Centrale Raad van Beroep, 25-06-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2020, 16/4781 PW
Centrale Raad van Beroep, 25-06-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2020, 16/4781 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 25 juni 2019
- Datum publicatie
- 1 juli 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2019:2020
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1774
- Zaaknummer
- 16/4781 PW
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijk hoger beroep. Geen procesbelang meer nu het college de toegepaste maatregel ongedaan heeft gemaakt, bijstand inclusief wettelijke rente heeft nabetaald.
Uitspraak
16 4781 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
7 juni 2016, 15/7935 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (college)
Datum uitspraak: 25 juni 2019
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2019. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Berger.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Het college heeft desgevraagd op 25 januari 2019 een nadere reactie met betrekking tot vergoeding van wettelijke rente ingediend en appellant heeft daarop gereageerd.
Partijen zijn uitgenodigd voor een nader onderzoek ter zitting op 9 mei 2019. Bij brief van 8 mei 2019 heeft appellant verzocht om wraking van de behandelend rechter. Gelet op de uitspraak van de Raad van 25 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:251 is dit verzoek niet in behandeling genomen. Bij brief van 9 mei 2019 is appellant hiervan op de hoogte gesteld.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 9 mei 2019. Partijen zijn niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 12 augustus 2015 heeft het college de bijstand van appellant bij wijze van maatregel met ingang van 1 september 2015 voor de duur van één maand verlaagd met 100%.
Bij besluit van 4 november 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 12 augustus 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In hoger beroep moet eerst ambtshalve de vraag worden beantwoord of appellant voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraak.
Volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874, is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
Onderwerp van geschil in deze zaak betreft de opgelegde maatregel over de maand september 2015. Ter zitting van de Raad van 14 januari 2019 heeft het college meegedeeld dat het onder 1.1 vermelde besluit van 12 augustus 2015 bij besluit van 8 december 2016 is ingetrokken. Dit heeft geleid tot een nabetaling aan appellant van € 962,63. Bij brief van 25 januari 2019 heeft het college meegedeeld dat eveneens is overgegaan tot de betaling van wettelijke rente over de nabetaling tot een bedrag van € 28,87.
Bij brief van 30 januari 2019 heeft appellant, op verzoek van de Raad, zijn procesbelang toegelicht. Appellant heeft hiertoe, samengevat, naar voren gebracht dat het college ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid het bezwaarschrift (kennelijk) niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens dient de oneerlijke, ondeskundige en onrechtmatige rechtspraak van de rechtbank vernietigd te worden.
In wat appellant onder 4.4 heeft aangevoerd is slechts een principieel belang gelegen. Dit levert geen procesbelang op in de onder 4.2 bedoelde zin. Voor zover appellant heeft betoogd dat het procesbelang is gelegen in een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit in verband met het verkrijgen van wettelijke rente, wordt hij hierin niet gevolgd. Zoals onder 4.3 vermeld, is de wettelijke rente reeds door het college vergoed.
Wat onder 4.2 tot en met 4.5 is overwogen betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
5. Er bestaat aanleiding te bepalen dat het college het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant vergoedt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2019.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) M. Buur