Centrale Raad van Beroep, 19-03-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:669, 19/3740 AOW
Centrale Raad van Beroep, 19-03-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:669, 19/3740 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 19 maart 2021
- Datum publicatie
- 29 maart 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:669
- Zaaknummer
- 19/3740 AOW
Inhoudsindicatie
Bij brief van 3 juni 2016 is aan de Svb te kennen gegeven dat het ouderdomspensioen van betrokkene op de budgetbeheerrekening moest worden gestort. Met dat verzoek was betaling op de ING-rekening van betrokkene op grond van artikel 4:89 van de Awb uitgesloten. Door het ouderdomspensioen toch te betalen op de ING-rekening van betrokkene heeft de Svb in strijd gehandeld met genoemde bepaling. Dit is niet in geschil. De vraag is of er door de Svb desondanks bevrijdend is betaald op die bankrekening van betrokkene. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat de ING-rekening van betrokkene geblokkeerd was in verband met een op haar van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling. Ook anderszins is niet door betrokkene aangetoond dat de ING-rekening was geblokkeerd voor te ontvangen betalingen. Dat betekent dat de betaling van het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 op de door betrokkene rechtsgeldig uitgesloten bankrekening in dit geval toch als nakoming van de verbintenis tot betaling van een geldsom moet worden aangemerkt. Dit leidt tot het oordeel dat de Svb betrokkene daarmee bevrijdend heeft betaald. Dat betekent dat de Svb de maand juni 2016 niet nogmaals hoeft uit te betalen. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Uitspraak
19 3740 AOW
Datum uitspraak: 19 maart 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 juli 2019, 18/2109 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021 via videobellen. Daaraan heeft mr. E.M. Mulder deelgenomen als vertegenwoordiger van de Svb. Betrokkene heeft deelgenomen en is bijgestaan door [naam].
OVERWEGINGEN
Betrokkene en haar echtgenoot ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De betaling daarvan is op verzoek van betrokkene geschied op een ING-rekening. Medio 2016 zijn betrokkene en haar echtgenoot in betalingsproblemen geraakt en zijn zij in contact gebracht met de Stadsbank Oost-Nederland (Stadsbank). Bij brieven van 3 juni 2016 en 5 juli 2016 heeft de Stadsbank aan de Svb medegedeeld dat voor de echtgenoot van betrokkene een budgetbeheerrekening is geopend. Betrokkene wordt niet genoemd. Om ervoor te zorgen dat betalingen goed worden ontvangen en verricht, heeft de Stadsbank de Svb verzocht uitvoering te geven aan de bij de brief gevoegde volmacht tot invordering. De volmacht is door zowel de echtgenoot als door betrokkene, de rekeninghouders, ondertekend. In deze volmacht verklaren zowel de echtgenoot als betrokkene dat zij aan de Stadsbank last en volmacht geven om alle verschuldigde gelden die zij periodiek krachtens hun salaris/uitkering te vorderen hebben of zullen verkrijgen, te innen.
De Svb heeft het ouderdomspensioen van de echtgenoot van betrokkene overgemaakt naar de budgetbeheerrekening. Omdat de Svb het ouderdomspensioen van betrokkene niet naar de budgetbeheerrekening heeft overgemaakt maar naar haar bankrekening bij de ING Bank, is namens betrokkene op 25 juli 2016 telefonisch verzocht het ouderdomspensioen naar de budgetbeheerrekening over te maken. Bij besluit van 27 juli 2016 heeft de Svb aan betrokkene medegedeeld dat haar ouderdomspensioen vanaf augustus 2016 naar de budgetbeheerrekening zal worden overgemaakt.
Op 27 juli 2016 heeft betrokkene telefonisch aan de Svb medegedeeld dat het ouderdomspensioen niet is ontvangen, omdat de uitkering is overgemaakt naar het oude rekeningnummer. Volgens betrokkene is deze rekening inmiddels geblokkeerd. Betrokkene heeft de Svb verzocht het betaalde ouderdomspensioen bij de ING Bank terug te vragen en opnieuw op de juiste rekening aan haar te betalen. De Svb heeft betrokkene medegedeeld dat de betaling niet kan worden teruggevraagd bij de ING Bank en dat zij moet wachten tot het bedrag is teruggestort. Vervolgens heeft de Svb betrokkene een spoedbetaling aangeboden. Daarbij is medegedeeld dat in het geval de ING Bank het ouderdomspensioen van betrokkene niet zou terugstorten, dit bedrag vanaf augustus 2016 in maandelijkse termijnen van € 100,- met het ouderdomspensioen van betrokkene zal worden verrekend.
Bij besluit van 3 augustus 2016 heeft de Svb aan betrokkene medegedeeld dat er opnieuw een bedrag € 730,52 aan haar is overgemaakt, dat de Svb de eerste betaling niet retour heeft ontvangen van de bank en de Svb met ingang van augustus 2016 voor een periode van zeven maanden € 100,- per maand en daarna één maand € 30,52 zal inhouden op haar ouderdomspensioen.
Naar aanleiding van een bezoek van betrokkene aan de Svb, heeft de Svb betrokkene op 14 november 2016 een brief gezonden. De Svb laat betrokkene – kort gezegd – weten dat, ondanks de berichtgeving van de Stadsbank, het ouderdomspensioen over de maanden juni 2016 en juli 2016 nog op de ‘oude’ bankrekening is gestort. Voorts wordt vermeld dat met betrokkene de afspraak is gemaakt dat het ouderdomspensioen nogmaals aan haar zou worden uitbetaald. Als de betaling op de ING-rekening niet wordt teruggestort, zal de Svb dit ‘dubbel’ uitbetaalde bedrag verrekenen met het ouderdomspensioen. Omdat de Svb niets heeft terug ontvangen wordt de tweede uitbetaling verrekend met het ouderdomspensioen. Bij brief van 27 december 2016 is het per maand te verrekenen bedrag verlaagd naar € 25,-.
Bij besluit van 10 januari 2017 heeft de Svb het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 3 augustus 2016, inhoudende dat de gelden zijn overgemaakt naar een geblokkeerde rekening en dat zij het haar toekomende spoedig tegemoet wil zien, niet-ontvankelijk verklaard omdat het schrijven van 3 augustus 2016 slechts een aankondiging bevat. Bij uitspraak van 28 augustus 2017 heeft de rechtbank Overijssel het beroep van betrokkene tegen de beslissing op bezwaar van 10 januari 2017 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de Svb opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van betrokkene.
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 21 maart 2017 is de schuldsaneringsregeling op betrokkene van toepassing verklaard.
Bij besluit van 7 november 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 3 augustus 2016 ongegrond verklaard. Betrokkene moet een bedrag van € 730,52 betalen. Opgemerkt wordt dat dit bedrag inmiddels is verrekend met het ouderdomspensioen van betrokkene. De betaling van het ouderdomspensioen in juni 2016 op de ING-rekening is volgens de Svb een bevrijdende betaling geweest en er hoeft niet nogmaals betaald te worden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat als gevolg van de mededeling in de brieven van de Stadsbank betaling op de ING-rekening van betrokkene rechtsgeldig is uitgesloten. De Svb heeft het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 dan ook niet bevrijdend aan betrokkene betaald. De rechtbank heeft overwogen dat de INGrekening van betrokkene geblokkeerd was in verband met een op betrokkene van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling. Omdat de betaling niet ter beschikking van betrokkene is gekomen, kon zij de betaling niet rechtsgeldig weigeren. Het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 zal daarom alsnog op de juiste rekening betaald moeten worden.
3. In hoger beroep heeft de Svb aangevoerd dat het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 bevrijdend is betaald. Het ouderdomspensioen over deze maand is overgemaakt op het ‘oude’ ING-rekeningnummer van betrokkene en deze betaling is niet rechtsgeldig geweigerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Op grond van artikel 19 van de AOW wordt het ouderdomspensioen maandelijks betaald. Dit gebeurt op grond van artikel 4:89, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Artikel 4:89 van de Awb, opgenomen in titel 4.4 (Bestuursrechtelijke geldschulden), is ingevoegd bij de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht en in werking getreden op 1 juli 2009. In de memorie van toelichting bij die wet is vermeld dat mag worden verwacht dat de bestuursrechter de jurisprudentie van de burgerlijke rechter met betrekking tot de bepalingen van het Burgerlijke Wetboek (BW) waarvan artikelen van titel 4.4 zijn afgeleid of waarnaar de Awb verwijst, zoveel mogelijk zal volgen (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 16). Artikel 4:89, eerste lid, van de Awb zal worden uitgelegd met inachtneming van de jurisprudentie van de burgerlijke rechter met betrekking tot artikel 6:114 van het BW (ECLI:NL:CRVB:2014:3087).
