Home

Centrale Raad van Beroep, 17-03-2011, BP9661, 10-1333 AW

Centrale Raad van Beroep, 17-03-2011, BP9661, 10-1333 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 maart 2011
Datum publicatie
31 maart 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661
Zaaknummer
10-1333 AW

Inhoudsindicatie

Inpassing van appellant in de functie vakspecialist C. Terughoudende toetsing. Het standpunt van het dagelijks bestuur is niet onhoudbaar.

Uitspraak

10/1333 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 27 januari 2010, 08/1680 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (hierna: dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 17 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2011. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R.J.M.C.I. Janischka, regiojurist bij CNV Publieke Zaak. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. drs. M.P. Korevaar, advocaat te Zwolle, en E.A. Heskens, werkzaam bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (hierna: VNOG).

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

1.1. In 2004 is de VNOG tot stand gekomen en appellant was sindsdien werkzaam in de functie [ naam functie] (hierna: [functie]), schaal 8. In verband met de invoering van het Functieboek 2007, is appellant bij voornemen van 16 november 2007 meegedeeld dat hij wordt ingepast in de functie Vakspecialist C, schaal 9. Nadat appellant zijn zienswijze had ingediend, heeft het dagelijks bestuur hem bij besluit van 21 februari 2008 per 1 januari 2008 definitief ingepast in de functie Vakspecialist C. Het bezwaar van appellant tegen dat besluit is bij het bestreden besluit van 26 augustus 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank de inpassing van appellant in de functie Vakspecialist C ten onrechte niet vol heeft getoetst, verwijzend naar een uitspraak van deze Raad van 7 september 2000, LJN AA8134 en TAR 2000/147. Daarbij had de rechtbank volgens appellant de door hem opgeroepen getuige die aanwezig was ter zitting van de rechtbank in de uitspraak moeten vermelden, nu die getuige het betoog van appellant over de feitelijk opgedragen werkzaamheden grotendeels heeft bevestigd en er dus van de juistheid van zijn weergave van zijn werkzaamheden moet worden uitgegaan. Verder heeft appellant gesteld dat hij, evenals de medewerker ICT, had moeten worden ingepast in de functie Vakspecialist B, nu de advisering over beleidsuitvoering en de complexiteit van de werkzaamheden die zijn vermeld in de functiebeschrijving [functie] vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van de medewerker ICT. Appellant heeft toegelicht dat hij de coördinerende en begeleidende taken en de complexe vakspecialistische werkzaamheden verricht die zijn vermeld in de functietypering van Vakspecialist B. Dat de beleidsadviezen van de Vakspecialist B altijd schriftelijk zouden moeten zijn, zoals het dagelijks bestuur heeft gesteld, heeft appellant bestreden.

4. Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

5. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.

5.1. De Procedureregeling organieke functietypering en -waardering, in werking getreden op 20 oktober 2006, betreft een organiek systeem van functiewaarderen, waarbij voor iedere functiefamilie een generieke of soms specifieke functietypering is opgesteld, die bruikbaar is voor de gehele organisatie. In deze organieke benadering zijn de beschrijvingen van de functietyperingen afgeleid van de doelstellingen van de organisatie. Die beschrijving richt zich vooral op de aard van de taken en de omgeving waarin deze taken worden uitgevoerd. De functietyperingen zijn gewaardeerd met de FUWA-MET methode en vastgelegd in het Functieboek 2007. De inpassing van de medewerkers in de nieuwe functies is geschied op basis van de bestaande afspraken met de medewerker, zoals met name vastgelegd is in de functiebeschrijving van de oude functie.

5.2. De vraag of de inpassing van appellant in de functie Vakspecialist C in rechte houdbaar is, dient zoals de rechtbank ook heeft overwogen, terughoudend te worden getoetst. De Raad verwijst daarbij naar zijn vaste rechtspraak (CRvB 4 januari 2007, LJN AZ6768 en TAR 2007,67 en CRvB 7 augustus 2008, LJN BE9118). De Raad zal zich daarom, naast de overigens in aanmerking komende toetsing aan regels van geschreven en ongeschreven recht, beperken tot de vraag of de inpassing van appellant in de functietypering Vakspecialist C op voldoende gronden berust. Dit betekent dat eerst tot vernietiging van het bestreden besluit kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat inpassing in een andere, hoger gewaarde, functietypering op zichzelf denkbaar en verdedigbaar is.

5.3. De door appellant ter zitting van de rechtbank opgeroepen getuige heeft hetgeen door appellant is verklaard over de invulling van zijn werkzaamheden, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die zitting, grotendeels bevestigd. Wat daar ook van zij, de inhoud van de - nooit gewijzigde - functiebeschrijving als zodanig ligt in dit geding niet ter beoordeling voor. In het verslag van het functioneringsgesprek dat is gehouden in oktober 2004 is vermeld dat de functiebeschrijving [functie] van 12 mei 2004 volgens appellant in overeenstemming was met de werkzaamheden die hij verrichtte. Naar het oordeel van de Raad heeft het dagelijks bestuur die functiebeschrijving, die na de oprichting van de VNOG was opgesteld van de functie van appellant, niet ten onrechte aan de inpassing ten grondslag gelegd.

5.4. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank over de inpassing van appellant in de functietypering Vakspecialist C. Ten aanzien van de gronden van appellant in hoger beroep constateert de Raad dat het dagelijks bestuur met betrekking tot de beleidsadvisering heeft gesteld dat het werkterrein van het RBS, een beperkt werkterrein is binnen één van de sectoren van de VNOG. In vergelijking met de medewerker ICT, die wel is ingedeeld in de functie Vakspecialist B, heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat eerstgenoemde zich bezighoudt met het schriftelijk adviseren ten behoeve van het opstellen van een beleidsplan dat geldt voor de gehele organisatie en dat veel breder en dieper is dan het advies dat appellant geeft voor een bedrijfsplan van het RBS. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven dat het advies dat door appellant wordt gegeven bestaat uit mondelinge informatieverstrekking aan een beleidsmedewerker of wordt verstrekt in het overleg dat hij heeft met het afdelingshoofd, zoals dat ook het geval was bij het opstellen van het bedrijfsplan RBS. Met inachtneming van de adviserende taken die staan vermeld bij de functiebeschrijving [functie], en mede gezien de taak “adviseert en rapporteert over de beheermatige uitvoeringsgerichte aspecten van het werkterrein” bij functietypering Vakspecialist C, acht de Raad het standpunt van het dagelijks bestuur niet onhoudbaar.

5.5. Voor zover appellant heeft gesteld dat hij complexe vakspecialistische werkzaamheden verricht, heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de complexiteit van de vakspecialistische werkzaamheden mede samenhangt met de omvang van het werkterrein, zoals dat ook tot uitdrukking komt in het verschil in de adviestaak tussen de Vakspecialist B en de Vakspecialist C en dat van dergelijke werkzaamheden bij appellant geen sprake is. Gelet op de specialistische vakgerichte werkzaamheden die in de functietypering van de [functie] zijn genoemd, waarin overigens de term complex niet is genoemd, acht de Raad de onderbouwing van het dagelijks bestuur niet onhoudbaar, nu deze werkzaamheden in de functietypering Vakspecialist C voorkomen bij diverse vakspecialistische generieke taken en bij de taak “complexe uitvoerende, toezichthoudende en/of controlerende werkzaamheden”.

6. Gelet op het vorenoverwogene slaagt het hoger beroep van appellant niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en A.J. Schaap en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van M. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2011.

(get.) J.Th. Wolleswinkel.

(get.) M. Nijholt.

HD