Home

Rechtbank Rotterdam, 17-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3914, C/10/585376 / JE RK 19-3366

Rechtbank Rotterdam, 17-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3914, C/10/585376 / JE RK 19-3366

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
17 april 2020
Datum publicatie
19 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:3914
Formele relaties
Zaaknummer
C/10/585376 / JE RK 19-3366

Inhoudsindicatie

Telefonisch horen tijdens corona-crisis. Verlenging ondertoezichtstelling en herbenoeming bijzondere curator. Aanhouding verzoek uithuisplaatsing.

Uitspraak

beschikking

Team Jeugd

Zaakgegevens: C/10/585376 / JE RK 19-3366

datum uitspraak: 17 april 2020

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,

betreffende

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2006 te [geboorteplaats kind 2] ,

hierna te noemen [naam kind 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [adres] .

De kinderrechter merkt als informanten aan:

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 december 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

- een brief met bijlage van [naam curator] van 10 april 2020, ingekomen bij de griffie op 10 april 2020;

- een e-mailbericht van [naam curator] van 16 april 2020, ingekomen bij de griffie op 16 april 2020;

- een brief met bijlage van [naam curator] van 17 april 2020, ingekomen bij de griffie op 17 april 2020.

Op 17 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.

Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.

De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:

- de moeder,

- de biologische vader,- de tante vaderszijde,

- de bijzondere curator,

- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2] .

Ten aanzien van het telefonisch horen van [naam kind 1] en [naam kind 2] en de juridische vader overweegt de kinderrechter het volgende.

De kinderrechter heeft [naam kind 1] in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter tevergeefs getracht telefonisch contact met hem op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 1] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter echter niet beantwoord. Wel heeft de moeder deze oproep beantwoord en meegedeeld dat [naam kind 1] nog sliep.

Ook heeft de kinderrechter [naam kind 2] in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zo heeft de kinderrechter twee maal tevergeefs getracht telefonisch contact met haar op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer. [naam kind 2] heeft de telefoonoproep van de kinderrechter niet beantwoord.

Gelet op het voorgaande gaat de kinderrechter ervan uit dat [naam kind 1] en [naam kind 2] geen gebruik wensen te maken van de gelegenheid om op het verzoek van de Raad te reageren.

De Raad heeft geen gegevens over de juridische vader kunnen overleggen nu hij niet in beeld is en niet in Nederland woonachtig is. Daarom heeft de kinderrechter hem telefonisch niet in de gelegenheid kunnen stellen om zijn mening kenbaar te maken. Wel is de juridische vader (opnieuw) per Staatscourant opgeroepen. Daarmee is hij voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.

De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder en de juridische vader.

[naam kind 1] woont sinds enige tijd weer bij de moeder. Daarvoor verbleef hij bij [naam 3] .

[naam kind 2] verblijft bij de tante vaderszijde, waar ook de biologische vader verblijft.

Bij beschikking van 24 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 14 mei 2020 en is [naam curator] tot bijzondere curator over [naam kind 1] en [naam kind 2] benoemd voor de duur van de onderhavige procedure.

De (aangehouden) verzoeken en het standpunt van de GI

De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar; van dit verzoek resteren nog zes maanden. Ook heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De GI heeft ter zitting de (aangehouden) verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Sinds mei 2018 is het gezin bij de GI bekend. Sindsdien is er bij [naam kind 1] sprake van schoolverzuim. Volgens Zuidwester is de moeder niet meer leerbaar. In de afgelopen periode heeft de familie de opdracht gekregen om in het kader van een Eigen Kracht Conferentie (EKC) de mogelijkheden te bezien waar men elkaar kan ondersteunen. Naar aanleiding van een aantal gesprekken met de familie, [naam 3] en de tante vaderszijde is besloten dat de opvoedtaak voor de moeder te zwaar is. Het is haar immers niet gelukt om ervoor te zorgen dat [naam kind 1] naar school ging. [naam 3] en de tante vaderszijde waren het er toen mee eens dat de moeder in haar pedagogische vaardigheden ernstig tekort schoot. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een opvoedsituatie nodig met adequaat gezag door volwassenen, stabiliteit, veiligheid en stimulans zodat zij zich kunnen ontwikkelen. In januari heeft [naam kind 1] ervoor gekozen om weer bij zijn moeder te gaan wonen. De moeder heeft zich hiertegen niet verzet. Tot nu toe is er te weinig verbetering zichtbaar in de schoolgang en het blowgedrag van [naam kind 1] . Via snapchat is een foto zichtbaar geweest waarop [naam kind 1] met een wapen is te zien. De tante vaderszijde doet haar best, maar doet wel tegenstrijdige uitspraken. Zo heeft zij eerder aangegeven dat [naam kind 1] en [naam kind 2] erbij zijn gebaat om bij hun moeder te wonen, maar ook dat [naam kind 1] het beste op een gesloten groep kan verblijven. [naam kind 1] wil niet bij de tante vaderszijde wonen.

In reactie op het standpunt van de tante vaderszijde tijdens het telefonisch verhoor is aangegeven dat indien blijkt dat [naam kind 1] bij haar zou kunnen verblijven, een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de tante vaderszijde noodzakelijk is. Om die reden zou de GI mondeling ter zitting willen verzoeken om het verzoek ten aanzien van [naam kind 1] te wijzigen in die zin dat een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor verblijf bij de tante vaderszijde wordt verzocht. De plaatsing van [naam kind 2] bij de tante vaderszijde verloopt goed. Omdat nog steeds onderzocht wordt welke definitieve plek voor [naam kind 2] de beste is, heeft de GI geen verzoek tot uithuisplaatsing bij de tante vaderszijde ingediend.

Het standpunt van de belanghebbenden en de informanten

De beoordeling

De beslissing

En alvorens verder te beslissen: