Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 23-06-2008, BD5215, 176982 - KG ZA 08-405

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 23-06-2008, BD5215, 176982 - KG ZA 08-405

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 juni 2008
Datum publicatie
24 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2008:BD5215
Formele relaties
Zaaknummer
176982 - KG ZA 08-405

Inhoudsindicatie

Onjuiste vermelding van de datum van de uitspraak in het arrest. Gevolgen daarvan voor de cassatietermijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 176982 / KG ZA 08-405

Vonnis in kort geding van 23 juni 2008

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser,

procureur mr. H.G.J. Jacobs,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BEURSGEBOUW EINDHOVEN B.V., gevestigd te Eindhoven,

gedaagde,

procureur mr. M.C.J. Houben,

2. de naamloze vennootschap BAVARIA N.V., gevestigd te Lieshout,

gedaagde,

procureur mr. H.H.M. van Litsenburg.

Partijen zullen hierna [eiser] en Beursgebouw BV en/of Bavaria NV genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de mondelinge behandeling.

1.2. Uitspraak werd bepaald op heden.

2. De feiten

2.1. Beursgebouw BV verhuurt sedert 1991 aan Bavaria NV een bedrijfsruimte (horeca) aan de Lardinoisstraat 8 te Eindhoven. Sedert 25 september 1993 heeft Bavaria NV die ruimten (onder)verhuurd aan [eiser], die daar een horeca-onderneming exploiteert.

2.2. Beursgebouw BV heeft aan Bavaria NV de huur tegen 1 september 2006 opgezegd met een beroep op het dringend nodig hebben voor eigen gebruik. Bavaria NV heeft zich daartegen verzet, maar veiligheidshalve ook aan [eiser] de (onder)huur opgezegd.

2.3. Beursgebouw BV heeft Bavaria NV en [eiser] en Bavaria NV op haar beurt heeft [eiser] in rechte betrokken voor de kantonrechter te Eindhoven. Bij eindvonnis van 7 december 2006 heeft de kantonrechter:

A. in de zaak van Beursgebouw BV tegen Bavaria NV en [eiser] (zaak- en rolnummer 423538 / 05-10467):

a. het tijdstip van beëindiging van de huurovereenkomst tussen Beursgebouw BV en Bavaria NV vastgesteld op 1 maart 2007;

b. Bavaria veroordeeld tot ontruiming binnen 14 dagen daarna, welke veroordeling ook onderhuurder [eiser] gold;

c. op grond van artikel 7:295 BW de mede gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van dat vonnis uitdrukkelijk afgewezen.

B. in de zaak van Bavaria NV tegen [eiser] (zaak- en rolnummer 425510 / 05-10927):

Bavaria niet-ontvankelijk verklaard.

2.4. [eiser] is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen. Beursgebouw BV heeft incidenteel geappelleerd.

Bij arrest in de kop gedateerd “18 maart 2008” en aan de voet luidende:

“Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Van den Bergh en Adriaansens en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 18 maart 2008”.

heeft het hof het vonnis d.d. 7 december 2006 van de kantonrechter in zijn geheel bekrachtigd.

Daarbij werd in het incidenteel appel ook de grief van Beursgebouw BV tegen het in dat vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren ervan, gemotiveerd verworpen (r.o. 4.4 t/m 4.4.4). Het vonnis van de kantonrechter is ook na bekrachtiging nog steeds niet uitvoerbaar bij voorraad.

2.5. Het audiëntieblad van de rolzitting van het gerechtshof van 11 maart 2008 bevat met betrekking tot deze zaak (Pagina 8, Volgnummer 24) de handgeschreven aantekening: “Eindarrest”.

2.6. De aan de procureur van [eiser] afgegeven grosse van het arrest bevat aan de voet de aantekening:

VOOR GROSSE

Afgegeven aan: proc.app. mr. H.J.G. Jacobs

Griffier gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d.: 11-03-‘08

(handtekening, onleesbaar)

2.7. Op 18 juni 2008 heeft [eiser] tegen voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld.

3. Het geschil

3.1. Beursgebouw BV betoogt dat ’s hofs arrest feitelijk blijkt te zijn gewezen op 11 maart 2003, dat het op 18 juni 2008 ingestelde gewezen cassatieberoep te laat is ingesteld en dat het vonnis van 7 december 2006 kracht van gewijsde heeft verkregen en ten uitvoer kan worden gelegd.

3.2. Na intrekking van onderdeel 1 van de vordering, strekt de vordering van [eiser] er toe om Beursgebouw BV en Bavaria NV ten verbieden het vonnis van 7 december 2006 ten uitvoer te leggen zolang op het ingestelde beroep in cassatie niet zal zijn beslist, met dwangsomsanctie.

3.3. Gedaagde Bavaria NV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

3.4. Gedaagde Beursgebouw BV heeft verweer gevoerd.

3.4.1. Voor aanvang en einde van de termijn waarbinnen beroep in cassatie had kunnen worden ingesteld, is de datum van werkelijke uitspraak doorslaggevend.

3.4.2. Uit de aantekening op de grosse van het arrest dat deze was afgegeven op 11 maart 2008 had [eiser] kunnen opmaken dat de uitspraak mogelijk al op 11 maart 2008 was gedaan.

3.5. Op hetgeen partijen omtrent dit geschil over en weer verder nog hebben aangevoerd, zal waar nodig bij de beoordeling worden ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. In beginsel mogen partijen er op afgaan dat de datum die de rechterlijke instantie in haar vonnis in de aanhef en aan de voet in gelijke zin vermeldt, de datum is waarop daadwerkelijk uitspraak is gedaan.

4.2. Beursgebouw BV voert terecht aan dat uit aantekening van de griffier op de grosse dat deze op 11 maart 2008 is afgegeven in samenhang met het bepaalde in artikel 231 Rv. kan worden opgemaakt dat er iets mis is gegaan. Maar dat kan dan zowel de datering van het arrest zijn als de datering van de grosse. Dat laatste is wellicht minder waarschijnlijk maar ook een griffiemedewerker kan een verkeerde dag invullen.

4.3. De procureur van Beursgebouw brengt naar voren (pleitnota, punt 7) dat hij deze tegenstrijdigheid en kennelijke vergissing wel heeft opgemerkt en aan zijn cliënt heeft doorgegeven. Desgevraagd verklaarde hij daaromtrent nader daarin geen aanleiding te hebben gevonden om hetzij de wederpartij op deze discrepantie opmerkzaam te maken, hetzij aan het gerechtshof te verzoeken het arrest op dit punt te verbeteren (art. 31 Rv.).

Het wil deze rechter echter voorkomen dat, zolang een arrest op een voor de rechtszekerheid in verband met de strikt te hanteren beroepstermijnen cruciaal punt als zijn datering niet verbeterd is, hetgeen de rechtelijke instantie in het vonnis of arrest daaromtrent vermeldt zou moeten prevaleren boven de aantekeningen of mededelingen van griffiemedewerkers.

4.4. In deze bijzondere omstandigheden van dit geval valt dan geenszins uit te sluiten dat de Hoge Raad het cassatieberoep ontvankelijk zal achten. Dan heeft het vonnis van 7 december 2006 nog geen kracht van gewijsde en behoort niet ten uitvoer te kunnen worden gelegd.

4.5. Aan Beursgebouw BV staat bovendien het rechtsmiddel ten dienste om (al dan niet na anticipatie) bij de Hoge Raad incidenteel een uitspraak uit te lokken over de ontvankelijkheid van het ingestelde cassatieberoep of over het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis en arrest (art. 234 Rv.). Nu echter over de uitvoerbaarheid bij voorraad ten gronde in twee instanties een gemotiveerd oordeel is gegeven, behoort de kort geding rechter daarin geen verandering te brengen, ook niet impliciet, en biedt alleen de

rechtsgang van artikel 234 Rv. kans. Aan de door de bestuurder van Beursgebouw BV ter zitting nog bepleite belangenafweging komt de rechter dan ook niet toe.

4.6. De vordering is toewijsbaar als na te melden, met veroordeling van gedaagden in de kosten.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. verbiedt Beursgebouw BV en Bavaria NV om het vonnis van deze rechtbank, sector kanton, locatie Eindhoven op 7 december 2006 onder nummers 425510 / 05-10927 en 423538 / 05-10467 tussen partijen gewezen ten uitvoer te leggen zolang niet hetzij op het door [eiser] ingestelde beroep in cassatie zal zijn beslist en bedoeld vonnis daardoor kracht van gewijsde zal hebben verkregen, hetzij bedoeld vonnis door de Hoge Raad alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, hetzij dat beroep in cassatie door [eiser] zal zijn ingetrokken;

5.2. veroordeelt diegeen van gedaagden, die dit verbod overtreedt om aan [eiser] een dwangsom te betalen van vijfentwintigduizend euro (€ 25.000,00) zo zij in strijd daarmee tot ontruiming overgaat en van duizend euro (€ 1.000,00) voor iedere dag daarna waarop die ontruiming voortduurt, zulks tot een maximum in totaal van driehonderdduizend euro (€ 300.000,00);

5.3. veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 1.522,80, waarvan € 322,80 verschotten en € 1.200,00 salaris;

5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2008.