Artikel 6:114, eerste lid, van het BW luidt als volgt:
“Bestaat in een land waar de betaling moet of mag geschieden ten name van de schuldeiser een rekening, bestemd voor girale betaling, dan kan de schuldenaar de verbintenis voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij de schuldeiser betaling op die rekening geldig heeft uitgesloten.”
De bestuursrechter legt, zoals gezegd, artikel 4:89, eerste lid, van de Awb uit met inachtneming van de jurisprudentie van de burgerlijke rechter met betrekking tot artikel 6:114 van het BW. Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1997 (ECLI:NL:HR:1997:AG7207, NJ 1998, 218) volgt dat de verbintenis niet wordt voldaan “wanneer de schuldenaar ondanks een geldige uitsluiting het verschuldigde bedrag doet bijschrijven op de uitgesloten rekening. De schuldeiser is derhalve bevoegd een dergelijke betaling te weigeren. (…) Indien het bedrag, ondanks de uitsluiting van de rekening, toch volledig of ten dele ter beschikking van de schuldeiser is gekomen, zal hij de betaling op die rekening in beginsel slechts kunnen weigeren met terugbetaling van hetgeen waarmee hij aldus is verrijkt. (…) Indien evenwel het bedrag, zoals in het onderhavige geval, in het geheel niet ter beschikking van de schuldeiser is gekomen en derhalve geen verrijking heeft plaatsgevonden, zal de schuldenaar het aan de schuldeiser toekomende bedrag zonder meer alsnog dienen te voldoen.”
Bij brief van 3 juni 2016 is aan de Svb te kennen gegeven dat het ouderdomspensioen van betrokkene op de budgetbeheerrekening moest worden gestort. Met dat verzoek was betaling op de ING-rekening van betrokkene op grond van artikel 4:89 van de Awb uitgesloten. Door het ouderdomspensioen toch te betalen op de ING-rekening van betrokkene heeft de Svb in strijd gehandeld met genoemde bepaling. Dit is niet in geschil. De vraag is of er door de Svb desondanks bevrijdend is betaald op die bankrekening van betrokkene.
Vast staat dat de ING-rekening ten tijde van betaling van het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 nog steeds op naam van betrokkene stond. Eveneens staat vast dat de betaling van het ouderdomspensioen op de ING-rekening van betrokkene niet retour is gekomen. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat de ING-rekening van betrokkene geblokkeerd was in verband met een op haar van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling. Deze schuldsaneringsregeling is immers eerst met ingang van 21 maart 2017 op betrokkene van toepassing verklaard. Anders dan in de uitspraak van de Raad van 7 juli 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1433), was ten tijde van de betaling door de Svb geen sprake van bewindvoering. Ook anderszins is niet door betrokkene aangetoond dat de INGrekening was geblokkeerd voor te ontvangen betalingen.
Betrokkene heeft gesteld dat sprake was van een negatief saldo op de ING-rekening en dat zij daarom niet kon beschikken over het ouderdomspensioen dat daar nog op werd betaald. Betrokkene heeft dit standpunt niet onderbouwd. Het ligt echter op de weg van betrokkene aannemelijk te maken dat de betaling op haar bankrekening haar niet ter beschikking is gekomen en dat zij betaling op de rekening niet kon weigeren door deze terug te betalen. Dit temeer nu betrokkene ter zitting heeft verklaard dat een negatief saldo op deze rekening was toegestaan (vergelijk de uitspraak van de Raad van 16 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3162).
Dat betekent dat de betaling van het ouderdomspensioen over de maand juni 2016 op de door betrokkene rechtsgeldig uitgesloten bankrekening in dit geval toch als nakoming van de verbintenis tot betaling van een geldsom moet worden aangemerkt. Dit leidt tot het oordeel dat de Svb betrokkene daarmee bevrijdend heeft betaald. Dat betekent dat de Svb de maand juni 2016 niet nogmaals hoeft uit te betalen.
5. Uit wat is overwogen onder 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
-
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
-
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en J.C. Boeree en mr. F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2021.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.M. Welling