Home

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4036, 13-1580

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4036, 13-1580

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 december 2014
Datum publicatie
9 december 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:4036
Zaaknummer
13-1580

Inhoudsindicatie

Herziening en intrekking bijstand. Omdat als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, is het college bevoegd om de bijstand te herzien en in te trekken door de bijschrijvingen van de winsten uit het online pokeren als inkomen toe te rekenen aan de maanden waarin deze zijn ontvangen

Uitspraak

13/1580 WWB

Datum uitspraak: 2 december 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2013, 12/2988 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.C. Walker, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2014. Voor appellant is verschenen mr. Walker. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulders.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontvangt sinds 13 augustus 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

1.2.

Naar aanleiding van de melding dat appellant drie maal niet is verschenen op afspraken van het Re-integratiebureau Amsterdam heeft een handhavingsspecialist van de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader heeft de handhavingsspecialist onder meer afschriften van de bankrekening op naam van appellant opgevraagd en appellant gehoord. Op de bankafschriften zijn verscheidene bijschrijvingen van [bedrijf] te zien. Deze bijschrijvingen zijn de uitbetalingen naar aanleiding van online pokeractiviteiten van appellant. De bevindingen van het onderzoek van de handhavingsspecialist zijn neergelegd in een rapport van 8 maart 2012.

1.3.

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten heeft het college bij besluit van 20 maart 2012 de bijstand van appellant met ingang van 13 augustus 2010 ingetrokken.

1.4.

Bij besluit van 11 mei 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 maart 2012 gedeeltelijk gegrond verklaard en de bijstand van appellant ingetrokken over de maanden april en september 2011 en herzien over de maanden september 2010, februari, maart, juni, oktober, en november 2011, januari en februari 2012. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat de bijschrijvingen van de winsten uit het online pokeren op de bankrekening van appellant worden aangemerkt als inkomen, waarvan appellant ten onrechte geen melding heeft gedaan.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Niet in geschil is dat in de onder 1.4 genoemde te beoordelen maanden diverse bijschrijvingen uit online pokeractiviteiten hebben plaatsgevonden op de bankrekening van appellant en dat appellant daarvan geen mededeling heeft gedaan aan het college.

4.2.

Middelen die over het algemeen periodiek worden ontvangen kunnen worden ingezet voor de voorziening van het levensonderhoud en worden daarom aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de WWB. Gelet op de periodieke ontvangst van de bijschrijvingen en gelet op de hoogte daarvan, moeten deze bedragen in dit geval worden aangemerkt als inkomen van appellant. Hierbij is mede van belang dat niet in geschil is dat appellant heeft kunnen beschikken over de op zijn bankrekening bijgeschreven bedragen van het online pokeren en dat hij deze bedragen heeft of had kunnen gebruiken voor zijn dagelijks levensonderhoud.

4.3.

De grond van appellant dat op de bijschrijvingen - de uitgekeerde winsten van het online pokeren - de door hem gemaakte kosten van de inzet in mindering moeten worden gebracht, slaagt niet. De door appellant gestelde kosten van de deelname en inzet aan het pokerspel zijn immers gelijk te stellen met verwervingskosten. Voor verrekening van deze kosten is volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 14 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5020) bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen in het kader van de WWB geen ruimte.

4.4.

Het betoog van appellant dat hij met het gokken meer heeft verloren dan gewonnen, doet niet af aan de vaststelling dat de als winsten bijgeschreven bedragen als inkomen zijn aan te merken en daarmee van belang zijn voor het recht op bijstand. Anders dan appellant heeft betoogd, is de wijze van besteding van de door hem ontvangen geldbedragen - te weten dat hij deze deels heeft aangewend om opnieuw te gokken - niet van belang bij de vraag of deze als inkomen in de onder 4.2 bedoelde zin zijn aan te merken.

4.5.

Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het beroep van appellant op de uitspraak van de Raad van 18 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6577, in welke zaak het betreffende college van burgemeester en wethouders wel rekening had gehouden met de inleg bij ontvangen prijzengeld, niet slaagt. Het college pleegt immers anders dan in genoemde uitspraak geen rekening te houden met kosten als hier aan de orde. Anders dan appellant betoogt, kan uit genoemde uitspraak van de Raad noch uit de WWB, zoals hiervoor in 4.2 tot en met 4.4 is overwogen, worden afgeleid dat het college gehouden is om kosten van de inleg te verrekenen. Appellant kan om dezelfde reden evenmin worden gevolgd in zijn betoog, dat uit de uitspraak van de Raad van 20 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BL1753, kan worden afgeleid dat wel rekening gehouden zou moeten worden met de kosten van de inleg.

4.6.

Omdat als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, is het college bevoegd om de bijstand te herzien en in te trekken door de bijschrijvingen van de winsten uit het online pokeren als inkomen toe te rekenen aan de maanden waarin deze zijn ontvangen.

4.7.

Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en J.C.F. Talman en

G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2014.

(getekend) O.L.H.W.I. Korte

(getekend) O.P.L. Hovens