een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012,
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 mei 2001, nr. 5096282/01/6;
Gelet op de artikelen 151a, eerste, vierde, vijfde, zesde en negende lid, 151b, vijfde lid, 195a, eerste, vierde en vijfde lid, 195b, eerste en tweede lid, en 195d, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 2001, nr. W03.01 0218/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 20 augustus 2001, nr. 5113447/01/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
§ 1. Algemeen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de wet: het Wetboek van Strafvordering;
een DNA-onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 151a, eerste lid, eerste volzin, of zesde lid, eerste volzin, 151b, eerste lid, eerste volzin, 151d, eerste lid, eerste volzin, 151da, eerste lid, eerste volzin, 195a, eerste lid, eerste volzin, 195b, eerste lid, eerste volzin, 195d, eerste lid, eerste volzin, 195f, eerste lid, eerste volzin, of 195g, eerste lid, eerste volzin, van de wet dan wel artikel 2, vierde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden;
de DNA-databank: de DNA-databank voor strafzaken, bedoeld in artikel 14, eerste lid;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
opsporingsambtenaar:
- 1°.
- 2°.
een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder c, van de Politiewet 2012, voor zover hij is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,
- 3°.
een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder b of c, van de Politiewet 2012, voor zover hij is aangesteld voor de uitvoering van taken op het terrein van de technische recherche, of
- 4°.
een militair van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onder c, van de wet;
- 1°.
veroordeelde: een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, of tweede lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden;
gewezen verdachte: een persoon die bij onherroepelijke einduitspraak is vrijgesproken van een misdrijf als bedoeld in artikel 482a, eerste lid, onder a, van de wet, waarbij opzettelijk de dood van een ander is veroorzaakt, dan wel daarvoor is ontslagen van alle rechtsvervolging zonder dat daarbij een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd;
derde: een andere persoon dan een verdachte als bedoeld in artikel 27, eerste of tweede lid, van de wet, een gewezen verdachte, een veroordeelde of een persoon als bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder g;
onbekende verdachte: een persoon van wie celmateriaal is aangetroffen op de plaats van een strafbaar feit, op of in het slachtoffer van een strafbaar feit of op een andere derde of een voorwerp dat in verband met dat strafbare feit staat en van wie vermoed wordt dat hij de verdachte, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, van dat strafbare feit is of kan zijn;
het instituut: het Nederlands Forensisch Instituut;
NEN-EN ISO/IEC 17025: algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria, uitgegeven door het Koninklijk Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde in januari 2018.
Artikel 1a
Als misdrijven als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de wet, ten aanzien waarvan de hulpofficier van justitie de bevoegdheid heeft een DNA-onderzoek op basis van celmateriaal van een onbekende verdachte te verrichten, worden aangewezen de misdrijven, bedoeld in de artikelen 310 en 311, eerste lid, onderdelen 1°, 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht.