden, die van verweerder extra privileges hebben gekregen om langer in het pand te blijven en toegang hebben tot de diverse ruimtes. Informatie over het wegnemen van goederen, die door eiseres en het bedrijf van de heer[naam] waren overgenomen van de curator,
C. correspondentie tussen het Vastgoedbedrijf en de curatoren over de inboedel en de afhandeling van de werkzaamheden in het pand,
D. correspondentie met betrekking tot de ontruiming van de kelder die door Stedenbanden en [naam bedrijf] werd gebruikt,
E. correspondentie met het bedrijf van de heer[naam],
F. brieven die verweerder naar de Nationale Ombudsman heeft gestuurd met betrekking tot de klacht die is ingediend over het afhandelen van het faillissement van het [naam bedrijf] door onder meer het gemeentebestuur.
Tevens herhaalt eiseres haar verzoek om informatie, vervat in de brief van 16 maart 2012.
Bij het besluit van 17 april 2012 heeft verweerder een e-mail overgelegd, waarin wordt vermeld onder welke omstandigheden en hoe er toegang is verschaft tot het kantoor van eiseres om daar werkzaamheden te kunnen verrichten. Voorts is de briefwisseling verstrekt betreffende (onder meer) de door eiseres ingediende klacht over het betreden van haar kantoor. Verweerder merkt op dat hiermee alle in het Wob-verzoek van 16 maart 2012 genoemde zaken zijn afgehandeld. Andere stukken dan de reeds verstrekte zijn er niet, aldus verweerder.
Bij het primaire besluit is het verzoek van 26 maart 2012 afgewezen op de grond dat de Wob niet op dit verzoek van toepassing is, aangezien het een privaatrechtelijke kwestie betreft. Daarbij komt dat de curator niet instemt met het verstrekken van de door eiseres gevraagde informatie.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herroepen en ten aanzien van de in het Wob-verzoek van 26 maart 2012 vermelde punten, het volgende overwogen:
A. de brief inzake de kennisgeving aan de gemeente van het faillissement van[naam bedrijf]van 7 februari 2011 en de subsidievaststelling van 28 februari 2012, die is verzonden aan de curator, worden alsnog verstrekt. Andere documenten zijn niet voorhanden.
B. over deze onderwerpen zijn geen documenten voorhanden. Deze kunnen dan ook niet verstrekt worden. C. hierover worden drie documenten overgelegd: een brief van de curator van 4 februari 2011 waarin de huur wordt opgezegd en de reactie van de gemeente op die brief van 14 februari 2011, en een e-mailbericht van de curator van 27 juni 2011. Verdere documenten zijn niet voorhanden.
D. verwezen wordt naar hetgeen onder punt C. is opgemerkt.
E. hierover zijn geen documenten voorhanden.
F. de e-mailwisseling van de stadsjurist met de Nationale Ombudsman wordt alsnog overgelegd.
Met betrekking tot het herhaalde Wob-verzoek van 16 maart 2012 overweegt verweerder dat dit verzoek is beantwoord met de brief van 17 april 2012.
Nu de curator in eerste instantie bezwaar heeft gemaakt tegen het verstrekken van de onderhavige informatie, wordt deze met toepassing van artikel 6, vijfde lid van de Wob niet eerder verstrekt dan twee weken na bekendmaking van deze beslissing op bezwaar.
Eiseres stelt in beroep dat aan het primaire besluit gebreken kleven, nu dit besluit in strijd met de “Leidraad Wet openbaarheid van bestuur” van de gemeente Dordrecht niet is ondertekend door de gemeentesecretaris en een bezwaarclausule ontbreekt. Voorts betoogt eiseres - kort gezegd - dat er meer documenten voorhanden zijn dan de stukken die verweerder ter beschikking heeft gesteld en verzoekt zij om een groot aantal nieuwe documenten, waaronder de huurcontracten van het [naam bedrijf] met de gemeente, informatie over asbest in het pand die volgens eiseres door verweerder is achtergehouden en een lijst van alle sleutelhouders van het pand.
De rechtbank acht het bezwaar van eiseres van 18 mei 2012 mede te zijn gericht tegen het besluit van 17 april 2012 op het Wob-verzoek van 16 maart 2012 en leest het bestreden besluit tevens als een beslissing op dat bezwaar. In dat kader wordt het volgende overwogen.
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder de documenten, welke in het besluit van 17 april 2012 en in het bestreden besluit worden vermeld, (alsnog) aan eiseres heeft verstrekt.
8.2. Met betrekking tot het betoog van eiseres dat er meer documenten voorhanden moeten zijn, overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1324), geldt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust.
De mededeling van verweerder dat de gevraagde stukken er niet zijn, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, voor zover deze stukken betrekking hebben op (de afhandeling van) het faillissement van [naam bedrijf], verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres zich tot de curator moet wenden. Voorts heeft verweerder verklaard dat er geen formele relatie bestond tussen zijn Vastgoedbedrijf en Stedenbanden, zodat over documenten met betrekking tot de aan Stedenbanden verleende privileges (onderdeel B. van het verzoek van 26 maart 2012) bij hem niets bekend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de door haar gevraagde documenten wel onder verweerder berusten. De enkele stelling dat er stukken ontbreken, is daarvoor onvoldoende.
Ten aanzien van de verzoeken om documenten betreffende de huurcontracten van het [naam bedrijf], asbest en de lijst van sleutelhouders van het pand, overweegt de rechtbank dat deze stukken geen betrekking hebben op de oorspronkelijke aanvragen van 16 maart 2012 en 26 maart 2012. Hetzelfde geldt voor de in het aanvullend beroepschrift van 25 mei 2013 gevraagde informatie. Eiseres heeft met deze aanvragen feitelijk nieuwe Wob-verzoeken ingediend, die geen onderdeel uitmaken van deze procedure en hier ook niet ter beoordeling kunnen staan.
Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank is van oordeel dat het schrijven van verweerder van 15 mei 2012 - hoewel dit, wegens het ontbreken van de bezwaarclausule, mogelijk niet direct is te herkennen als een besluit - als een besluit aangemerkt dient te worden. Verweerder heeft hiermee beslist op het Wob-verzoek van eiseres van 26 maart 2012. Nu eiseres, ondanks het ontbreken van de bezwaarclausule, tijdig tegen dit besluit bezwaar heeft gemaakt, is zij hierdoor niet in haar processuele belangen geschaad.
Met betrekking tot de grief dat het primaire besluit niet door de juiste persoon is ondertekend, wordt overwogen dat dit gebrek in bezwaar is hersteld, nu de ondertekening van het bestreden besluit conform het Algemeen Mandaatbesluit van de gemeente Dordrecht heeft plaatsgevonden door de daartoe aangewezen portefeuillehouder. Eiseres is hierdoor evenmin in haar belangen geschaad.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Bergen, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. J.D.M. Nouwen, leden, in aanwezigheid van mr. S.M. Joseph, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: