Home

Raad van State, 27-05-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1630, 201403218/1/A3

Raad van State, 27-05-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1630, 201403218/1/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
27 mei 2015
Datum publicatie
27 mei 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2015:1630
Formele relaties
Zaaknummer
201403218/1/A3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 29 mei 2013 heeft de korpschef het verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) van [appellant] gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

201403218/1/A3.

Datum uitspraak: 27 mei 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 april 2014 in zaken nrs. 13/4842 en 13/5092 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpschef van politie.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2013 heeft de korpschef het verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) van [appellant] gedeeltelijk toegewezen.

Bij besluit van 2 augustus 2013 heeft de korpschef het door [appellant] hiertegen ingediende bezwaarschrift van 6 juli 2013 geweigerd inhoudelijk te behandelen.

Bij uitspraak van 10 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij Legal Control, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. J.W.L. van Limbeek, werkzaam bij de politie, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

De Afdeling heeft de zaak verder ter zitting behandeld op 7 april 2015, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. J.W.L. van Limbeek, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.

Ingevolge het tweede lid kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.

Ingevolge het derde lid kan uit de aard van een bevoegdheid voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.

Ingevolge artikel 15 vindt artikel 13 buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.

2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de korpschef voor de indiening van Wob-verzoeken en aanverwante geschriften zoals bezwaarschriften en ingebrekestellingen een postbusnummer heeft opengesteld, zoals vermeld in de rechtsmiddelenclausule onder het besluit van 29 mei 2013. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] in bezwaar wordt vertegenwoordigd door [gemachtigde] en dat [gemachtigde], na eerder ongewenst gebruik van antwoordnummers, nadrukkelijk persoonlijk is gewaarschuwd hiervan geen gebruik meer te maken en hem is medegedeeld dat wanneer hij toch gebruik blijft maken van antwoordnummers, het bericht niet in behandeling wordt genomen. Nu [gemachtigde] desondanks het bezwaarschrift van 6 juli 2013 naar een antwoordnummer heeft verstuurd en de korpschef geen redelijkerwijs te verlangen alternatief ter beschikking staat om het ongewenste gebruik van het antwoordnummer beëindigd te krijgen, komt de omstandigheid dat de korpschef weigert dat bezwaar inhoudelijk te behandelen voor risico en rekening van [gemachtigde], aldus de rechtbank.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef mocht weigeren zijn bezwaar inhoudelijk in behandeling te nemen. Hiertoe voert hij aan dat de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet voorziet in de mogelijkheid om een op deze wijze ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb en niet te behandelen. De korpschef is ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, volgens welke bepaling het bestuursorgaan binnen zes weken op een bezwaarschrift beslist, gehouden op een ingediend bezwaar te beslissen, aldus [appellant]. Voorts stelt [appellant] dat nu de brief feitelijk is bezorgd via postbusnummer 100, er geen vereiste is waaraan hij niet zou hebben voldaan. Hij stelt dat hij bij brief van 9 juli 2013 door de korpschef is uitgenodigd voor een hoorzitting in bezwaar. Verder voert [appellant] aan dat het antwoordnummer eenvoudig op het internet is te vinden en de korpschef niet gemotiveerd heeft gesteld dat getracht is het antwoordnummer van het internet te verwijderen. Volgens hem had de korpschef hem in ieder geval een termijn voor herstel moeten bieden.

3.1. In de bij het besluit van 29 mei 2013 behorende rechtsmiddelenclausule staat vermeld dat tegen dit besluit uitsluitend schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt bij de korpschef door tussenkomst van de politiechef van de Landelijke Eenheid via Postbus 100, 3970 AC Driebergen, en dat een andere (elektronische) wijze van het indienen van een bezwaarschrift niet is opengesteld door de Landelijke Eenheid. Daarnaast is op de website van de Nationale Politie omschreven dat de verzending aan Postbus 100 de enige en uitsluitende manier is waarop een Wob-verzoek, een bezwaarschrift danwel een ingebrekestelling dient te worden verstuurd. Bij brief van 19 juni 2013 heeft de korpschef aan de gemachtigde van [appellant], [gemachtigde], medegedeeld dat, zoals aan hem reeds eerder bij brief van 6 mei 2013 is medegedeeld, een door hem in het kader van een andere procedure verzonden brief niet in behandeling zal worden genomen, nu deze, ondanks hetgeen in de rechtsmiddelenclausule is vermeld, naar een antwoordnummer van de Landelijke Eenheid is verstuurd en niet naar het voor Wob-verzoeken en aanverwanten bezwaarschriften opengestelde postbusnummer 100. De reguliere poststromen tussen burger en de Nationale Politie lopen niet via antwoordnummers. Daarvoor zijn postbusnummers aangewezen. Het beheren van poststromen binnen de Nationale Politie dient zorgvuldig te gebeuren, zo staat in de brief. Voorts heeft de korpschef [gemachtigde] in de brief medegedeeld dat in het geval hij wederom een brief stuurt naar een antwoordnummer van de Nationale Politie, deze brief, zonder nadere notificatie aan hem, niet in behandeling zal worden genomen.

In het verweerschrift heeft de korpschef uiteengezet dat de Nationale Politie haar processen zo heeft ingericht omdat zij sinds de invoering van de regeling van de dwangsom bij niet tijdig beslissen een stroom van Wob-verzoeken en daarmee gepaard gaande bezwaarschriften ontvangt waarvan een groot deel overduidelijk wordt geïnitieerd met het enkele oogmerk om proceskostenveroordelingen en bij voorkeur ook dwangsommen te kunnen toucheren. Door deze verzoeken en bezwaarschriften uitsluitend via het daarvoor opengestelde postbusnummer te laten lopen kan deze bulk zaken op zorgvuldige manier worden afgehandeld. Bovendien dient de korpschef aan PostNL voor alle aan het antwoordnummer geadresseerde postzendingen de daarvoor verschuldigde bedragen te voldoen, aldus de korpschef.

3.2. Gelet op het verhandelde ter zitting op 26 november 2014 en ook overigens is niet in geschil dat [gemachtigde] de brief van 6 juli 2013 bewust via een antwoordnummer in plaats van via postbusnummer 100 aan de korpschef heeft gezonden. Zoals blijkt uit de zaken (zie uitspraken van 27 mei 2015 in zaak nrs. 201405481/1/A3 en 201405484/1/A3 die eveneens op 7 april 2015 ter zitting zijn behandeld is door de gemachtigde van [gemachtigde] in die zaken, mr. Van Gemert, desgevraagd verklaard dat [gemachtigde] het standpunt inneemt dat geen rechtsregel in de weg staat aan verzending aan het antwoordnummer en dat hij daarom om principiële redenen een werkwijze hanteert waarin hij willens en wetens Wob-verzoeken, bezwaarschriften en ingebrekestellingen verstuurt naar antwoordnummers van de korpschef en de door de korpschef meermaals gedane persoonlijke waarschuwingen bewust negeert.

De Afdeling acht de redenen die de korpschef heeft gegeven voor het openstellen van het postbusnummer met het oog op een zorgvuldige afhandeling van de stroom aan Wob-verzoeken en aanverwante geschriften niet onredelijk.

[gemachtigde] heeft vele bestuursrechtelijke procedures gevoerd, onder andere over Wob-verzoeken en het niet tijdig nemen van een besluit. Hij wordt derhalve geacht te beschikken over ruime kennis en ervaring op het gebied van het bestuursrecht in het algemeen en de Wob in het bijzonder. [gemachtigde] moet daarom beseft hebben dat hij door de brief van 6 juli 2013, ondanks de waarschuwing van de korpschef in zijn brieven van 6 mei en 19 juni 2013, aan een antwoordnummer te richten, kosten veroorzaakte voor de korpschef en de snelle en zorgvuldige afhandeling van de brief zou bemoeilijken en de kans dat hij wegens te laat beslissen door de korpschef aanspraak zou kunnen maken op een dwangsom en/of proceskostenvergoeding zou vergroten.

Gelet op het vorenoverwogene heeft [gemachtigde] aldus te kwader trouw gehandeld en derhalve misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid rechtsmiddelen aan te wenden. Deze handelwijze moet aan [appellant] worden toegerekend, aangezien [gemachtigde] de betrokken handelingen namens hem heeft verricht en hij [gemachtigde] daartoe heeft gemachtigd.

Dat de brief van 6 juli 2013 na binnenkomst op het antwoordnummer onder verantwoordelijkheid van de korpschef feitelijk is bezorgd op postbusnummer 100, noch het betoog dat het antwoordnummer eenvoudig op internet te vinden zou zijn, maakt dit anders, nu de korpschef verscheidene keren, onder andere in de bij het besluit van 29 mei 2013 behorende rechtsmiddelenclausule en de aan [gemachtigde] gerichte brief van 19 juni 2013 in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk heeft gemaakt dat en waarom een antwoordnummer niet is opengesteld voor het versturen van een als bezwaarschrift bedoelde brief en dat een dergelijke brief niet inhoudelijk in behandeling zal worden genomen. Gelet hierop behoefde de korpschef [appellant] evenmin een hersteltermijn te bieden. Dat [appellant] bij aan [gemachtigde] gerichte brief van 9 juli 2013 aanvankelijk in een standaard administratieve reactie door de korpschef is uitgenodigd voor een hoorzitting in bezwaar, geeft geen grond voor het oordeel dat de korpschef het bezwaar ten onrechte niet inhoudelijk heeft behandeld. De korpschef heeft toegelicht dat de uitnodiging abusievelijk is verstuurd. Hij mocht deze vergissing nadien herstellen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

w.g. Polak w.g. Langeveld-Mak

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2015

317-816.