Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4046, AWB 15_7832

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4046, AWB 15_7832

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 juni 2016
Datum publicatie
10 augustus 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:4046
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 15_7832

Inhoudsindicatie

WSFBSF

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 15/7832 WSFBSF

gemachtigde: mr. B.B. van Meersbergen-Zebregs,

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 november 2015 (bestreden besluit) van DUO inzake de herziening en verrekening van haar uitwonendenbeurs.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 juni 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Daarnaast is als tolk verschenen [naam tolk] . DUO heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.F. Hofstee.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiseres staat sinds 14 september 2011 bij de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven op het adres [straatnaam en huisnummer] te [woonplaats eiseres] . Dit is het adres van familie van haar. Eiseres zou in de woning een (voorheen gedeelde) slaapkamer hebben. Eiseres ontving sinds 2011 een uitwonendenbeurs.

DUO is een onderzoek gestart naar de feitelijke woonsituatie van eiseres. In dat kader is op 17 september 2015 een huisbezoek afgelegd aan het BRP-adres. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een Rapportage Huisbezoek van 21 september 2015. De conclusie van dit rapport luidt dat eiseres niet woont op het BRP-adres.

Bij besluit van 25 september 2015 (primair besluit) heeft DUO het recht van eiseres op studiefinanciering herzien naar de norm voor een thuiswonende over de periode van 1 januari 2012 tot en met november 2015. Volgens DUO is uit onderzoek niet gebleken dat eiseres woonachtig is op het BRP-adres. Eiseres heeft in de periode van januari 2012 tot en met september 2015 in totaal € 8.866,74 te veel studiefinanciering ontvangen. Dit bedrag is een schuld geworden en zal worden verrekenend met de studiefinanciering van eiseres.

Bij brief van 2 oktober 2015 heeft DUO aangekondigd dat hij van plan is om eiseres een boete op te leggen van € 4.433,37. Eiseres heeft gereageerd op dit voornemen. DUO heeft deze reactie ook opgevat als een bezwaarschrift tegen het primaire besluit.

Bij het bestreden besluit heeft DUO de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

2. DUO stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Onder woonadres kan worden verstaan de plek waar het geheel van het persoonlijke leven samenkomt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld studeren, eten, slapen, persoonlijke verzorging en ontspanning. Eiseres heeft tijdens het huisbezoek verklaard dat zij twee à drie keer per week op het gecontroleerde BRP-adres slaapt; de andere dagen is zij bij haar moeder of bij een vriendin. De omstandigheid dat eiseres slechts twee à drie dagen per week op het gecontroleerde BRP-adres verbleef, wijst niet op een situatie waarbij sprake is van bewoning van een woonadres zoals hiervoor bedoeld. Daarnaast hebben de controleurs tijdens het huisbezoek niets in de woning of in de vermeende slaapkamer zien liggen dat wees op bewoning door eiseres: geen kledingstukken, geen computer of laptop, en geen studieboeken/aantekeningen/correspondentie van haar opleiding. Eiseres heeft geen enkel objectief bewijsstuk overgelegd, waaruit blijkt dat zij wél feitelijk woonachtig is op het BRP-adres. De uitwonendenbeurs is daarom terecht herzien vanaf 1 januari 2012.

3. Eiseres voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Zij woont sinds 2011 op het BRP-adres en slaapt daar normaliter zeven dagen per week. In verband met de bruiloft van haar nichtje op 15 augustus 2015 was er familie overgekomen vanuit het buitenland. Die familieleden verbleven op het BRP-adres. Om die reden verbleef eiseres een paar weken niet op het BRP-adres. Eiseres heeft dit tijdens het huisbezoek ook zo willen uitleggen, maar dit is wellicht verkeerd geïnterpreteerd. Eiseres heeft haar spullen in koffers gedaan en in de kelder gelegd. Daarnaast heeft zij spullen meegenomen, omdat zij dus tijdelijk niet op het BRP-adres zou verblijven. Het verslag van het huisbezoek is daarom niet kloppend. Eiseres was ten tijde van het huisbezoek in de woning aanwezig en zij was in het bezit van een huissleutel. Ook heeft zij aangegeven dat er zich spullen in de kelder bevonden. DUO heeft hier geen acht op geslagen. Eiseres heeft duidelijk gesteld dat zij hoofdverblijf had op het BRP-adres. Eiseres heeft in beroep bewijsstukken overgelegd om dit nader te onderbouwen.

4. Artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

thuiswonende studerende: studerende die niet een uitwonende studerende is;

uitwonende studerende: studerende die voldoet aan de verplichtingen bedoeld in artikel 1.5.

Artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat voor het normbedrag voor een uitwonende studerende in aanmerking komt de studerende die voldoet aan de volgende verplichtingen:

a. de studerende woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven, en

b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de basisregistratie personen staat of staan ingeschreven.

Artikel 7.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 bepaalt dat Onze Minister een beschikking kan herzien waarbij studiefinanciering is toegekend.

Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, vindt herziening (onder meer) plaats op grond van het feit dat te veel studiefinanciering is toegekend.

Artikel 7.4, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat indien een herzieningsbeschikking of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, een bedrag van de basisbeurs of aanvullende beurs dat teveel is uitbetaald, door de betrokkene wordt terugbetaald of met hem wordt verrekend.

Artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat herziening plaatsvindt met ingang van de laatste adreswijziging van de studerende in de basisregistratie personen.

5. De herziening van de uitwonendenbeurs is een belastend besluit. Dat betekent dat het aan DUO is om aannemelijk te maken dat eiseres niet woont op het BRP-adres en dat zij daarmee niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000.

Eiseres heeft tijdens het huisbezoek onder meer het volgende verklaard:

“Ik woon hier sinds 2011. Ik ben hier komen wonen omdat ik hier in Tilburg studeer. Toen ik hier kwam wonen, woonde mijn moeder nog in Boekel. Dat was te ver reizen voor mij. Mijn moeder is later ook in Tilburg komen wonen. Mijn moeder is in april 2015 hier komen wonen. […] Ik weet nog niet of ik weer thuis ga wonen. Misschien wel. Ik woon hier bij de familie [naam] . […] Ik slaap hier 2 a 3 keer per week. De andere dagen ben ik bij mijn moeder en soms ga ik naar een vriendin in Eindhoven. Dat heb ik altijd zo gedaan. Mijn school is verhuisd naar Eindhoven. Dat is nu 6 maanden geleden. Dus ik slaap de laatste 6 maanden veel bij mijn vriendin in Eindhoven. […] Als ik hier slaap eet ik ook hier. Dit is 2 a 3 dagen per week. […] Ik heb hier wel mijn post en administratie liggen en een deel van mijn kleren. Niet veel. Mijn schoolboeken die ik nu nodig heb zitten in mijn tas. De andere boeken heb ik opgeruimd. Die liggen beneden in de kelder. Verder heb ik hier niets meer liggen. […] We lopen naar mijn kamer. Ik laat u deze zien. […] U ziet dat de kamer vol ligt met spullen van de hoofdbewoners en hun kind. Aan de twee droogrekken hangen kleren van de bewoners. Van mij hangt er niets. U ziet tegen de muur een eenpersoonsbed met twee kale matrassen op elkaar. Daarop liggen twee lattenbodems op elkaar gestapeld. U ziet op het bed een wasmand met kinderkleding en een tapijt. Ik ben hier nu meer dan twee weken niet geweest. […] De spullen in het nachtkast zijn allemaal van [naam van kennis eiseres] . […] Er zit niks van mij in. Alleen de kleine Koran is wel van mij. […] Naast het matras ziet u een kapstok. De spullen die eraan hangen zijn niet van mij. Achter de kapstok ziet u nog een kastje met studiespullen. […] Die zijn ook allemaal van [naam van kennis eiseres] . […] U treft een map van de ING-bank. Die is ook van [naam van kennis eiseres] . […] Er liggen ook schrijfblokken van haar. In dit kastje ligt ook niks van mij. Op de kamer staat verder een tweedeurs kledingkast. […] Ik zeg u dat er in de kledingkast alleen spullen en kleren van [naam van kennis eiseres] in zit. Er zit helemaal niks in van mij. Naast de kledingkast ziet u een kast die uit elkaar is gehaald. Dat was mijn kast. Er was hier een bruiloft. De bruiloft was van [naam van kennis eiseres] . Ze is 15 augustus 2015 getrouwd. Vandaar heb ik mijn spullen opgeruimd en allemaal verhuisd naar mijn moeder. Er ligt hier op dit moment niks van mij. Ik zoek voor de zekerheid nog even in mijn kamer. Ik vind een uitgeprint stuk van school van het jaar 2012-2014. Het is van de opleiding helpende zorg en welzijn. Er ligt nog een oude cursus van Nederlands. […] In de andere kamers in de woning ligt niets van mij. […] U vraagt nog naar mijn spullen in de kelder. Ik zeg u dat er alleen oude schoolboeken staan die ik niet meer gebruik. Het is niet nodig dat we naar de kelder gaan. De kelder staat nu ook helemaal vol. Als u het wel wil zien kunnen we een andere keer een afspraak maken.”

De rechtbank is met DUO van oordeel dat het op basis van de onderzoeksbevindingen voldoende aannemelijk is dat eiseres niet woonachtig was op het BRP-adres. Daarbij is met name van belang dat er weinig tot geen spullen van eiseres in ‘haar’ (slaap)kamer of de woning zijn aangetroffen. Zo is er geen kleding van haar aangetroffen, geen studieboeken en geen post of administratie. Verder is tijdens het huisbezoek gebleken dat het eenpersoonsbed in de slaapkamer (in ieder geval recentelijk) niet in gebruik was.

6,. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting naar voren gebracht dat eiseres heel slecht Nederlands spreekt en dat het onbegrijpelijk is dat er geen tolk aanwezig was. Volgens de gemachtigde wilde eiseres wel meewerken, maar heeft de gemachtigde het idee dat eiseres vaak ergens ‘ja’ op zegt of met mensen mee praat, zonder dat ze begrijpt waar het over gaat. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat de rapportage niet volledig is, omdat zij normaal gesproken zeven dagen per week op het BRP-adres verblijft en zij slechts tijdelijk – in verband met de bruiloft van haar nichtje – enkele weken elders heeft verbleven. Dit komt volgens eiseres niet als zodanig terug in de rapportage.

DUO heeft ter zitting naar voren gebracht dat eiseres duidelijk heeft verklaard dat er de laatste zes maanden iets gewijzigd is in haar woonsituatie. De school is verhuisd naar Eindhoven, en ze verblijft ook meer in Eindhoven. De gemachtigde van DUO leest de verklaring zo dat eiseres niet de gehele periode (sinds 2011) maar twee à drie dagen op het BRP-adres woonde, maar dat dat de laatste tijd zo was. Tijdens het huisbezoek wordt echter gecontroleerd of iemand op dat moment daar woonachtig is, aldus DUO.

De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres haar kant van het verhaal onvoldoende naar voren heeft kunnen brengen, omdat er geen tolk aanwezig was. Uit het verslag van het met eiseres gevoerde gesprek blijkt van voldoende gedetailleerde informatie die niet anders dan door eiseres naar voren gebracht kan zijn. Bovendien heeft eiseres de door haar afgelegde en door de controleurs vastgelegde verklaring ondertekend, zonder daarbij aan te geven dat deze op onderdelen onjuist of onvolledig is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van de rapportage.

7. De omstandigheid dat eiseres over een sleutel van de woning zou beschikken, betekent nog niet dat zij daar ook feitelijk woont.

8. Nu voldoende aannemelijk is dat eiseres niet woonachtig was op het BRP-adres, voldoet zij niet aan de voorwaarde van artikel 1.5, eerste lid, onder a, van de Wsf 2000. Gelet daarop heeft DUO de uitwonendenbeurs van eiseres kunnen herzien. Volgens vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 april 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1146), vindt de herziening dan plaats met ingang van de datum van de laatste adreswijziging van de studerende in de BRP. De ratio van dit wettelijk vermoeden is dat het voor DUO moeilijk is om exact te kunnen vaststellen over welke periode een studerende feitelijk niet op het BRP-adres heeft gewoond. Artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 creëert derhalve een juridische fictie die is ingegeven door de bewijsnood waarin DUO verkeert. Als eiseres van mening is dat zij voorafgaande aan de door DUO geconstateerde overtreding van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 feitelijk wel woonde op het BRP-adres, dan dient zij daarvoor het bewijs te leveren en dit bewijs zal zodanig moeten zijn dat op grond daarvan onomstotelijk blijkt dat het wettelijk vermoeden onjuist is. Indien blijkt dat het wettelijk vermoeden onjuist is, levert onverkorte toepassing van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 een onbillijkheid van overwegende aard op en ligt het op de weg van DUO om onder toepassing van de hardheidsclausule af te wijken van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 en over die periode van herziening af te zien.

Eiseres heeft in beroep een aantal verklaringen overgelegd, onder meer van de hoofdbewoners van de woning. Deze verklaringen komen er op neer dat eiseres in de periode van 2011 tot en met 2015 woonde op het BRP-adres. Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze verklaringen echter geen onomstotelijk bewijs op dat eiseres in de periode in geding inderdaad op het BRP-adres woonachtig was. Dit geldt evenzeer voor de door haar overgelegde bankafschriften, waaruit blijkt dat zij in de periode in geding enkele malen in Tilburg heeft gepind. Ten slotte kan dit onomstotelijk bewijs ook niet worden gevonden in de door eiseres overgelegde ‘selfies’ die zij in de woning op het BRP-adres zou hebben gemaakt.

Eiseres heeft niet onomstotelijk bewezen dat zij gedurende de periode voorafgaand aan de vastgestelde overtreding van artikel 1.5, eerste lid, onder a, van de Wsf 2000 feitelijk wel woonde op het BRP-adres. Gelet daarop heeft DUO de uitwonendenbeurs per 1 januari 2012 kunnen herzien en de te veel ontvangen studiefinanciering heeft kunnen verrekenen. Het beroep van eiseres kan dan ook niet slagen.

9. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel