Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-03-2012, BV8018, 20-002284-11
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-03-2012, BV8018, 20-002284-11
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 maart 2012
- Datum publicatie
- 7 maart 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2012:BV8018
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ4645, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ9941, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9941
- Zaaknummer
- 20-002284-11
Inhoudsindicatie
‘Grooming en ‘bezit kinderpornografie’.
Het hof veroordeelt verdachte ter zake van artikel 240b en 248e van het Wetboek van Strafrecht tot een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met 5 jaar proeftijd en bijzondere voorwaarden.
Uitspraak
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-002284-11
Uitspraak : 7 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 mei 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-825263-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1973],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte – verkort weergegeven - ter zake van “grooming” en “bezit van kinderpornografie” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met bijzondere voorwaarden en met aftrek van het voorarrest. Voorts is beslist op twee vorderingen van benadeelde partijen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal stellen onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien die aanwijzingen inhouden het volgen van een behandeling bij de GGzE en bij FPP "de Omslag";
- dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] en [benadeelde 2],
en met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel zal toewijzen, telkens met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
.
Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof bij eindarrest de thans lopende schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen.
Door de raadsvrouwe is bepleit dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de duur die verdachte tot het moment van de schorsing in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en voorts dat het hof de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechter in eerste aanleg.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering- ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 mei 2010 te Almere en/of Eindhoven, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of MSN) met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt (te weten [benadeelde 1], geboren op [1997]) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (zoals vingeren en likken) met die [benadeelde 1] te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [benadeelde 1] is betrokken te vervaardigen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, met die [benadeelde 1] concrete afspraken gemaakt om elkaar (op 9 of 10 februari 2010) te ontmoeten en/of voor die [benadeelde 1] een reisschema opgesteld en/of haar geïnstrueerd op welke wijze zij naar hem moest reizen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, één of meermalen 5364, althans een (groot) aantal afbeelding(en) en/of 560, althans een (groot) aantal video(bestanden) en/of (een) gegevensdrager(s)
bevattende (een) afbeelding(en) in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis) door een volwassen man van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 11-15 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het in de mond (laten) nemen van en/of het likken aan de stijve penis van een volwassen man door een meisje in de geschatte leeftijd van 12-15 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de geschatte leeftijd van 8-11 en/of 11-14 jaar en/of 12-15 jaar, in elk geval (telkens) een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of door dat meisje haar eigen vinger(s)/hand(en) op, in of in de buurt van haar vulva word(t)(en) gehouden en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de geschatte leeftijd van 6-8 jaar, in elk geval (telkens) een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of
- het (telkens) vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of een dildo en/of een zgn. markerstift) door een volwassen man van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 9-11 jaar en/of 4-7 jaar en/of 7-9 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ;
3.
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 mei 2010 te Appingedam en/of ter Apel en/of Eindhoven, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Habbo en/of MSN en/of sms- en telefoonverkeer) met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt (te weten [benadeelde 2], geboren op [1996]) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde 2] te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [benadeelde 2] is betrokken te vervaardigen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij met die [benadeelde 2] via Habbohotel contact gelegd en zich daarbij als 16-jarige voorgedaan en/of het telefoonnummer van die [benadeelde 2] gevraagd en/of 'verkering gevraagd' en/of met die [benadeelde 2] via sms en telefonisch meermalen per dag (in relatiesfeer) contact gehad en/of op 10 april 2010 een ontmoeting in Ter Apel met die [benadeelde 2] afgesproken en/of daadwerkelijk gehad en/of daarbij haar rug aangeraakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van
- de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 ;
- de aangifte van de moeder van het slachtoffer [benadeelde 1] ;
- de verklaring van [benadeelde 1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant ;
- de aangifte van de moeder van het slachtoffer [benadeelde 2] , en
- de verklaring van [benadeelde 2] ,
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 mei 2010 te Almere en/of Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst te weten Habbo en/of MSN met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt te weten [benadeelde 1], geboren op [1997] een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen zoals vingeren en likken met die [benadeelde 1] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, met die [benadeelde 1] concrete afspraken gemaakt om elkaar op 9 of 10 februari 2010 te ontmoeten en voor die [benadeelde 1] een reisschema opgesteld en haar geïnstrueerd op welke wijze zij naar hem moest reizen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven, een groot aantal afbeeldingen en een groot aantal videobestanden en gegevensdragers bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het vaginaal en/of anaal penetreren met de penis door een volwassen man van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 11-15 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het in de mond (laten) nemen van en/of het likken aan de stijve penis van een volwassen man door een meisje in de geschatte leeftijd van 12-15 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de geschatte leeftijd van 8-11 en/of 11-14 jaar en/of 12-15 jaar, in elk geval (telkens) een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of door dat meisje haar eigen vinger(s)/hand(en) op, in of in de buurt van haar vulva word(t)(en) gehouden
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje in de geschatte leeftijd van 6-8 jaar, in elk geval telkens een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van dat meisje/die persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden en
- het telkens vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of een dildo en/of een zgn. markerstift door een volwassen man van het lichaam van een meisje in de geschatte leeftijd van 9-11 jaar en/of 4-7 jaar en/of 7-9 jaar, in elk geval een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
3.
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 mei 2010 te Ter Apel en/of Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst te weten Habbo en/of smsverkeer met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt te weten [benadeelde 2], geboren op [1996] een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde 2] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij met die [benadeelde 2] via Habbohotel contact gelegd en zich daarbij als 16-jarige voorgedaan en het telefoonnummer van die [benadeelde 2] gevraagd en 'verkering gevraagd' en met die [benadeelde 2] via sms en telefonisch meermalen per dag (in relatiesfeer) contact gehad en op 10 april 2010 een ontmoeting in Ter Apel met die [benadeelde 2] afgesproken en daadwerkelijk gehad en daarbij haar rug aangeraakt
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voorstellen aan iemand van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, welk voorstel tot ontmoeting is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voorstellen aan iemand van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, welk voorstel tot ontmoeting is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof acht dezelfde feiten bewezen als de eerste rechter, bij wiens vonnis de verdachte werd veroordeeld tot, kort gezegd, een gevangenisstraf voor de duur van
16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met bijzondere voorwaarden en met aftrek van het voorarrest.
Door de verdediging is bepleit dat aan verdachte geen langere gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de duur die verdachte tot het moment van de schorsing in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een fikse voorwaardelijke straf met een lange proeftijd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof komt in de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte, een man van bijna veertig jaar, heeft zich op het internet voorgedaan als een jongeman van 16 of 21 jaar oud. In die hoedanigheid heeft hij contact gelegd met een aantal zeer jonge, kwetsbare meisjes en hun vertrouwen gewonnen. Hij heeft getracht met hen een ontmoeting te arrangeren met het doel ontuchtige handelingen met hen te verrichten. Bij één van de meisjes is het daadwerkelijk tot een korte ontmoeting gekomen. Dat het daarbij is gebleven is naar het oordeel van het hof slechts te wijten aan de omstandigheid dat het meisje die avond in gezelschap van anderen was.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de mate waarin het onder 1 en 3 bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers van deze feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat jeugdige slachtoffers van dergelijke misdrijven ernstig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Verdachte heeft door zijn gedragingen de geestelijke integriteit van de beide slachtoffers op ernstige wijze geschonden. Uit de slachtofferverklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] blijkt dat beide meisjes nog altijd te kampen hebben met angstgevoelens en gevoelens van onzekerheid. Zij hebben zich allebei langdurig onder behandeling van professionele hulpverleners moeten stellen.
Bovendien brengen dergelijke feiten vaak ook groot persoonlijk leed toe aan de ouders van de slachtoffers.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat het bezit van kinderporno indirect het vervaardigen van kinderporno bevordert, waarbij jonge kinderen door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder ter zake van ‘grooming’ is veroordeeld;
- de inhoud van het Pro Justitia rapport betreffende verdachte, d.d. 17 januari 2011, opgemaakt door psychiater (naam psychiater);
- de inhoud van het Pro Justitia rapport betreffende verdachte, d.d. 1 februari 2011, opgemaakt door GZ-psycholoog (naam psycholoog);
- de inhoud van de over verdachte opgemaakte reclasseringsadviezen d.d. 19 augustus 2010 en 13 december 2011 door Reclassering Nederland;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Uit de rapporten van de gedragsdeskundigen is gebleken dat bij verdachte sprake is van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, pedofilie, somatoforme stoornis NAO en een aanpassingsstoornis met depressieve en angstige kenmerken. Op grond van die diagnose acht het hof de kans op recidive groot.
Ten gunste van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de onderzoeksbevindingen van de gedragsdeskundigen, onder meer inhoudende dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Het hof neemt het advies van de gedragsdeskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid over.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. In verband daarmee heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot uitgangspunt genomen.
Met oplegging voorts van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bovendien acht het hof oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht geïndiceerd, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij de GGzE en bij FPP “de Omslag” en een contactverbod, waarbij verdachte wordt verboden contact op te nemen, te zoeken of te hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2], een en ander voor de duur van de proeftijd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
2. De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 326,94. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 310,30.
De benadeelde partij heeft haar in eerste aanleg gedane vordering gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden opgeheven. Die schorsing is eerder uitgesproken door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch. Het hof is tot het oordeel gekomen, dat de strafvorderlijke belangen die gediend zijn met de voorlopige hechtenis thans zwaarder dienen te wegen dan de persoonlijke belangen die verdachte heeft bij het voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof zal derhalve de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63, 240b en 248e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te 's-Hertogenbosch, [adres] en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien die aanwijzingen inhouden het volgen van een behandeling bij de GGzE en bij FPP "de Omslag" en
- dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende personen: [benadeelde 1] en [benadeelde 2], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van veroordeelde met genoemde personen.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
1. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
2. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] terzake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 326,94 (driehonderd zesentwintig euro en vierennegentig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 326,94 (driehonderd zesentwintig euro en vierennegentig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. J.G.M. van Zandbeek, griffier,
en op 7 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.