Home

Raad van State, 16-11-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3022, 201600879/1/A3

Raad van State, 16-11-2016, ECLI:NL:RVS:2016:3022, 201600879/1/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
16 november 2016
Datum publicatie
16 november 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2016:3022
Zaaknummer
201600879/1/A3
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024], Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024], Wet openbaarheid van bestuur [Tekst geldig vanaf 01-05-2022] [Regeling ingetrokken per 2022-05-01]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 24 februari 2015 heeft de heffingsambtenaar het verzoek van [appellant] om verstrekking van alle grondstaffels die worden gehanteerd ter vaststelling van de WOZ-waarden van woningen in het gebied van het samenwerkingsverband van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, De Ronde Venen, Ouder-Amstel en Uithoorn, afgewezen.

Uitspraak

201600879/1/A3.

Datum uitspraak: 16 november 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2015 in zaak nr. 15/3588 in het geding tussen:

[appellant]

en

de heffingsambtenaar van de gemeentebelastingen Amstelland.

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2015 heeft de heffingsambtenaar het verzoek van [appellant] om verstrekking van alle grondstaffels die worden gehanteerd ter vaststelling van de WOZ-waarden van woningen in het gebied van het samenwerkingsverband van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, De Ronde Venen, Ouder-Amstel en Uithoorn, afgewezen.

Bij besluit van 11 mei 2015 heeft de heffingsambtenaar het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Bakker, werkzaam bij Maatschap WOZ Juristen te Rotterdam, en de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. A.S. Polder, werkzaam bij de Gemeentebelastingen Amstelland, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] heeft het verzoek gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).

Bij het besluit op bezwaar heeft de heffingsambtenaar aan de handhaving van de afwijzing van het verzoek primair ten grondslag gelegd dat de gevraagde gegevens vallen onder de reikwijdte van artikel 40 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet woz). Dit artikel, dat een lex specialis is ten opzichte van de Wob, staat aan verstrekking van de gegevens in de weg, aldus de heffingsambtenaar.

2. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de heffingsambtenaar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet de Wob, maar de Wet woz van toepassing is. Daartoe betoogt hij dat een grondstaffel niet op een specifieke onroerende zaak ziet. Door verstrekking van de grondstaffels wordt geen privacygevoelige informatie openbaar gemaakt. De beperkte openbaarmakingsregeling van artikel 40 van de Wet woz, die blijkens de memorie van toelichting bij deze wet (Kamerstukken II, 1992/93, 22 885, nr. 3) slechts ter bescherming van die informatie geldt, is derhalve niet van toepassing, aldus [appellant].

2.1. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Ingevolge het tweede lid gelden de bevoegdheden en verplichtingen van de hierna vermelde, in de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde functionarissen, met betrekking tot de gemeentelijke belastingen voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:

[-]

b. de inspecteur: de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen.

Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet woz, zoals deze gold ten tijde hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van deze wet, tenzij de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, hiermee is belast.

Ingevolge artikel 40, eerste lid, kan op verzoek het waardegegeven van een bepaalde onroerende zaak door de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar worden verstrekt aan een ieder die kan aantonen uit hoofde van de belastingheffing te zijnen aanzien een gerechtvaardigd belang te hebben bij de verkrijging daarvan.

Ingevolge het tweede lid verstrekt de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar uitsluitend aan degene te wiens aanzien een beschikking is genomen, op verzoek een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde.

2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3918), bevat artikel 40 van de Wet woz een bijzondere regeling voor openbaarmaking met een uitputtend karakter, die de bepalingen van de Wob opzij zet.

Blijkens de memorie van toelichting bij de Wet woz heeft de wetgever met deze bepaling een toegesneden regeling willen treffen inzake openbaarmaking en geheimhouding van voor de waardebepaling van onroerende zaken van belang zijnde gegevens. Daarbij heeft de wetgever getracht een evenwicht te vinden tussen het belang van degene jegens wie een beschikking is genomen om de waardebepaling van de eigen onroerende zaak te kunnen controleren en het belang van geheimhouding van gegevens over een niet aan hem toe te rekenen object.

De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat grondstaffels voor de waardebepaling van onroerende zaken van belang zijnde gegevens zijn en iedere grondstaffel aan een specifieke onroerende zaak is gekoppeld. De omstandigheid dat voor vergelijkbare onroerende zaken eenzelfde grondstaffel kan gelden, doet daaraan niet af.

Gelet hierop dient het verzoek van [appellant] te worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 40 van de Wet woz vervatte openbaarmakingsregeling. De Wob is derhalve niet van toepassing.

De beoordeling of de heffingsambtenaar op grond van de in artikel 40 van de Wet woz neergelegde openbaarmakingsregeling aan [appellant] de door hem verzochte gegevens had moeten verstrekken, dient plaats te vinden in de procedure tegen de waardebepaling van zijn woning door de in die procedure bevoegde rechter. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.

w.g. Koeman w.g. De Wilde

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016

598.