Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6658, AWB 17_7068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-11-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6658, AWB 17_7068

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 november 2018
Datum publicatie
20 juni 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:6658
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 17_7068

Inhoudsindicatie

WIA

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 17/7068 WIA

gemachtigde: mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 september 2017 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering om aan haar een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.

Het beroep is op 29 mei 2018 op zitting behandeld.

Bij tussenuitspraak van 22 juni 2018 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek te herstellen.

Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.

Eiseres heeft schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het UWV.

De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.

2. In die tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de verzekeringsartsen het uitgebreide onderzoek van Ergatis en het grote aantal punten waarop de FML van Ergatis van die van het UWV verschilt, onvoldoende bij hun beoordeling hebben betrokken dan wel onvoldoende gemotiveerd terzijde hebben geschoven. Daarom heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om nader te motiveren waarom in de onderzoeksbevindingen van Ergatis geen aanleiding wordt gezien voor een ander oordeel. Daarbij diende aandacht te worden besteed aan de verschillen tussen de eigen FML en die van Ergatis . Ook heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om in te gaan op het advies van de Gezondheidsraad inzake CVS/ME en het standpunt van eiseres daarover.

3.1

Met betrekking tot het advies van de Gezondheidsraad heeft het UWV gewezen op het uitvoeringsbericht van 23 juli 2018. De conclusie daarvan is dat in het advies geen aanleiding wordt gezien voor aanpassing van het huidige uitvoeringsbeleid van het UWV. Daarnaast heeft het UWV gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1734) waarin is geoordeeld dat aan het advies van de Gezondheidsraad geen doorslaggevende betekenis toekomt, reeds omdat het advies van algemene aard is en niet ingaat op de situatie van eiseres.

3.2

Uit het rapport van Ergatis licht de verzekeringsarts bezwaar & beroep (verzekeringsarts b&b) een aantal zaken uit en concludeert dat het opvallend is dat eiseres bij een dergelijk toch belastend onderzoek met allerlei vragen en provocatietests, hooguit een ietwat vermoeide indruk maakt. Er wordt beschreven dat eiseres op het neuropsychologisch onderzoek wisselend presteert, en mogelijk onderpresteert, en het bewegingsonderzoek geen enkele afwijking laat zien. De verzekeringsarts b&b deelt de mening van de andere verzekeringsartsen van het UWV dat er getoetst aan de Standaard Verminderde Arbeidsduur geen medische reden is voor een urenbeperking. Ook verder zijn de beperkingen zoals die door het UWV zijn geformuleerd zeker aanvaardbaar. Er is geen sprake van nieuwe medische feiten of sterke achteruitgang van de al bekende medische feiten op grond waarvan het aannemelijk is dat de belastbaarheid thans aanzienlijk is verminderd of destijds verkeerd is ingeschat. De klachten van eiseres zijn al jaren aanwezig en ook in wisselende mate. In de al opgestelde belastbaarheid wordt daar volgens de verzekeringsarts b&b al voldoende mate rekening mee gehouden.

4. Eiseres heeft gereageerd op de herstelpoging van het UWV. Volgens eiseres verwijst het UWV slechts naar een Uitvoeringsbeleid, maar wordt verzuimd om in te gaan op wat ten aanzien van eiseres over CVS/ME is opgemerkt in het kader van het advies van de Gezondheidsraad. Het UWV lijkt nu wel te erkennen dat CVS/ME een ziekte is, maar doet daar verder niets mee. Het UWV zal moeten motiveren waarom dit bij eiseres nauwelijks tot beperkingen leidt. Verder licht de verzekeringsarts b&b slechts een aantal zaken uit het rapport van Ergatis en concludeert, zonder enige motivering, dat de conclusies van de andere verzekeringsartsen van het UWV worden gedeeld. Volgens eiseres kloppen de feiten die de verzekeringsarts b&b aanhaalt bovendien niet. Verder gaat de verzekeringsarts b&b uit van onderpresteren, terwijl in het rapport van Ergatis duidelijk staat dat de onderzoeksresultaten een valide weergave zijn van de onderzochte functiedomeinen. Eiseres sluit af door te concluderen dat de verzekeringsarts b&b feitelijk niet inhoudelijk reageert op de vragen van de rechtbank, maar slechts citeert uit de eerdere rapportages en nauwelijks ingaat op het rapport van Ergatis . Daarmee heeft het UWV naar de mening van eiseres nog steeds niet voldaan aan de motiveringsplicht.

5.1

De rechtbank is het met dat standpunt van eiseres eens. De verzekeringsarts b&b geeft in zijn reactie eerst een samenvatting van de relevante gegevens. Daarna geeft hij aan dat het rapport van Ergatis nogmaals uitputtend is bestudeerd en licht hij een aantal zaken uit dat rapport. Vervolgens concludeert hij slechts in algemene bewoordingen dat er geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen en dat de beperkingen zoals die door het UWV al zijn geformuleerd, zeker aanvaardbaar zijn en dat er met de opgestelde belastbaarheid in voldoende mate rekening wordt gehouden met de al jaren in wisselende mate aanwezig zijnde klachten van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het motiveringsgebrek daarmee niet heeft hersteld. De rechtbank heeft het UWV immers gevraagd alsnog nader te motiveren waarom in de onderzoeksbevindingen van Ergatis geen aanleiding wordt gezien voor een ander oordeel. Zoals de verzekeringsarts b&b terecht opmerkt is dat een lijvig rapport. Het kort uitlichten van een aantal zaken uit dat rapport om daar vervolgens de algemene conclusie aan te verbinden dat daarin geen aanleiding wordt gezien om af te wijken van de vastgestelde belastbaarheid, acht de rechtbank een onvoldoende motivering. Bovendien heeft de rechtbank aangegeven dat er aandacht moet worden besteed aan de verschillen tussen de eigen FML en die van Ergatis . Dat ziet de rechtbank in het geheel niet terug in de reactie van het UWV en de verzekeringsarts b&b.

5.2

Met betrekking tot het advies van de Gezondheidsraad inzake CVS/ME heeft het UWV aangegeven wat daarvan de gevolgen zijn voor het uitvoeringsbeleid. Daarnaast is er verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1734). Uit die uitspraak volgt dat de verwijzing naar het advies van de Gezondheidsraad onvoldoende is om een urenbeperking aan te nemen, alleen al omdat dit advies van algemene aard is en niet ingaat op de situatie van eiseres. Verder geeft de verzekeringsarts b&b in zijn reactie aan dat bij eiseres de diagnose CVS is gesteld en wordt niet meer gesproken over SOLK. Bovendien is het niet zo dat er in het geheel geen beperkingen zijn aangenomen in verband met de CVS-gerelateerde klachten van eiseres. Mede gelet op de uitspraak van de CRvB ziet de rechtbank in dat advies op zichzelf geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgesteld.

6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien, onder andere omdat de verschillen tussen de FML van het UWV en Ergatis zowel in het voordeel als in het nadeel van eiseres zijn. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen, omdat er al een rapport van Ergatis ligt waar het UWV eerst voldoende gemotiveerd op zal moeten reageren. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar zal het UWV ook moeten beslissen op het verzoek om wettelijke rente over de eventueel na te betalen WIA-uitkering.

7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.

8. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

draagt het UWV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

-

draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;

-

veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.252,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2018.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel