Raad van State, 12-06-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1879, 201807060/1/R1
Raad van State, 12-06-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1879, 201807060/1/R1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 12 juni 2019
- Datum publicatie
- 12 juni 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2019:1879
- Zaaknummer
- 201807060/1/R1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden herziening 2017, Hooghaar ong." vastgesteld.
Uitspraak
201807060/1/R1.
Datum uitspraak: 12 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Champignonspecialist B.V. en [appellant B], gevestigd dan wel wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden herziening 2017, Hooghaar ong." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Champignonspecialist en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Champignonspecialist en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2019, waar Champignonspecialist en [appellant B], bijgestaan door mr. J.H. Hartman, rechtsbijstandverlener te Hedel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.C. de Vries en M.H.R. Hofmans, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. A.G. van Keulen, rechtsbijstandverlener te Zaltbommel, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in twee eengezinswoningen met bijbehorende voorzieningen en in (hobbymatig) agrarisch grondgebruik in het zuidoosten van Ammerzoden. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland.
2. Champignonspecialist en [appellant B] exploiteren ter plaatse een champignonkwekerij of wonen in de nabijheid van het plangebied aan de [locatie] te Ammerzoden. Ook hebben zij ter plaatse een ponyfokkerij geëxploiteerd die zij mogelijk willen hervatten. Zij vrezen voor een beperking in hun bedrijfsvoering onder meer omdat het plan voorziet in de mogelijkheid tot het vestigen van een agrarisch bedrijf en in het gebruik van de gronden voor de teelt van gewassen, waarbij een spuitzone dient te worden aangehouden.
Intrekking
3. Ter zitting is het beroep, voor zover ingesteld door [bestuurder] in persoon, alsmede in zijn hoedanigheid als bestuurder van Champignonspecialist B.V., ingetrokken.
Bijlage
4. De relevante wettelijke bepalingen en planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
6. Champignonspecialist en [appellant B] voeren aan dat het plan voorziet in een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, zodat de raad voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan een aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling had moeten opstellen en indienen bij het bevoegd gezag. Daarnaast voeren zij aan dat de "Memo vormvrije m.e.r-beoordeling" ondeugdelijk is, omdat ten onrechte uit is gegaan van het omgevingstype "gemengd gebied" en van de bouw van twee seniorenwoningen, aangezien er twee eengezinswoningen worden gerealiseerd. In dit verband verwijzen Champignonspecialist en [appellant B] naar de uitspraak van de Afdeling van 21 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1833, waaruit volgens hen volgt dat inzicht moet worden gegeven in de wijzigingen die ten opzichte van de vigerende situatie plaatsvinden en welke uitgangssituaties van toepassing zijn.
6.1. Onder verwijzing naar haar uitspraken van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:348 en van 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1253, overweegt de Afdeling dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit milieueffectrapportage, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Uit deze uitspraken volgt eveneens dat het antwoord op de vraag of een activiteit kan worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, niet afhankelijk is van het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
6.2. Naar het oordeel van de Afdeling kan hetgeen in het plan is voorzien, gelet op de aard en omvang, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de realisatie van onder andere twee eengezinswoningen, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte bebouwing op het perceel. Ten aanzien van het beroep van Champignonspecialist en [appellant B] op de uitspraak van de Afdeling van 21 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1833, overweegt de Afdeling dat die uitspraak ziet op de situatie waarin het plan in ieder geval één van de drempelwaarden uit categorie 10, aanhef en onder e, van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage overschrijdt, zodat een m.e.r.-beoordeling gemaakt moet worden. De aan de orde zijnde situatie in voornoemde uitspraak doet zich in het onderhavige geval niet voor.
Voor zover Champignonspecialist en [appellant B] betogen dat de "Memo vormvrije m.e.r.-beoordeling" ondeugdelijk is, stelt de Afdeling voorop dat nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling behoefde te worden uitgevoerd. Voor zover de "Memo vormvrije m.e.r.-beoordeling" er niettemin toe strekt een zodanige beoordeling te faciliteren, kunnen de tegen de voornoemde memo gerichte beroepsgronden reeds daarom geen doel treffen. Voor zover de raad zijn besluit om het plan vast te stellen inhoudelijk mede heeft doen steunen op de "Memo vormvrije m.e.r.-beoordeling", overweegt de Afdeling als volgt. Ten aanzien van het betoog van Champignonspecialist en [appellant B] dat in de "Memo vormvrije m.e.r.-beoordeling" ten onrechte uit is gegaan van de bouw van twee seniorenwoningen terwijl twee eengezinswoningen worden gerealiseerd, overweegt de Afdeling dat de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat zowel in de CROW-richtlijnen als in het parkeerbeleid van de gemeente geen onderscheid wordt gemaakt tussen seniorenwoningen en eengezinswoningen. Wat betreft het betoog van Champignonspecialist en [appellant B] dat in de "Memo vormvrije m.e.r.-beoordeling" ten onrechte uit is gegaan van het omgevingstype "gemengd gebied", stelt de Afdeling vast dat in de nabijheid van het plangebied sprake is van een variatie aan woningen, winkels, horeca en kleine bedrijven en aan de zuidoostelijke kant van het plangebied agrarische bedrijvigheid is gevestigd. Gelet op de ter plaatse aanwezige functies bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de omgeving van het plangebied ten onrechte heeft aangemerkt als gemengd gebied.
Het betoog faalt.
Hobbymatig agrarisch grondgebruik
7. Champignonspecialist en [appellant B] betogen dat onduidelijk is of het hobbymatig houden van paarden binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" in de directe nabijheid van de voorziene woningen binnen het plandeel met de bestemming "Wonen" is toegestaan. In dit verband voeren zij aan dat het woord "hobbymatig" tussen haakjes staat in artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, uit de verbeelding niet blijkt dat het hobbymatig houden van paarden mogelijk is gemaakt en onduidelijk is hoeveel paarden eventueel hobbymatig kunnen worden gehouden. Voorts voeren Champignonspecialist en [appellant B] aan dat het plan op korte afstand van het plandeel met de bestemming "Wonen" voorziet in de realisatie van een agrarisch bouwvlak, nu het op grond van artikel 5, lid 5.6.1, van de planregels mogelijk is om ten aanzien van de woonbestemming een bedrijf aan huis te vestigen. Ter zitting hebben Champignonspecialist en [appellant B] in dit verband aangevoerd dat zij vrezen voor oneerlijke concurrentie in het geval dat binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" paarden zullen worden gefokt. Volgens hen voorziet het plan eveneens in het gebruik van het plangebied voor de teelt van gewassen, waarbij een spuitzone dient te worden aangehouden.
7.1. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
7.2. De raad heeft ter zitting bevestigd dat binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" primair agrarisch grondgebruik is toegestaan en daarnaast wordt voorzien in hobbymatig agrarisch grondgebruik. De Afdeling ziet in hetgeen Champignonspecialist en [appellant B] hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van planregels niet aldus had mogen worden vastgesteld. Hierbij betrekt de Afdeling dat op grond van artikel 3, lid 3.2, en artikel 3, lid 3.3, van de planregels binnen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" geen gebouwen mogen worden gebouwd en de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 m mag bedragen en het plandeel met de bestemming "Agrarisch" niet gebruikt mag worden voor paardenbakken. Daarnaast neemt de Afdeling in ogenschouw dat het plandeel relatief klein is. Voorts wijst de Afdeling erop dat, anders dan Champignonspecialist en [appellant B] menen, ingevolge artikel 1, lid 1.3, en artikel 1, lid 1.4, onder "aan huis verbonden bedrijf" en "aan huis verbonden beroep" niet een agrarisch bedrijf wordt verstaan. Voor zover Champignonspecialist en [appellant B] vrezen voor concurrentie, overweegt de Afdeling dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen immers bij een planologische belangenafweging geen in aanmerking te nemen belang.
7.3. Ten aanzien van het betoog van Champignonspecialist en [appellant B] dat het plan ten onrechte op enkele meters afstand van het plandeel met de bestemming "Wonen" voorziet in agrarisch grondgebruik en het plan voorziet in het gebruik van het plangebied voor de teelt van gewassen, zodat een spuitzone dient te worden aangehouden, overweegt de Afdeling als volgt.
Het belang van Champignonspecialist en [appellant B] is erin gelegen dat zij gevrijwaard blijven van een onaanvaardbare aantasting van hun woon-, leef- en ondernemingsklimaat als gevolg van de ontwikkeling zoals in het plan voorzien. Het betoog van Champignonspecialist en [appellant B] ziet op de mogelijke gevolgen van het voorziene agrarische grondgebruik voor het woon- en leefklimaat bij de in het plan voorziene woningen. Zij beroepen zich daarom op aspecten van de norm van een goede ruimtelijke ordening, als neergelegd in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, die in dit geval kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belang. Om deze reden is de Afdeling van oordeel dat het in artikel 8:69a van de Awb opgenomen relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het besluit vanwege deze beroepsgrond. De Afdeling laat deze beroepsgrond dan ook buiten verdere bespreking.
Het betoog faalt.
Beperking bedrijfsvoering
8. Champignonspecialist en [appellant B] voeren aan dat het plan leidt tot een beperking van hun bedrijfsvoering. In dit verband voeren zij aan dat de raad ten onrechte ervan uit is gegaan dat sprake is van een gemengd gebied als bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (hierna: de VNG-brochure), nu volgens hen geen sprake is van een matige tot sterke functiemenging.
8.1. De raad heeft wat betreft het aspect geur aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. De raad heeft toegelicht dat de champignonkwekerij op basis van de VNG-brochure in categorie 3.2 valt en een ponyfokkerij op basis van de VNG-brochure in categorie 3.1 valt. Volgens de raad kan de richtafstand in het omgevingstype "gemengd gebied" met één stap naar beneden worden bijgesteld, zodat de richtafstanden 50 m respectievelijk 30 m bedragen.
De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling uit mogen gaan van het omgevingstype "gemengd gebied". Derhalve mocht de raad ook uitgaan van de richtafstanden die daarvoor gelden. Verder heeft de raad onbetwist gesteld dat de afstand tussen het perceel van Champignonspecialist en [appellant B] en het plangebied ongeveer 88 m bedraagt, zodat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan. In hetgeen Champignonspecialist en [appellant B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat wat betreft het aspect geur ter plaatse van het perceel van Champignonspecialist en [appellant B] geen sprake zal zijn van een onevenredige belemmering van hun bedrijfsvoering.
Het betoog faalt.
Zienswijze herhaald en ingelast
9. Voor zover Champignonspecialist en [appellant B] verzoeken de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. Champignonspecialist en [appellant B] hebben in hun beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Diepenbeek
lid van de enkelvoudige kamer De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2019
195-889.
BIJLAGE
• Bij rechtsoverweging 6
Besluit milieueffectrapportage
Artikel 2
[…]
5. […] Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt:
a. de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 en 7.20a van de wet in zodanige gevallen, en
b. de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16, 7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19, eerste en tweede lid, en 7.20a van de wet in overige gevallen, uitgezonderd de gevallen, bedoeld in de categorieën D 49.1, D 49.2 en D 49.3 van de bijlage bij dit besluit.
In categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is als activiteit aangewezen de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
• Bij rechtsoverweging 7
Planregels bij het bestemmingsplan "Ammerzoden herziening 2017, Hooghaar ong."
Artikel 1.3 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
Artikel 1.4 aan huis verbonden beroep
het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;
Artikel 1.9 agrarisch grondgebruik
gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of door middel van het houden van dieren;
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. (hobbymatig) agrarisch grondgebruik;
b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie.
Artikel 3.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in Bestemmingsomschrijving mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
Artikel 3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:
a. als volkstuin;
b. voor het beoefenen van lawaaisporten;
c. voor agrarische doeleinden indien het betreft gronden waarop zich waardevolle landschapselementen bevinden;
d. voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
e. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
f. voor paardenbakken;
g. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen.
Artikel 5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden
[…]
e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;[…]
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.1
1. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.
[…]