Centrale Raad van Beroep, 28-08-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2951, 17/6824 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 28-08-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2951, 17/6824 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 28 augustus 2019
- Datum publicatie
- 12 september 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2019:2951
- Zaaknummer
- 17/6824 WMO15
Inhoudsindicatie
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de woning waarnaar appellante is verhuisd, niet geschikt voor haar was. Moment van overleg. Geen schriftelijke toestemming verhuizing. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de aankoop van de woning geen andere woning beschikbaar was die, gelet op haar beperkingen, voor haar geschikt zou zijn geweest.
Uitspraak
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 5 september 2017, 15/3541 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Gennep (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Postma, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2019. Namens appellante is mr. Postma verschenen, bijgestaan door [naam echtgenoot] , echtgenoot van appellante. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. van Bergen‑Eijssen en K.F.M. Sengers.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante is bekend met een complex regionaal pijnsyndroom, als gevolg waarvan zij geheel rolstoelafhankelijk is. Appellante woonde met haar echtgenoot in [woonplaats] . Omdat de woning in [woonplaats] niet geschikt voor haar was, hebben zij een woning gekocht in de gemeente [gemeente 1] waarvan zij op 28 februari 2014 eigenaar zijn geworden.
Op 30 juni 2014 heeft appellante bij het college een aanvraag gedaan op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) om een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een automatische deuropener naar de binnentuin, een deuropener voor de voordeur, hermontage van een videosysteem, verschillende douche-, was- en toiletvoorzieningen, een aangepaste keuken en algemene bouwkundige aanpassingen. De kosten van de aanpassingen die moeten worden verricht in verband met de beperkingen van appellante bedragen volgens haar opgave € 38.295,-.
Het college heeft bij besluit van 26 januari 2015 een financiële tegemoetkoming verleend voor de kosten van een automatische deuropener naar de binnentuin. Bij besluit van 9 juli 2015 is de aanvraag van appellante voor het overige afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 26 januari 2015 en 9 juli 2015 ongegrond verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante is verhuisd naar een woning die niet geschikt voor haar was. Het lag op de weg van appellante om, voordat zij tot aankoop van de woning overging, contact op te nemen met het college.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is appellante verhuisd naar een woning die, gelet op haar beperkingen en de noodzakelijke aanpassingen in de woning, niet geschikt voor haar was. Nu appellante eerst na aankoop van de woning de aanvraag heeft gedaan, lag het op haar weg om aannemelijk te maken dat op dat moment geen passende woning in de regio beschikbaar was. Appellante is hierin, met de overgelegde verklaringen van twee woningcorporaties, niet geslaagd. Omdat het college ook geen schriftelijke toestemming heeft gegeven om naar de reeds gekochte, maar niet geschikte woning te verhuizen, heeft het college de aanvraag van appellante terecht afgewezen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat zij is verhuisd naar de op dat moment meest geschikte beschikbare woning. Volgens appellante waren er in de van belang zijnde periode geen woningen beschikbaar die voldeden aan de voor haar van toepassing zijnde vereisten. Daarnaast is direct na aankoop van de woning en nog voordat de aanpassingen in de woning werden aangebracht overleg gevoerd met het college, waarbij de mogelijkheden zijn besproken om een voorziening te realiseren. Daarna heeft appellante het college ook nog meermalen op de hoogte gehouden van de stand van zaken. De aanvraag is dan ook ten onrechte afgewezen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 11, vierde lid, aanhef en onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep (Verordening) bepaalt dat geen woonvoorziening wordt verstrekt indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de woning waarnaar appellante is verhuisd, niet geschikt voor haar was. Om de woning voor haar geschikt te maken moest deze voor een bedrag van € 38.295,- worden aangepast aan de beperkingen van appellante. Daarnaast heeft het college voorafgaand aan de aankoop van de woning geen schriftelijke toestemming verleend om naar die woning te verhuizen. De omstandigheid dat tussen het moment van de aankoop van de woning en de aanvraag overleg heeft plaatsgevonden tussen appellante en het college, maakt niet dat het college zich niet meer op het vereiste van voorafgaande schriftelijke toestemming mag beroepen.
Zoals de Raad eerder onder de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft overwogen in de uitspraken van 13 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2868, en 12 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3820, ligt het onder de in 4.2 genoemde omstandigheden op de weg van appellante om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat ten tijde hier van belang geen geschikte woning voor haar beschikbaar was. De Raad ziet geen aanleiding om onder de Wmo 2015 hiervan af te wijken.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de aankoop van de woning geen andere woning beschikbaar was die, gelet op haar beperkingen, voor haar geschikt zou zijn geweest. De door appellante overgelegde verklaringen van woningcorporaties [woningcorporatie 1] en [woningcorporatie 2] , waaruit volgt dat zij in de van belang zijnde periode geen beschikbare woningen in hun bestand hadden die voldeden aan de door appellante gestelde voorwaarden, zien slechts op een beperkt gebied. Daarnaast zijn deze woningcorporaties bij hun verklaringen uitgegaan van woningen die voldeden aan het door appellante zelf gestelde vereiste dat de woning een minimale oppervlakte van 147 m² moest hebben. Daardoor valt niet uit te sluiten dat voor appellante geschikte woningen buiten beeld zijn gebleven. Ten slotte heeft [woningcorporatie 2] laten weten dat in de gemeente [gemeente 2] een geschikte woning beschikbaar was. Dat appellante deze woning heeft afgewezen, omdat zij daar niet naartoe wilde verhuizen, doet aan de beschikbaarheid van deze woning niet af.
Wat is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 betekent dat het college de aanvraag op grond van artikel 11, vierde lid, aanhef en onder e, van de Verordening terecht heeft afgewezen.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2019.
(getekend) L.M. Tobé
De griffier is verhinderd te ondertekenen.