Raad van State, 08-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3364, 201905260/1/V1
Raad van State, 08-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3364, 201905260/1/V1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2019
- Datum publicatie
- 16 oktober 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2019:3364
- Zaaknummer
- 201905260/1/V1
Inhoudsindicatie
Bij brief van 22 januari 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel (hierna: de VBL) aangeboden en hem in reactie op zijn verzoek hem een beschermde woonplek te bieden naar de gemeente Amsterdam verwezen.
Uitspraak
201905260/1/V1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 april 2019 in zaak nr. 18/3936 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij brief van 22 januari 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel (hierna: de VBL) aangeboden en hem in reactie op zijn verzoek hem een beschermde woonplek te bieden naar de gemeente Amsterdam verwezen.
Bij besluit van 11 mei 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 april 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken van 24 juli 2019 en 1 oktober 2019 ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van 30 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3281. Uit deze uitspraak volgt dat de staatssecretaris niet ten onrechte op het verzoek van de vreemdeling om hem opvang te verlenen heeft gereageerd met het aanbod van onderdak in de VBL. Hieruit vloeit voort dat de eerste grief slaagt.
2. In de tweede grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar is verschuldigd. Gelet op wat de vreemdeling in het bezwaarschrift heeft aangevoerd en op wat onder 1. is overwogen, is het bezwaar kennelijk ongegrond. De staatssecretaris is daarom, anders dan de rechtbank heeft overwogen, ingevolge artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb geen dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar verschuldigd.
De grief slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 april 2019 in zaak nr. 18/3936;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019
282-862.