Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 16-05-2011, BQ4645, 01/825263-10

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 16-05-2011, BQ4645, 01/825263-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 mei 2011
Datum publicatie
16 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ4645
Formele relaties
Zaaknummer
01/825263-10

Inhoudsindicatie

Bewezenverklaring van het in het bezit hebben van kinderporno (art. 240b Sr.) en grooming (art. 248e Sr).

Opgelegd een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek voorarrest waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 5 jaren met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en een contactverbod met de (minderjarige) slachtoffers.

Heropening onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van feit 4 omdat de slachtoffers/benadeelden niet zijn geïnformeerd over de voortgang van de strafprocedure en niet, conform het bepaalde in artikel 167a Sv, is voldaan aan de hoorplicht van de betrokken minderjarigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/825263-10

Datum uitspraak: 16 mei 2011

Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,

wonende te [woonplaats], [adres].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2010 en 2 mei 2011.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij voorlopige dagvaarding ex artikel 261 lid 3 Sv. van 12 juli 2010. De voorlopige tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 2 mei 2011 gewijzigd conform het bepaalde in artikel 314a Sv.

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 mei 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:

1.

dat hij in de periode van 1 januari tot en met 15 mei 2010 te Almere en/of

Eindhoven, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of

met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of MSN) met

een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de

leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt (te weten [slachtoffer 1],

geboren op [geboortedatum] 1997) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk

ontuchtige handelingen (zoals vingeren en likken) met die [slachtoffer 1] te plegen

en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [slachtoffer 1] is

betrokken te vervaardigen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft

ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij

verdachte met die [slachtoffer 1] concrete afspraken gemaakt om elkaar (op 9 of 10

februari 2010) te ontmoeten en/of voor die [slachtoffer 1] een reisschema opgesteld

en/of haar geinstrueerd op welke wijze zij naar hem moest reizen;

(artikel 248e Wetboek van Strafrecht)

2.

2) dat hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 mei

2010 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, één of meermalen 5364, althans

een (groot) aantal afbeelding(en) en/of 560, althans een (groot) aantal

video(bestanden) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en)

in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldinge(n) (een) seksuele

gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk

de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of

schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit

(onder meer)

- het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis) door een volwassen man

van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 11-15 jaar, in elk

geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder

meer afbeeldingen 3 en 8, p. 726-728 van het proces-verbaal) en/of

- het in de mond (laten) nemen van en/of het likken aan de stijve penis van

een volwassen man door een meisje in de geschatte leeftijd van 12 - 15 jaar,

in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

(onder meer afbeelding 10, p. 728-729 van het proces-verbaal)

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de

geschatte leeftijd van 8 - 11 en/of 11 -14 jaar en/of 12 - 15 jaar, in elk

geval (telkens) een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft

bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of

de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de (ontblote)

geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of door dat meisje haar eigen

vinger(s)/hand(en) op, in of in de buurt van haar vulva wordt gehouden (onder

meer afbeeldingen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 9, p. 726 - 727 van het proces-verbaal)

en/of

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de

geschatte leeftijd van 6 - 8 jaar, in elk geval (telkens) een persoon die de

leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt

en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die

persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden

(onder meer videobestand 1, p. 730 - 731 van het proces-verbaal) en/of

- het (telkens) vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of een dildo

en/of een zgn. marker-stift) door een volwassen man van het lichaam van een

meisje in de geschatte leeftijd van 9 - 11 jaar en/of 4 - 7 jaar en/of 7 - 9

jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft

bereikt (onder meer videobestanden 2, 3 en 4, p. 731-735 van het

proces-verbaal)

(art. 240b Wetboek van Strafrecht)

3.

dat hij in de periode van 1 maart tot en met 15 mei 2010 te Appingedam en/of

ter Apel en/of Eindhoven, althans in Nederland, door middel van een

geautomatiseerd werk of

met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of MSN en/of

sms- en telefoonverkeer) met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs

moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

(te weten [slachtoffer 2],

geboren op [geboortedatum] 1996) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk

ontuchtige handelingen met die [slachtoffer 2] te plegen en/of een afbeelding van

een seksuele gedraging waarbij die [slachtoffer 2] is betrokken te vervaardigen

terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het

verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij met die [slachtoffer 2] via

