Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1460, AWB- 21_3364
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1460, AWB- 21_3364
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 maart 2022
- Datum publicatie
- 29 maart 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:1460
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2024:2040, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB- 21_3364
Inhoudsindicatie
WET
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3364 WET
wettelijk vertegenwoordigers: [naam wettelijke vertegenwoordiger 1] en [naam wettelijke vertegenwoordiger 2] (ouders),
gemachtigde: mr. S. Cloosterman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur (het college), verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 2 juni 2020 (primair besluit) heeft het college het verzoek van de ouders van [naam eiseres] (hierna: de ouders) tot vergoeding van de gemaakte kosten bij zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] over de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 afgewezen.
In het besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van de ouders tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
De ouders hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 februari 2022. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van [naam eiseres] en haar ouders. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.C.M. van Heusden en mr. M.L.B. Spruijt.
Feiten en omstandigheden
1. [naam eiseres] is geboren op [geboortedatum] . In november 2016 is zij tijdens een gymles op school hard op haar hoofd geraakt met een hockeystick. Daaraan heeft [naam eiseres] diverse lichamelijke en psychische klachten overgehouden.
Naar aanleiding van een verwijzing door de huisarts heeft zorgaanbieder Braincare een verzoek om Jeugdhulp ingediend bij het Centrum voor Jeugd en Gezin van het college. Op 24 juli 2018 heeft het college een arrangement voor jeugdhulp aan [naam eiseres] geaccordeerd. Met ingang van diezelfde datum kreeg [naam eiseres] jeugdhulp van hoofdaannemer Braincare (breintraining) en onderaannemer [naam onderaannemer] (coaching met behulp van paarden).
Op 10 september 2018 hebben partijen met elkaar gesproken over verlenging van de inzet van Braincare en [naam onderaannemer] en over de wens van de ouders om in aanvulling hierop zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] in te zetten. Een en ander zou vastgelegd moeten worden in een vervolgarrangement. Psycholoog [naam psycholoog] van [naam zorgaanbieder] heeft hierna op verzoek van de ouders begin november een start gemaakt met de begeleiding van [naam eiseres] . Op 19 november 2018 heeft Braincare echter aangegeven per direct te stoppen met het bieden van jeugdhulp aan [naam eiseres] . Er is geen vervolgarrangement meer opgesteld.
Op 28 november 2018 hebben de ouders het college verzocht om een verwijzing voor de zorgaanbieders die zij wensen in te zetten voor de hulpverlening aan hun dochter, waaronder [naam zorgaanbieder] . Daarop heeft het college in een e-mail van 29 november 2018 aangegeven dat er geen indicatie wordt afgegeven, omdat Veilig Thuis het onderzoek heeft heropend en het daaruit volgende advies wordt afgewacht.
Bij brief van 5 december 2018 heeft Veilig Thuis aan de ouders een advies gegeven over de in te zetten hulpverlening voor [naam eiseres] , te weten een revalidatietraject bij [plaatsnaam 2] in combinatie met systeemtherapie voor het gezin en plaatsing op de Openluchtschool. Per e-mail heeft Veilig Thuis dit advies ook medegedeeld aan het college. Daarbij is verzocht het advies te volgen en geen andere zorg in te zetten.
Op 20 december 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders en medewerkers van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Jeugdbescherming Brabant – het zogenaamde ‘KR8 Kollektief’. Het KR8 Kollektief heeft besloten de RvdK te verzoeken een onderzoek in te stellen, omdat sprake is van een impasse waar betrokken partijen niet uitkomen en zodat onderzocht kan worden welke zorg er nodig is voor [naam eiseres] . De RvdK is in januari 2019 gestart en heeft het raadsonderzoek in juli 2019 afgerond.
Op 19 mei 2020 hebben de ouders het college verzocht om een besluit te nemen ten aanzien van de aanvraag van 28 november 2018 voor jeugdhulp van [naam zorgaanbieder] en vergoeding van de gemaakte kosten bij [naam zorgaanbieder] in de periode van januari 2019 tot en met juni 2019.
In het primaire besluit heeft het college het verzoek afgewezen. Volgens het college bestaat er over de periode van januari 2019 tot en met juni 2019 geen recht op jeugdhulp bij [naam zorgaanbieder] , omdat er voor die periode geen geldige verwijzing voor jeugdhulp bij deze zorgaanbieder is. Verder stelt het college dat [naam zorgaanbieder] zorg heeft verleend, terwijl deze zorgaanbieder niet is opgenomen in het advies van Veilig Thuis. Daarom worden ook de gemaakte kosten bij [naam zorgaanbieder] over voormelde periode niet vergoed. De ouders van [naam eiseres] hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
2. De ouders van [naam eiseres] voeren aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Het college blijft verantwoordelijk voor het juist indiceren op grond van de Jeugdwet. Zij kan die verantwoordelijkheid niet afschuiven op Veilig Thuis.
Verder stellen zij dat Veilig Thuis onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het college heeft geen onderzoek gedaan naar hoe het advies van Veilig Thuis tot stand gekomen is, zodat niet is voldaan aan de vergewisplicht als bedoeld in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Zonder inzage in de stukken van Veilig Thuis kunnen zij de onderbouwing van de afwijzing van hun verzoek door het college niet betwisten. Daarbij komt dat Veilig Thuis het college heeft geadviseerd geen nieuwe zorgaanbieders in te zetten. [naam zorgaanbieder] was echter geen nieuwe zorgaanbieder, omdat zij op basis van mondelinge afspraken met Braincare al gestart was met het bieden van jeugdhulp aan [naam eiseres] .
De ouders stellen dat er een duidelijke zorgbehoefte was en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze zorg niet door [naam zorgaanbieder] verleend kon worden. Zij zijn van mening dat het college zich onvoldoende heeft ingespannen om te zorgen voor passende jeugdhulp aan [naam eiseres] . Dit wordt in hun ogen onvoldoende onderkend.