Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 07-12-2006, AZ4000, 01/840296-06

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 07-12-2006, AZ4000, 01/840296-06

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 december 2006
Datum publicatie
8 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ4000
Zaaknummer
01/840296-06

Inhoudsindicatie

Bewezenverklaring van poging tot het telen van hennep en poging tot diefstal van electriciteit.

In een kelder van een woning is een complete inrichting voor het telen van hennep aanwezig. Er zijn echter

geen hennepplanten aangetroffen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm is het opzet van verdachte gericht

op de voltooiing van het kweken van hennep.

Gelet op de illegale stroomaansluiting buiten de electriciteitsmeter om is gelet op de uiterlijke verschijningsvorm het opzet van verdachte gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf om electriciteit te stelen.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH

Parketnummer: 01/840296-06

Uitspraakdatum: 7 december 2006

VERKORT VONNIS

Verkort vonnis van de politierechter in bovengenoemde rechtbank ’s-Hertogenbosch in de zaak tegen:

[verdachtete],

geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1951,

wonende te (woonplaats), (adres).

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2006.

De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2006. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 3 februari 2006 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk te telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben (in een pand aan (straatnaam)) van een hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, hebbende verdachte een inrichting voor een hennepkwekerij opgezet (bestaande uit 71 transformatoren, 64 assimilatielampen, 69 lampenkappen, 2

koolstoffilters, 3 ventilatoren, 2 luchtfilters, 1 schakelblok, 1 regelaar, 1 thermometer, 1 tijdschakelaar), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

[Artikelen 45 Wetboek van Strafrecht en 3 Opiumwet]

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 3 februari 2006 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

[Artikel 310 Wetboek van Strafrecht]

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 3 februari 2006 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid stroom, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, de verzegeling van de aansluitkast en/of het klemmenaansluitdeksel heeft verbroken en/of (vervolgens) de verzegeling van de aansluitkast en/of het klemmenaansluitdeksel heeft vervangen en/of in de aansluitkast een aansluiting

gemaakt, welke buiten de KwH-meter om, verbonden was met de verdeelinrichting, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

[Artikelen 45 en 310 Wetboek van Strafrecht]

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De geldigheid van de dagvaarding.

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.

De bevoegdheid van de politierechter.

Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.

Schorsing der vervolging.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

Bewijsbeslissing:

De politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot feit 1 en feit 2 subsidiair.

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een strafbare poging. Verkort en zakelijk weergegeven stelt de raadsman dat er geen begin van uitvoering was omdat er geen hennepplanten of -stekken bij verdachte zijn aangetroffen. In de onderhavige zaak heeft verdachte zich, aldus de raadsman, alleen beziggehouden met voorbereidingshandelingen ten behoeve van het telen van hennepplanten. De voorbereiding van het onderhavige Opiumwetdelict is echter niet door de wetgever strafbaar gesteld en bovendien ook niet tenlastegelegd.

De raadsman heeft ter ondersteuning van zijn betoog een vonnis van de politierechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch overgelegd (10 oktober 2001, LJN AD4401) en onder meer verwezen naar de volgende passage:

“Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat volgens de wetgever het wezen van ‘telen’ is het laten groeien van planten of stekken. De Memorie van Toelichting gebruikt het woord ‘kweken’ kennelijks als synoniem van ‘telen’. Het inrichten van een ruimte om deze gereed te maken voor het kweken van hennep is derhalve zonder meer nog geen telen. In de onderhavige zaak is niet gebleken dat verdachte of zijn medeverdachte feitelijk doende zijn geweest met het in de onderhavige loods brengen van hennepzaden, -stekken of -planten. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat verdachte aan het telen van hennep een begin van uitvoering heeft gegeven. Zij hebben feitelijk geen handeling verricht die een begin maakt met de kern van het hun verweten misdrijf, te weten het doen groeien van hennepstekken of

-planten.”

Mutatis mutandis heeft de raadsman eenzelfde verweer gevoerd ten aanzien van feit 2 subsidiair: er zou geen sprake zijn van een strafbare poging om elektriciteit te stelen omdat de verdachte in de kelder nog geen stoppen had aangebracht.

De politierechter overweegt het volgende.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er in een kelder onder de woning van verdachte een complete inrichting - zonder hennepplanten - werd aangetroffen die bestond uit de in de tenlastelegging onder 1 genoemde goederen. Verder is geconstateerd dat er een illegale stroomaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om was gemaakt op de manier zoals omschreven in de tenlastelegging onder 2 subsidiair. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bezig was met het opzetten van een hennepkwekerij. Het doen groeien van hennepplanten is in principe de kern van het telen van hennep in de zin van artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet. Uit het ontbreken van de hennepplanten zelf vloeit echter niet zonder meer voort dat er dan geen sprake kan zijn van een begin van uitvoering. De politierechter is van oordeel dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm het opzet van verdachte was gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf om hennep te kweken. Verdachte heeft immers door - op een heimelijke plaats (de kelder) - de hennepkwekerij op te zetten en door een illegale stroomaansluiting aan te leggen een begin gemaakt met de kern van het hem verweten misdrijf, te weten het doen groeien van hennepplanten. Aldus is sprake van een strafbare poging om hennep te telen.

Hetzelfde geldt ten aanzien van feit 2 subsidiair: het ontbreken van stoppen in de kelder staat er niet aan in de weg dat in dezen gelet op de uiterlijke verschijningsvorm het opzet van verdachte was gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf om elektriciteit te stelen. Er is derhalve in dat opzicht evenzeer sprake van een strafbare poging.

Gezien het vorenstaande verwerpt de politierechter het verweer van de raadsman.

De bewezenverklaring

De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten zoals hierna weergegeven heeft begaan:

1.

hij in de periode van 1 december 2005 tot en met 3 februari 2006 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk te telen (in een pand aan de (straatnaam)) een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, een inrichting voor een hennepkwekerij heeft opgezet (bestaande uit 71 transformatoren, 64 assimilatielampen, 69 lampenkappen, 2 koolstoffilters, 3 ventilatoren, 2 luchtfilters, 1 schakelblok, 1 regelaar, 1 thermometer, 1 tijdschakelaar), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2 subsidiair.

hij in de periode van 1 december 2005 tot en met 3 februari 2006 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Essent Netwerk BV, de verzegeling van de aansluitkast en/of het klemmenaansluitdeksel heeft verbroken en (vervolgens) de verzegeling van de aansluitkast en/of het klemmenaansluitdeksel heeft vervangen en in de aansluitkast een aansluiting gemaakt, welke buiten de KwH-meter om, verbonden was met de verdeelinrichting, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

De strafbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht artt. 45 (oud), 45, 57, 310;

Opiumwet artt. 3, 11 (oud).

DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1: ontslag van alle rechtsvervolging

Ten aanzien van feit 2 primair: vrijspraak

Ten aanzien van feit 2 subsidiair: gevangenisstraf voor de duur van een maand

De op te leggen straf.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de politierechter gelet op:

a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Bij de strafoplegging zal de politierechter in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:

verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld en wel in 2003 en 2004.

De politierechter is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.

De politierechter zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de politierechter van oordeel is dat behalve feit 2 subsidiair ook feit 1 bewezen verklaard en gekwalificeerd kan worden.

UITSPRAAK

Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de

Opiumwet gegeven verbod

T.a.v. feit 2 subsidiair:

poging tot diefstal

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

BESLISSING:

T.a.v. feit 2 primair:

Vrijspraak, achtende de politierechter het tenlastegelegde niet wettig en

overtuigend bewezen.

T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair:

Gevangenisstraf voor de duur van 6 weken

Dit vonnis is gewezen door, mr. G.A.F.M. Wouters, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier en is uitgesproken op 7 december 2006.