Habbohotel contact gelegd en zich daarbij als 16-jarige voorgedaan en/of het

telefoonnummer van die [slachtoffer 2] gevraagd en/of 'verkering gevraagd' en/of met

die [slachtoffer 2] via sms en telefonisch meermalen per dag (in relatiesfeer)

contact gehad en/of op 10 april 2010 een ontmoeting in Ter Apel met die

[slachtoffer 2] afgesproken en/of daadwerkelijk gehad en/of daarbij haar rug

aangeraakt;

(artikel 248e Wetboek van Strafrecht)

4.

dat hij in de periode van 1 maart tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven,

althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om door

middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een

communicatiedienst een ontmoeting voor te stellen met een persoon van wie hij

weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren

nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon

te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon

is betrokken te vervaardigen, en ter verwezenlijking van dat voorstel enige

handeling te verrichten, via Messenger Plus Chat Log en/of soortgelijke

chatlogs en/of sms- en telefonisch verkeer meermalen contact gelegd met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 1997) en/of [slachtoffer 4] (geboren op

[geboortedatum] 1995) en/of die [slachtoffer 3] duidelijk gemaakt dat hij haar graag zou

willen ontmoeten en/of met die [slachtoffer 4] seksueel getinte

(chat)gesprekken gevoerd en/of haar voorgesteld samen naar de bioscoop te gaan

en/of daarvoor een geschikte dag en/of plaats besproken;

(art. 248e jo 45 Wetboek van Strafrecht)

Tengevolge van kennelijke omissies in de tenlastelegging begaan is, ten aanzien van feit 1 in de eerste regel na 1 januari, het jaartal 2010 weggevallen en is, ten aanzien van de feiten 3 en 4 telkens in de eerste regel na 1 maart, het jaartal 2010 weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissies en leest voormelde zinsneden zoals hiervoor is aangegeven. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Voor zover in de tenlastelegging voor het overige taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Splitsing feit 4 op de dagvaarding en heropening van het onderzoek.

Bij de beraadslaging in raadkamer is de rechtbank tot de navolgende beoordeling gekomen.

De rechtbank beveelt, gehoord verdachte en diens raadsvrouwe en de officier van justitie, de splitsing van feit 4 van de tenlastelegging daar de (verdere) voeging niet in het belang van het onderzoek is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Ter terechtzitting van 2 mei 2011 heeft het openbaar ministerie het vierde feit aan de tenlastelegging toegevoegd. De officier van justitie heeft evenwel verzuimd de slachtoffers/benadeelden van dat tenlastegelegde feit voor de zitting op te roepen.

Onder meer op grond van de recentelijk in werking getreden 'Wet versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces' behoort een slachtoffer door de officier van justitie te worden geïnformeerd over de voortgang van de strafprocedure en de mogelijkheid tot voeging in de strafzaak als benadeelde partij.

Uit de stukken is voorts niet gebleken dat is voldaan aan het bepaalde bij artikel 167a Sv dat het openbaar ministerie een minderjarig slachtoffer in de gelegenheid moet stellen zijn mening over het gepleegde feit kenbaar te maken.

Nu aan de hoorplicht èn de informatieplicht jegens de beide slachtoffers ([slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]) niet is voldaan zal de rechtbank in het belang van het onderzoek de splitsing van feit 4 van de tenlastelegging bevelen, het onderzoek met betrekking tot dit feit heropenen en de behandeling terzake dit feit aanhouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voormelde verzuimen te herstellen.

De rechtbank zal de overige feiten afdoen omdat andermaal schorsing van het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van deze tenlastegelegde feiten voor de slachtoffers en voor verdachte te belastend zou zijn.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

De bewijsmiddelen.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken onderdeel uit van:

- een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven GRE, met dossiernummer LJN PL2233 2010035806, afgesloten d.d. 25 oktober 2010, in totaal 855 doorgenummerde bladzijden (hierna: eindpv).

Voorts heeft de rechtbank de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2011 als bewijsmiddel gebezigd.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging.

Door de raadsvrouwe is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde erkent en dat daarom die feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen met dien verstande dat de verdediging ten aanzien van feit 1 uitgaat van de door de officier van justitie bewezen geachte periode van 1 februari tot en met 10 februari 2010.

De verdediging is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft verklaard dat hij gesprekken met [slachtoffer 2] had omdat hij haar wilde helpen. Bovendien is in de smsjes niets seksueels aangetroffen.

Het oordeel van de rechtbank.

(feit 1)

De rechtbank acht op grond van de aangifte van de moeder van het slachtoffer, [moeder slachtoffer 1],1 de verklaring van [slachtoffer 1]2, de geboorteakte van [slachtoffer 1]3 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 mei 20114 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan de 12-jarige [slachtoffer 1] via Habbo en MSN een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen met haar te plegen.

(feit 2)

Voorts acht de rechtbank op grond van de bevindingen van verbalisant de [naam verbalisant]5 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2011 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het bezit was van gegevensdragers met afbeeldingen

van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren.

(feit 3)

De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van de moeder van het slachtoffer, [moeder slachtoffer 2],6 de verklaring van [slachtoffer 2]7, de geboorte-akte van [slachtoffer 2]8 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting9, dat verdachte de 13-jarige [slachtoffer 2] via Habbo, via sms-jes en telefonisch een ontmoeting heeft voorgesteld. [slachtoffer 2] had verdachte via internet Habbo-hotel leren kennen en vertelde dat ze [slachtoffer 2] heette en dat ze 13 jaar oud was. Verdachte had gezegd dat hij [naam verdachte] heette en dat hij 16 jaar was en hij vroeg verkering aan [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] heeft daar 'ja' op geantwoord en gaf hem haar telefoonnummer. Vervolgens stuurde hij sms-jes met 'ik hou van je' Nadat [slachtoffer 2] een nieuw telefoonnummer had gekregen belde hij weer en stuurde wederom sms-jes.10

De rechtbank overweegt dat in het contact van verdachte met het slachtoffer vele malen werd gesproken over fysiek contact met het slachtoffer. Zo schrijft verdachte in een sms-bericht op 8 april 2010 aan het slachtoffer11 dat hij 'met zijn tong haar lippen uit elkaar doet en dat hun tongen elkaar vinden'. Verdachte had met [slachtoffer 2] afgesproken dat hij tijdens de kermis in Ter Apel naar haar toe zou komen. Die dag -10 april 2010- is verdachte 's avonds van Eindhoven naar Ter Apel gereden om [slachtoffer 2] daar te ontmoeten. De ontmoeting vond plaats die avond bij de [naam supermarkt], waarbij door een vriend van [slachtoffer 2] werd gezien dat verdachte haar over de rug streelde.12 Dit rendez-vous heeft maar kort geduurd. Dat het bij die korte ontmoeting is gebleven is naar het oordeel van de rechtbank enkel te wijten aan de omstandigheid dat [slachtoffer 2] die avond in gezelschap was van haar zus en een vriend.

Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigd bewijs bevat om tot bewezenverklaring te komen dat verdachte het oogmerk had om ontuchtige handelingen te plegen met [slachtoffer 2]. De rechtbank betrekt daarbij tevens de feiten en omstandigheden vervat in de bewijsmiddelen terzake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De rechtbank ziet in deze feiten en omstandigheden dusdanig wezenlijke overeenkomsten -meer specifiek in de leeftijd van de slachtoffers, de hoeveelheid en de wijze van communiceren (via Habbo en sms-jes en telefonisch) met de slachtoffers en nagenoeg de(zelfde) periode- dat naar het oordeel van de rechtbank een beoordeling van al die feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd op zijn plaats is.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 mei 2010 te Almere en/of Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of MSN) met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt (te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (zoals vingeren en likken) met die [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft

ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij

verdachte met die [slachtoffer 1] concrete afspraken gemaakt om elkaar (op 9 of 10

februari 2010) te ontmoeten en voor die [slachtoffer 1] een reisschema opgesteld en haar geïnstrueerd op welke wijze zij naar hem moest reizen

2.

op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven meermalen een (groot) aantal afbeelding(en) en een (groot) aantal video(bestanden) en gegevensdragers bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldinge(n) seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk

de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)

- het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis) door een volwassen man

van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 11-15 jaar, in elk

geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en

- het in de mond (laten) nemen van en/of het likken aan de stijve penis van

een volwassen man door een meisje in de geschatte leeftijd van 12 - 15 jaar,

in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de

geschatte leeftijd van 8 - 11 en/of 11 -14 jaar en/of 12 - 15 jaar, in elk

geval (telkens) een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft

bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of

de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de (ontblote)

geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of door dat meisje haar eigen

vinger(s)/hand(en) op, in of in de buurt van haar vulva wordt gehouden

en

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de

geschatte leeftijd van 6 - 8 jaar, in elk geval (telkens) een persoon die de

leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt

en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die

persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en

- het (telkens) vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of een dildo

en/of een zgn. marker-stift) door een volwassen man van het lichaam van een

meisje in de geschatte leeftijd van 9 - 11 jaar en/of 4 - 7 jaar en/of 7 - 9

jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft

bereikt

3.

in de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 mei 2010 te Ter Apel en/of Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of smsverkeer) met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1996) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer 2] te plegen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het

verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij met die [slachtoffer 2] via Habbohotel contact gelegd en zich daarbij als 16-jarige voorgedaan en het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] gevraagd en 'verkering gevraagd' en met die [slachtoffer 2] via sms en telefonisch meermalen per dag (in relatiesfeer) contact gehad en op 10 april 2010 een ontmoeting in Ter Apel met die [slachtoffer 2] afgesproken en daadwerkelijk gehad en daarbij haar rug

aangeraakt

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben, met dien verstande dat de rechtbank de in het derde feit omschreven handelingen tevens bewezen acht op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot het eerste feit door toepassing van schakelbewijs.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

De strafbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist terzake de 4 tenlastegelegde feiten:

- gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en de bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte zich stelt onder toezicht van de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering;

* dat verdachte zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers van de feiten

1, 3 en 4;

* integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] alsmede

oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor de door deze in rekening gebrachte gereden kilometers, uitgaande van een vergoeding van €0,25 per kilometer, tot een bedrag van € 242,- alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting aangevoerd dat doorgaans voor soortgelijke feiten een lagere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie in deze zaak geëist. Verdachte volgt al meerdere behandelingen waaronder een assertiviteitstraining. Hij doet vrijwilligerswerk en heeft daarnaast een keer per drie weken reclasseringscontact. Verdachte heeft er alles aan gedaan om te zorgen dat het nooit meer gebeurt. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank een straf op te leggen gelijk aan voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf, eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf.

Verdachte is bereid de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] verzoekt de verdediging om aansluiting te zoeken bij de kilometervergoeding overeenkomstig de tarieven die worden gehanteerd in het civiel recht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Op grond hiervan acht de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende straf.

Ten bezware van verdachte zal de rechtbank bij de strafoplegging enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Verdachte heeft zijn zeer jeugdige slachtoffers een (vrijwel) onherstelbaar leed aangedaan. Ook is het van algemene bekendheid dat jeugdige slachtoffer van dergelijke delicten nu en later ernstig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.

Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging overwogen dat door het in bezit hebben van kinderpornografische gegevensdragers verdachte indirect heeft bijgedragen aan seksueel misbruik van kinderen. Door het downloaden en verzamelen van kinderpornografisch materiaal is het verdachte mede aan te rekenen dat uiterst verwerpelijke mensonterende handelingen, die plaatsvinden met kinderen van veelal jeugdige leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Het is evident dat kinderen, als zij op jeugdige leeftijd worden onderworpen aan dit soort seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen die hun verdere ontwikkeling ernstig schaden.

Anderzijds zal de rechtbank ten gunste van verdachte rekening houden met de navolgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid. Uit een door de psychiater J.L.M. Dinjens d.d. 17 januari 2011 omtrent de persoon van verdachte uitgebracht rapport en een door de psycholoog drs. M. van Heteren d.d. 1 februari 2011 omtrent de persoonlijkheid van verdachte uitgebracht rapport blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de conclusies en de gronden waarop zij berusten overgenomen en tot de hare gemaakt.

De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van de Reclassering Nederland, opgemaakt en ondertekend op 19 augustus 2010 door [naam reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de eis van de officier van justitie is gebaseerd op bewezenverklaring van 4 feiten en de rechtbank een straf zal opleggen ter zake 3 bewezenverklaarde strafbare feiten en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.

Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.

Met betrekking tot de lengte van de proeftijd zal de rechtbank bepalen dat deze vijf jaren zal bedragen, nu er, mede gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de zeer grensoverschrijdende inhoud van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal en het gebrek aan inzicht bij verdachte bij het aangaan van relaties met zeer jeugdige meisjes, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zoals bedoeld in artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Met de lange proeftijd beoogt de rechtbank het belang van een maximale bescherming van de maatschappij.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te weten materiële schadevergoeding voor het aantal gereden kilometers (1108,2 km) tegen een vergoeding van € 0,28 per km, tot een totaalbedrag van

€ 310,30.

De rechtbank zal het overige deel van de vordering afwijzen.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 240b, 248e.

DE UITSPRAAK

T.a.v. de feiten 1, 2 en 3:

Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

Door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een

communicatiesysteem een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van

zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het

oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige

handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting

T.a.v. feit 2:

Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging,

waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft

bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen

gepleegd

T.a.v. feit 3:

Door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een

communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van

zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het

oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige

handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:

Gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.

Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 8 maanden, niet zal worden tenuitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 5 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de

aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio

's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze

instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien die aanwijzingen inhouden het volgen van een behandeling bij de GGzE en bij FPP "de Omslag".

Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d

van het Wetboek van Strafrecht.

2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende personen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], één en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van veroordeelde met genoemde personen.

T.a.v. feit 1:

Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde

betalingsverplichting niet op.

Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.

Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

T.a.v. feit 3:

Maatregel van schadevergoeding van EUR 310,30 subsidiair 6 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten

behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 310,30 (zegge:

driehonderdtien euro en dertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te

vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag betreft materiële schadevergoeding.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde

betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 310,30 (zegge: driehonderdtien euro en dertig cent), te weten materiële schadevergoeding.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden

begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te

maken kosten.

Wijst de vordering voor het overige af.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

T.a.v. feit 4:

Heropent het onderzoek ten aanzien van de afgesplitste zaak onder feit 4 op de tenlastelegging.

Schorst het onderzoek ter terechtzitting in het belang daarvan voor onbepaalde tijd (bij voorkeur tot een zitting onder voorzitterschap van mr. P.J.H. van Dellen) teneinde:

- de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] alsnog door de politie te doen horen teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun mening over het gepleegde feit kenbaar te maken.

- de ouders van de minderjarige slachtoffers een voegingsformulier toe te zenden en hen te informeren omtrent de datum en de tijd van de zitting

Stelt met dat doel de - voozover van belang zijnde- stukken in handen van de officier van justitie.

Beveelt de oproeping van verdachte tegen de nog nader te bepalen terechtzitting en de kennisgeving daarvan aan de raadsvrouwe van verdachte.

Beveelt de kennisgeving van het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting aan de slachtoffers/benadeelden.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. I.M. Nusselder, voorzitter,

mr. A.G.A.M. van de Ven en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,

in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,

en is uitgesproken op 16 mei 2011.

A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 Aangifte van [moeder slachtoffer 1], p. 54 e.v. van het eindpv

2 Verklaring van [slachtoffer 1], p. 80 e.v. van het eindpv

3 Kopie van de akte van geboorte, p. 76 van het eindpv

4 Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2011

5 Proces-verbaal van bevindingen, p. 723 e.v. van het eindpv

6 Aangifte van [moeder slachtoffer 2], p. 186 e.v. van het eindpv

7 Verklaring van [slachtoffer 2], p. 195 e.v. van het eindpv

8 Kopie van de akte van geboorte, p. 194 van het eindpv

9 Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2011

10 Verklaring van [slachtoffer 2], p. 195 e.v. van het eindpv

11 Onderzoeksrapport, p. 249 van het eindpv

12 Aangifte van [moeder slachtoffer 2], p. 189 van het eindpv