Centrale Raad van Beroep, 25-01-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:251, 15/6212 WWB-W4
Centrale Raad van Beroep, 25-01-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:251, 15/6212 WWB-W4
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 25 januari 2018
- Datum publicatie
- 30 januari 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2018:251
- Zaaknummer
- 15/6212 WWB-W4
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. Het enkel verwijzen naar een afwijzende beslissing en daarbij niet duidelijk maken dat en waarom de onpartijdigheid van de behandelend rechter daardoor schade zou kunnen lijden, kan niet worden aangemerkt als motivering van het wrakingsverzoek. De Raad neemt het verzoek om wraking niet in behandeling. Een volgend verzoek van verzoeker om wraking wordt wegens misbruik in de onderhavige procedures niet in behandeling genomen.
Uitspraak
15/6212 WWB-W4, 16/4781 PW-W4, 17/1172 WWB-W3
Datum beslissing: 25 januari 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juli 2015 in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (15/6212 WWB). Verder heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2016 in een geding tussen dezelfde partijen (16/4781 PW). Daarnaast heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1991, gewezen tussen dezelfde partijen (17/1172 WWB).
Op 27 januari 2017 heeft verzoeker in de zaken 15/6212 WWB en 16/4781 PW verzocht om wraking van de toenmalig behandelend rechter, R.H.M. Roelofs (Roelofs). Bij beslissing van 27 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:967, heeft de Raad dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 8 mei 2017 heeft verzoeker opnieuw verzocht om wraking van Roelofs. Op 1 juni 2017 is aan verzoeker medegedeeld dat zijn verzoek op 12 juni 2017 op zitting zal worden behandeld door een wrakingskamer bestaande uit B.J. van de Griend, J.J.T. van den Corput en E.W. Akkerman. Bij brief van 8 juni 2017 heeft verzoeker verzocht om wraking van B.J. van de Griend. Bij beslissing van 7 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2587, is dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 25 augustus 2017 heeft de Raad aan verzoeker meegedeeld dat Roelofs met ingang van 1 oktober 2017 met pensioen zal gaan en dat het niet meer mogelijk is dat deze rechter uitspraak doet in de onderhavige zaken. Er zal daarom een andere behandelend rechter worden aangewezen.
Bij brief van 4 september 2017 heeft verzoeker de Raad meegedeeld dat hij zijn verzoek van 8 mei 2017 om wraking van Roelofs handhaaft en dat hij een inhoudelijke beslissing verlangt op dit verzoek. Bij beslissing van 1 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3852, is dit verzoek niet verder in behandeling genomen.
Bij brieven van 24 november 2017 heeft de Raad partijen bericht dat de hoger beroepen zullen worden behandeld ter zitting van 15 januari 2018 door de rechter A. Stehouwer (behandelend rechter).
Bij brief van 15 december 2017 heeft verzoeker verzocht om op de zitting van 15 januari 2018 zaak 17/1172 WWB eerst, en afzonderlijk van, zaak 15/6212 WWB te behandelen. De Raad heeft verzoeker bij brief van 28 december 2017 bericht dat zijn verzoek is afgewezen. Daarbij is vermeld dat de bezwaren van verzoeker, zoals verwoord in zijn brief van 15 december 2017, ter zitting zullen worden besproken.
Bij brief van 15 januari 2018 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. Bij brief van 18 januari 2018 heeft verzoeker een motivering van dit verzoek gegeven.
OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2013, nr. 11425) (Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek niet is gemotiveerd.
3. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en van 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3625).
Van een gemotiveerd wrakingsverzoek is sprake als uit het verzoek op enigerlei wijze blijkt dat en waarom de verzoeker van mening is dat er feiten of omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Verzoeker heeft in het verzoek van 15 januari 2018 uitsluitend naar voren gebracht dat uit de brief van de Raad van 28 december 2017 blijkt dat de behandelend rechter geen gehoor zal geven aan zijn verzoek van 15 december 2017. Hierbij heeft verzoeker vermeld dat binnen vijf werkdagen een verdere onderbouwing van zijn verzoek zal volgen.
Dit kan niet worden aangemerkt als motivering van het wrakingsverzoek, nu verzoeker enkel verwijst naar een afwijzende beslissing en daarbij in het geheel niet duidelijk maakt dat en waarom naar zijn mening de onpartijdigheid van de behandelend rechter daardoor schade zou kunnen lijden. Ook uit de brief van verzoeker van 15 december 2017 kunnen dergelijke omstandigheden niet worden opgemaakt.
Gelet op wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 en op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestaat dan ook aanleiding het verzoek om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling te nemen.
Wat betreft de opmerking van verzoeker dat hij zijn wrakingsverzoek nog nader zal onderbouwen en de daarop gevolgde brief van 18 januari 2018, wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 8:16, derde lid, van de Awb, waarin is opgenomen dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
Nu verzoeker in dezelfde hogerberoepszaken tot viermaal toe een niet geslaagd verzoek tot wraking heeft gedaan en het vierde wrakingsverzoek niet is gemotiveerd, is de conclusie gerechtvaardigd dat verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen. Er is dan ook aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking wegens misbruik in de onderhavige procedures niet in behandeling wordt genomen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in de hoger beroepen met de
registratienummers 15/6212 WWB, 16/4781 PW en 17/1172 WWB niet in behandeling
wordt genomen.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en M. Greebe en R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2018.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) P. Boer