Home

Rechtbank Rotterdam, 09-05-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3690, ROT 17/4289

Rechtbank Rotterdam, 09-05-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3690, ROT 17/4289

Inhoudsindicatie

Wmo 2015; hulp bij het huishouden.

Vernietiging omdat een inzichtelijke motivering ontbreekt over de compensatie in het resultaatgebied "beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding". Rechtsgevolgen blijven in stand nu gebleken is dat eiseres geen hulp (meer) nodig heeft bij het doen van de was.

De overige gronden van beroep geven geen reden om anders te oordelen dan in de uitspraak van de rechtbank van 19 Februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1002.

Niet gebleken dat eiseres met de toegekende maatwerkvoorziening onvoldoende compensatie wordt geboden.

Uitspraak

Team Bestuursrecht 1

zaaknummer: ROT 17/4289

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Wevers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk, verweerder,

gemachtigde: S.M.P. Geers.

Procesverloop

Bij een op 30 november 2016 verzonden besluit (het primaire besluit) heeft verweerder zijn indicatiebesluit van 20 mei 2014 gehandhaafd.

Bij besluit van 26 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] , ontving hulp bij het huishouden. De indicatie hiervoor was vastgesteld op drie uur per week en had een looptijd tot en met 27 juni 2015.

1.2. Bij besluit van 20 mei 2014 heeft verweerder, onder verwijzing naar gewijzigd beleid, eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geïndiceerd voor de resultaten “wonen in een schoon en leefbaar huis” en “beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding”, onder de mededeling dat na 1 juli 2014 zorgaanbieder Aafje met eiseres in gesprek zal gaan over de wijze waarop de resultaten bereikt kunnen worden.

1.3. Bij brief van 23 juni 2016 heeft eiseres, naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 18 mei 2016 over huishoudelijke ondersteuning, verweerder verzocht het indicatiebesluit te herzien. Vervolgens heeft eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een melding gedaan om een aanvullende maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden, gevolgd door een aanvraag.

1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de bij het besluit van 20 mei 2014 geïndiceerde resultaatgebieden gehandhaafd, vastgesteld dat volgens Aafje de resultaten bereikt worden met twee uur hulp per week en medegedeeld dat het ondersteuningsplan van 15 november 2016 onderdeel is van het besluit. In het ondersteuningsplan is een overzicht opgenomen van de aard en frequentie van de uit te voeren werkzaamheden.

1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daartoe - samengevat - het volgende gesteld. Het onderzoek is verricht door verweerder en niet uitbesteed aan de zorgverlener. Verder voldoet het beleid van verweerder om resultaatgericht te indiceren aan de Wmo 2015 en de rechtspraak. Verweerder stelt dat op juiste gronden is afgeweken van het CIZ-protocol uit 2006. Uit de rechtspraak van de Raad volgt dat de resultaatbeschikking niet het aantal uren hoeft te vermelden dat wordt ingezet om de resultaten te bereiken. Het gaat om het te behalen resultaat. In hoeveel tijd dat resultaat wordt behaald is niet relevant. De inhoud van de indicatie dient voor de aanvrager voldoende bepaalbaar en concreet te zijn. Het compensatiebeginsel van de Wmo 2015 impliceert een individuele toets naar de behoefte aan huishoudelijke hulp. Dat roept spanningen op met de eis van eiseres om standaard normtijden, aldus verweerder. Uit het ondersteuningsplan volgt duidelijk welke huishoudelijke taken door wie en met welke frequentie dienen te worden uitgevoerd. Eiseres heeft niet verduidelijkt voor welke werkzaamheden de inzet van de huishoudelijke hulp onvoldoende is. Verweerder ziet dan ook geen reden om de passendheid van de toegekende hulp in twijfel te trekken.

2. Eiseres stelt zich - samengevat - op het standpunt dat niet de zorgverlener maar verweerder in uren en overeenkomstig het CIZ-protocol hulp bij het huishouden dient te indiceren. De door verweerder gehanteerde normtijden zijn volgens eiseres in strijd met de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder stelt eiseres dat taken blijven liggen en dat de woning onvoldoende schoon is. Volgens eiseres had verweerder een indicatie moeten afgeven waarin de aangeboden ondersteuning concreet benoemd wordt en waarbij de ondersteuningsomvang wordt uitgebreid. Eiseres verzoekt de rechtbank om zelf in de zaak te voorzien door een indicatie af te geven voor 3,5 uur per week aan huishoudelijke verzorging, conform het CIZ- en MO-protocol.

De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

3. Het regelgevend kader is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen.

4. Volgens het onderzoeksverslag WMO doet eiseres zelfstandig de was in de wasmachine, haalt zij zelf de was af, wordt er niet gestreken, maar lukt het eiseres niet om de was op te hangen. Volgens het gehandhaafde primaire besluit is eiseres niet in staat tot het wassen, drogen en strijken van kleding. In het ondersteuningsplan van 15 november 2016, dat onderdeel uitmaakt van verweerders besluitvorming, is echter aangegeven dat eiseres geen ondersteuning ontvangt voor het resultaatgebied “beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding” en dat zij de hiertoe behorende taken zelf dient uit te voeren. Hierdoor ontbeert het bestreden besluit een inzichtelijke motivering van de compensatie in het resultaatgebied “beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding”. Het beroep is gegrond wegens strijd van het bestreden besluit met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.

5. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand laten. Eiseres ontvangt haar maatwerkvoorziening als zorg in natura, zodat een compensatie in het resultaatgebied “beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding” niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Voorts blijkt uit het later opgestelde ondersteuningsplan van 17 mei 2017 dat eiseres inmiddels geen hulp meer nodig heeft voor het ophangen van de was door het gebruik van nieuwe wasknijpers en dat zij, indien zij dit aangeeft, zo nodig ondersteuning ontvangt voor het strijken van de was. Ter zitting is ook bevestigd dat eiseres de was zelf doet.

6. In de gronden van beroep is geen reden gelegen om tot een ander oordeel te komen dan in de uitspraak van deze rechtbank van 19 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:1002). Daarin is geoordeeld dat verweerders wijze van indiceren voldoende zorgvuldig en voldoende concreet is om te kunnen vaststellen of met de toegekende maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de betrokkene in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid, zodat hij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen. Door te indiceren in resultaatgebieden en het ondersteuningsplan onderdeel uit te laten maken van het indicatiebesluit, heeft verweerder voldoende inzicht verschaft in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van de resultaten ”wonen in een schoon en leefbaar huis” en ”het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding” en hoe met de te behalen resultaten een als compensatie te kwalificeren resultaat van de huishoudelijke verzorging kan worden verkregen. Aan de hand van de Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk 2015 en het primaire besluit, waarvan het ondersteuningsplan onderdeel uitmaakt, kan worden vastgesteld welke concrete zorg aan eiseres moet worden geboden en hoe die zorg bijdraagt aan de compensatie van de door eiseres ondervonden beperkingen bij het voeren van een huishouden. Het ondersteuningsplan bevat immers een overzicht van de activiteiten en de frequentie waarin deze worden uitgevoerd. Dat de te besteden tijd (per activiteit) niet wordt vermeld, doet hier niet aan af. De door eiseres ter zitting genoemde uitspraak van de Raad van 18 oktober 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3633) kan niet tot een ander oordeel leiden, nu uit deze uitspraak niet kan worden afgeleid dat op grond van de Wmo 2015 de voorziening huishoudelijke ondersteuning uitsluitend mag worden geïndiceerd in tijdseenheden.

7. Verder is niet gebleken dat eiseres met de toegekende maatwerkvoorziening onvoldoende compensatie wordt geboden. Uit het schouwrapport van 29 juni 2017 blijkt dat het resultaat is behaald. Eiseres heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken.

8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

-

bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 46,00 vergoedt;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. H. Bedee en prof. mr. A.C. Hendriks, leden, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)

Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.

Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college ervoor zorgdraagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken na de melding van een hulpvraag, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met het achtste lid.

Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Verordening maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk 2015 (Verordening)

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Verordening neemt het college het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.Op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hiervoor bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk (de Beleidsregels)

Verweerder heeft de bepalingen van de Verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 nader uitgewerkt in de Beleidsregels.

In hoofdstuk 7 van de Beleidsregels zijn bepalingen opgenomen over hulp bij het huishouden.

In artikel 7.6 (Resultaten) van de Beleidsregels is onder meer het volgende bepaald:

“De resultaten die behaalt moeten worden in het huishouden van de cliënt hangt af van de persoonskenmerken en persoonlijke omstandigheden. Bij ieder te behalen resultaat beoordeelt de klantmanager of een voorliggende oplossing voor het probleem adequaat en beschikbaar is.

De maatwerkvoorziening HH kan afhankelijk van het maatwerk leiden tot de volgende resultaten:

1 Een schoon en leefbaar huis.

Het gaat hierbij om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het schoonhouden van de ruimten die onder de essentiële hygiëne vallen. Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een balkon of eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden. Meer specifiek: die ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Het gaat hierbij om het droog, nat, schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Het reinigen van de ramen aan de buitenkant valt niet onder de ondersteuningsplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser. Uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden wanneer persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken (maatwerk). Denk bijvoorbeeld aan een cliënt die afhankelijk is van een binnen-buitenrolstoel en de woning daardoor meer vervuilt door het binnenrijden van vuil en blad. Denk bijvoorbeeld aan een cliënt met ernstige incontinentie waarbij incontinentiemateriaal niet volstaat en het toilet vaker gereinigd moet worden. Een cliënt kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen extra hulp afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw.

(…)

3 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Als er voorliggende voorzieningen zijn die tot het resultaat leiden, is er geen ruimte voor een maatwerkvoorziening HH. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden (Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken). Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Voor begeleiding bij het kopen van kleding kunnen vrijwilligers ingeschakeld worden.”