Home

Raad van State, 27-07-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6400 BX4821, 201102903/1/V4

Raad van State, 27-07-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6400 BX4821, 201102903/1/V4

Inhoudsindicatie

Uitspraak buiten zitting op een hoger beroep tegen een uitspraak van de Rb. op een herzieningsverzoek. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende.

Eerder heeft de Afdeling overwogen (onder meer ABRS, 18-05-2000, 200000586/P01 (LJN AP5548) en ABRS, 15-12-2004, 200308814/1 (LJN AR7588)) dat, indien de Rb. op een verzoek tot herziening afwijzend heeft beslist, geen sprake is van een uitspraak van de Rb. als bedoeld in afdeling 8.2.6 Awb, waartegen ingevolge art. 37 lid 1 (thans: art. 47 lid 1) Wet op de Raad van State hoger beroep kan worden ingesteld. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en rechtseenheid, zie onder meer het arrest HR, 23-10-2009, 07/12603 (LJN BK0895), ziet de Afdeling thans, anders dan in voormelde jurisprudentie, aanleiding zich bevoegd te achten kennis te nemen van een tegen een uitspraak van de Rb. op een herzieningsverzoek ingesteld hoger beroep, ongeacht of de Rb. inwilligend dan wel afwijzend op het desbetreffende herzieningsverzoek heeft beslist. Een mogelijkheid tot hoger beroep tegen alle uitspraken van rechtbanken op herzieningsverzoeken draagt ook in die zin bij aan de rechtseenheid, dat daardoor een eenvormige uitleg van de herzieningsregeling door de rechtbanken wordt bevorderd.

Bij de beoordeling van het onderhavige hoger beroep dient het volgende in aanmerking te worden genomen. Indien herziening wordt verzocht van een uitspraak van de Rb. of van een met toepassing van art. 8:86 Awb gedane uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rb., en die uitspraak in hoger beroep door de Afdeling is bevestigd, dient het herzieningsverzoek bij de Afdeling te worden ingediend. Een dergelijk verzoek dient namelijk te worden aangemerkt als een verzoek tot herziening van de desbetreffende uitspraak van de Afdeling, zodat daarop ook door de Afdeling dient te worden beslist. Dit geldt ook in een geval waarin de Afdeling de desbetreffende uitspraak zonder nadere motivering heeft bevestigd met toepassing van art. 91 lid 2 Vw 2000. Het voorgaande lijdt slechts uitzondering indien herziening wordt gevraagd met betrekking tot een oordeel in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rb. waarover de Afdeling niet inhoudelijk heeft beslist. Indien deze uitzondering zich voordoet, zendt de Afdeling het herzieningsverzoek ter behandeling door aan de Rb.

Uitspraak

201102903/1/V4.

Datum uitspraak: 27 juli 2012

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 8 februari 2011 in zaak nr. 10/32942 op het verzoek tot herziening van:

[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling)

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 23 december 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, voor zover thans van belang, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie van 15 oktober 2008, waarbij de afwijzing van zowel de aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring als het verzoek tot toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) is gehandhaafd, ongegrond verklaard.

De Afdeling heeft deze uitspraak, naar aanleiding van het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep, bij uitspraak van 17 juni 2009 in zaak nr. 200900404/1/V1 (www.raadvanstate.nl), met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, bevestigd.

De vreemdeling heeft de rechtbank bij brief van 14 september 2010 verzocht voormelde uitspraak van 23 december 2008 te herzien.

Bij uitspraak van 8 februari 2011, verzonden op 11 februari 2011, heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 8 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De minister voor Immigratie en Asiel (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende.

2.1.1. Eerder heeft de Afdeling overwogen (onder meer bij uitspraken van 18 mei 2000 in zaak nr. 200000586/P01, ter voorlichting van partijen aangehecht, en 15 december 2004 in zaak nr. 200308814/1, www.raadvanstate.nl) dat, indien de rechtbank op een verzoek tot herziening afwijzend heeft beslist, geen sprake is van een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, waartegen ingevolge artikel 37, eerste lid (thans: artikel 47, eerste lid), van de Wet op de Raad van State hoger beroep kan worden ingesteld.

2.1.2. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en rechtseenheid, zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2009, LJN BK0895, ziet de Afdeling thans, anders dan in de onder 2.1.1. bedoelde jurisprudentie, aanleiding zich bevoegd te achten kennis te nemen van een tegen een uitspraak van de rechtbank op een herzieningsverzoek ingesteld hoger beroep, ongeacht of de rechtbank inwilligend dan wel afwijzend op het desbetreffende herzieningsverzoek heeft beslist. Een mogelijkheid tot hoger beroep tegen alle uitspraken van rechtbanken op herzieningsverzoeken draagt ook in die zin bij aan de rechtseenheid, dat daardoor een eenvormige uitleg van de herzieningsregeling door de rechtbanken wordt bevorderd.

2.1.3. Bij de beoordeling van het onderhavige hoger beroep dient het volgende in aanmerking te worden genomen. Indien herziening wordt verzocht van een uitspraak van de rechtbank of van een met toepassing van artikel 8:86 van de Awb gedane uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank, en die uitspraak in hoger beroep door de Afdeling is bevestigd, dient het herzieningsverzoek bij de Afdeling te worden ingediend. Een dergelijk verzoek dient namelijk te worden aangemerkt als een verzoek tot herziening van de desbetreffende uitspraak van de Afdeling, zodat daarop ook door de Afdeling dient te worden beslist. Dit geldt ook in een geval waarin de Afdeling de desbetreffende uitspraak zonder nadere motivering heeft bevestigd met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000. Het voorgaande lijdt slechts uitzondering indien herziening wordt gevraagd met betrekking tot een oordeel in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de - rechtbank waarover de Afdeling niet inhoudelijk heeft beslist. Indien deze uitzondering zich voordoet, zendt de Afdeling het herzieningsverzoek ter behandeling door aan de rechtbank.

2.1.4. De vreemdeling heeft tegen voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2008 hoger beroep ingesteld, waarbij hij onder meer is opgekomen tegen het oordeel in de uitspraak van de voorzieningenrechter ten aanzien waarvan hij bij voormelde brief van 14 september 2010 herziening heeft verzocht. De Afdeling heeft voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2008 bij voormelde uitspraak van 17 juni 2009 bevestigd, waarbij zij inhoudelijk op dit punt heeft beslist. Het hiervoor in 2.1.3. overwogene brengt dan mee dat het herzieningsverzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2009, zodat daarop ook door de Afdeling dient te worden beslist. De rechtbank heeft daarom ten onrechte op dit herzieningsverzoek beslist; zij had het verzoek ter behandeling aan de Afdeling moeten doorzenden.

2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.

2.3. De Afdeling heeft het herzieningsverzoek in behandeling genomen als verzoek tot herziening van meergemelde uitspraak van 17 juni 2009, en overweegt naar aanleiding daarvan als volgt.

2.4. De vreemdeling beoogt te betogen dat, samengevat weergegeven, in de procedure die heeft geleid tot voormelde uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2009 ten onrechte van de juistheid van het rapport van het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) van 2 juli 2008 is uitgegaan. Hiertoe voert de vreemdeling aan dat het BMA in een advies van 21 juni 2010 erkent dat er in het advies van 2 juli 2008, vanwege een onjuiste interpretatie van het aan laatstbedoeld advies ten grondslag liggende brondocument 8PAR013810, ten onrechte van is uitgegaan dat in Algerije de medicijnen Sulfasalazine, Choortalidon en Pantoprazol beschikbaar zijn.

2.4.1. Volgens het BMA-advies van 2 juli 2008 zal bij de vreemdeling bij het uitblijven van behandeling van zijn diabetes met het medicijn Metformine een medische noodsituatie ontstaan. In het BMA-advies is evenwel tevens vermeld dat dit medicijn in Algerije beschikbaar is. Uit dit BMA-advies kan voorts worden afgeleid dat het uitblijven van behandeling met de overige waaronder de drie onder 2.4. vermelde - door de vreemdeling gebruikte medicijnen, niet tot een medische noodsituatie op korte termijn leidt. Reeds hierom zou de omstandigheid dat - zoals het BMA in het advies van 21 juni 2010 erkent - de drie onder 2.4. vermelde medicijnen in Algerije niet beschikbaar zijn, niet tot een andere uitspraak dan die van 17 juni 2009 hebben kunnen leiden. Van tot herziening nopende feiten of omstandigheden in de zin van artikel 8:88 van de Awb is dan ook geen sprake.

2.5. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 8 februari 2011 in zaak nr. 10/32942;

III. wijst het verzoek tot herziening van de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2009 in zaak nr. 200900404/1/V1 af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. R.R. Winter en mr. M.W.C. Feteris, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Janssen, ambtenaar van staat.

w.g. Polak

voorzitter w.g. Janssen

ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2012

418-660.

Verzonden: 27 juli 2012

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser