Home

Centrale Raad van Beroep, 24-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1449, 21/2617 AOW

Centrale Raad van Beroep, 24-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1449, 21/2617 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 juni 2022
Datum publicatie
7 juli 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1449
Zaaknummer
21/2617 AOW

Inhoudsindicatie

Duurzaam gescheiden leven. In 2018 door de Svb onderzoek naar de woon- en leefsituatie van betrokkenen. Onvoldoende uitgebreid onderzoek gedaan door Svb naar de feiten. Dat uit mag worden gegaan van de ondertekende verklaring DGL wordt in dit concrete geval niet onderschreven. De rechtbank heeft onvoldoende onderkend dat met name zorgvuldig moet worden onderzocht wat een echtpaar nog aan elkaar bindt. Op grond van alle gegevens moet geconcludeerd worden dat betrokkenen ten tijde in geding duurzaam gescheiden van elkaar leefden.

Anders dan de rechtbank zal de Raad de Svb niet meer in de gelegenheid stellen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Raad zal zelf in de zaak voorzien. Voor het overige zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd, met verbetering van de gronden. De Svb wordt veroordeeld in de kosten van betrokkenen in bezwaar en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

21/2617 AOW en 21/2618 AOW

Datum uitspraak: 24 juni 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juni 2021, 19/2610 en 19/2611 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[betrokkene 1] te [woonplaats 1] (betrokkene 1) en [betrokkene 2] te [woonplaats 1] (betrokkene 2)

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkenen heeft mr. D.E. de Hoop, rechtsbijstandverlener, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2022. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkenen zijn gehuwd. Zij wonen vanaf 27 oktober 1996 niet meer samen. Aan betrokkene 1, geboren in 1941, is met ingang van 1 juli 2006 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde (ongehuwdenpensioen) toegekend. Aan betrokkene 2, geboren in 1951, is met ingang van 1 september 2017 een ongehuwdenpensioen toegekend. Bij de toekenning van de pensioenen is de Svb ervan uitgegaan dat sprake was van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.

1.2.

In 2018 is de Svb in het kader van het project “duurzaam gescheiden leven” een onderzoek gestart naar de woon- en leefsituatie van betrokkenen. In december 2018 hebben huisbezoeken plaatsgevonden in de woningen van betrokkenen en is met hen gesproken. Betrokkenen hebben het formulier “Onderzoek DGL” ingevuld en ondertekend.

1.3.

Met besluiten van 15 januari 2019 heeft de Svb betrokkenen laten weten dat hun ouderdomspensioen per januari 2019 wordt omgezet naar een pensioen voor een gehuwde, omdat toch niet van duurzaam gescheiden leven gesproken kan worden. Bij besluiten van 26 april 2019 (bestreden besluiten) zijn de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard.

2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de Svb opgedragen opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van de aangevallen uitspraak. Ook is de Svb veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek van de Svb onvoldoende uitgebreid is geweest en dat tijdens de huisbezoeken onvoldoende is doorgevraagd naar de aard en frequentie van de contacten van betrokkenen met elkaar, terwijl niet is gevraagd naar het afzonderlijke eigen leven. Zo is het gebruik van elkaars huissleutel (en met welke doeleinden) onduidelijk gebleven en ook hoe vaak betrokkenen elkaar verzorgen bij ziekte. Op het vlak van financiële verstrengeling is geen sprake van gezamenlijk bezit. Ook zijn de machtigingen tot elkaars bankrekening al sinds 2016 opgeheven. Verder heeft de rechtbank meegewogen dat betrokkenen hebben toegelicht dat zij door het opmaken van een testament juist hebben willen voorkomen dat zij elkaars erfgenaam waren, omdat betrokkene 1 kinderen heeft. Nu de Svb op dit punt niet heeft doorgevraagd en/of de testamenten niet heeft opgevraagd is dat aspect onvoldoende duidelijk gebleven en is het onderzoek ook op dit punt onvoldoende geweest. Wel is erkend dat betrokkene 1 nagenoeg elke woensdagavond bij betrokkene 2 eet en dat zij elkaar af en toe zien of tegenkomen. De rechtbank vindt dat, in onderling samenhang bezien en gelet op de gebreken in het onderzoek, onvoldoende voor de conclusie dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.

3.1.

In hoger beroep heeft de Svb aangevoerd dat tijdens de huisbezoeken en de hoorzitting uitgebreid onderzoek is gedaan naar de feiten en dat betrokkenen bovendien naar aanleiding daarvan geen contact met de Svb hebben opgenomen. De Svb benadrukt dat uit alle feiten tezamen niet de conclusie getrokken kan worden dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Daarbij wijst de Svb met name op het structurele onderlinge contact dat betrokkenen hebben en de tijd die zij bij elkaar doorbrengen. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat het onderlinge contact enkel een incidenteel karakter heeft of van een marginale omvang is.

3.2.

Betrokkenen hebben in verweer gesteld dat de Svb er ten onrechte aan voorbij gaat dat het onderzoek waarop de bestreden besluiten berust onzorgvuldig is geweest.

4. De Raad overweegt als volgt.

4.1.

Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4.2.

Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:

a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;

b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;

c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.

Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen (uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932). Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken (uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).

Onderzoek van de Svb

4.3.

De Svb heeft in hoger beroep aangevoerd dat tijdens de huisbezoeken en de hoorzitting voldoende uitgebreid onderzoek is gedaan naar de feiten, dat betrokkenen de verklaring DGL hebben ondertekend en dat de Svb daar vanuit mag gaan. Dit standpunt van de Svb wordt in dit concrete geval niet onderschreven.

4.3.1.

Vooropgesteld wordt dat een onderzoek naar het al dan niet duurzaam gescheiden leven van gehuwde pensioengerechtigden ingrijpende financiële gevolgen voor betrokkenen kan hebben. Het ligt op de weg van de Svb om in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van een besluit een dergelijk onderzoek zo in te richten dat de kans op misverstanden en onvolledigheden zo klein mogelijk is. Dit betekent onder meer dat voldoende tijd moet worden genomen voor het onderzoek, dat voldoende moet worden doorgevraagd en dat betrokkenen voldoende in de gelegenheid moeten worden gesteld om correcties aan te brengen.

4.3.2.

Voor het onderzoek naar de feitelijke situatie van betrokkenen is gebruik gemaakt van een formulier dat door een medewerker van de Svb is ingevuld. De vragen kunnen enkel met ja of nee worden beantwoord, gevolgd door een korte toelichting. Betrokkenen hebben ter zitting toegelicht dat ze kort de tijd kregen om de antwoorden te lezen vanaf een laptopscherm en dat ze moeite hadden om het te lezen. Naar de rechtbank heeft geconstateerd, en niet door de Svb is bestreden, is per huisbezoek ongeveer 20 minuten beschikbaar geweest voor de introductie en het invullen, nalezen en ondertekenen van het vragenformulier. Volgens betrokkenen stond in hoofdlijnen in het formulier wat zij hadden verklaard en hebben ze daarom getekend. Ze ontvingen al geruime tijd een ongehuwdenpensioen en overzagen niet de mogelijke gevolgen van het ontbreken van nuances bij de antwoorden.

4.3.3.

Dat het oorspronkelijke onderzoek niet op alle punten heeft geleid tot een juiste weergave van de situatie blijkt uit het feit dat bepaalde feiten en omstandigheden die in de verklaring DGL stonden en die ten grondslag zijn gelegd aan de besluiten van 15 januari 2019, te weten de machtigingen van elkaars bankrekeningen en de inhoud van de testamenten, later verifieerbaar zijn weerlegd. Voor de Raad is het, evenals voor de rechtbank, niet uit te sluiten dat ook op andere punten de antwoorden feitelijk niet geheel juist, te summier of niet in de goede context zijn genoteerd.

4.3.4.

Over de zorg die verleend werd, de bezoeken die samen werden afgelegd en de verjaardagen die samen werden bezocht hebben betrokkenen in bezwaar nuances aangebracht ten opzichte van de ondertekende verklaringen, zonder met die verklaringen in strijd te komen. De bezwaarprocedure dient om eventuele gebreken in het oorspronkelijke onderzoek te herstellen. Zeker gelet op de opmerkingen van betrokkenen over de gang van zaken tijdens het huisbezoek, diende de Svb de in bezwaar aangebrachte nuances en preciseringen volledig bij zijn beoordeling te betrekken. De Svb heeft het bestreden besluit ten onrechte uitsluitend gebaseerd op de getekende verklaringen en de rapportage die van het huisbezoek is opgemaakt en, zo lijkt uit de motivering van dat besluit te kunnen worden afgeleid, daarbij niet of nauwelijks gewicht gehecht aan de nuanceringen in bezwaar.

4.3.5.

De Svb heeft nog aangevoerd dat betrokkenen geen contact met de Svb hebben opgenomen na aanleiding van de getekende verklaring DGL. Op zitting heeft de Svb toegelicht dat de verklaring DGL een paar dagen na afloop van de huisbezoeken is opgestuurd naar betrokkenen. Zij hadden daar vervolgens op moeten reageren als antwoorden niet correct zouden zijn opgeschreven. Dit standpunt van de Svb wordt niet onderschreven. Betrokkenen hebben weliswaar hun verklaring op papier ontvangen maar zonder de mededeling dat ze daarop konden reageren. Evenmin is een dergelijke mededeling tijdens de huisbezoeken gedaan. Gelet hierop kan de Svb betrokkenen niet tegenwerpen dat zij geen contact hebben opgenomen met de Svb naar aanleiding van de getekende verklaring op papier en pas in bezwaar de verklaring DGL op punten hebben genuanceerd.

4.4.

De beroepsgrond van de Svb dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de Svb in haar onderzoek naar duurzaam gescheiden leven ook moet vragen naar het afzonderlijk eigen leven, slaagt. Voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven is van belang of de feitelijke omstandigheden wijzen op een echtelijke samenleving. De rechtbank heeft onvoldoende onderkend dat met name zorgvuldig moet worden onderzocht wat een echtpaar nog aan elkaar bindt.

Duurzaam gescheiden leven?

4.5.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkenen in 1992 zijn gehuwd en sinds 1996 apart van elkaar leven. Er is geen sprake van financiële verstrengeling; betrokkenen hebben ieder hun eigen woning in [woonplaats 1] , betalen ieder de kosten van de eigen woning, dragen niet bij aan elkaars huishouden en hebben sinds 2016 geen machtigingen meer tot elkaars bankrekeningen. Ze hebben elkaar per testament, voor zover mogelijk, uitgesloten. Van wederzijdse verzorging is, na enige hulp van betrokkene 1 aan betrokkene 2 bij een ziektesituatie in 2008/2009, niet meer gebleken. Op grond van al deze gegevens moet geconcludeerd worden dat betrokkenen ten tijde in geding duurzaam gescheiden van elkaar leefden. Er is immers sprake van een door hen beiden gewilde verbreking van de echtelijke samenleving en zij leiden sindsdien ieder een eigen leven alsof zij niet gehuwd zijn met de ander terwijl deze toestand als bestendig is bedoeld. De omstandigheid dat betrokkenen (bijna) elke woensdag met elkaar eten en incidenteel een uitje hebben, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Dat betrokkenen, na een calamiteit, elkaars huissleutel hebben voor geval van nood doet daar evenmin aan af.

Conclusie

4.6.

Anders dan de rechtbank zal de Raad de Svb niet meer in de gelegenheid stellen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Raad beschikt over voldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien. Ook de Svb heeft ter zitting met zoveel woorden erkend dat een nader onderzoek niet meer zinvol is te achten. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover daarbij aan de Svb opdracht is gegeven nieuwe besluiten te nemen en de besluiten van 15 januari 2019 herroepen. Voor het overige zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd, met verbetering van de gronden.

5. De Raad ziet aanleiding om de Svb te veroordelen in de kosten van betrokkenen in bezwaar en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 1.082,- in bezwaar (bezwaarschrift en hoorzitting) en € 1.518,- in hoger beroep (hoger beroepschrift en verschijnen ter zitting), totaal € 2.600,-. Daarbij worden de zaken als samenhangende zaken aangemerkt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank opdracht heeft gegeven aan de Svb tot het nemen van nieuwe besluiten;

-

herroept de besluiten van 15 januari 2019;

-

bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;

-

veroordeelt de Svb in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van € 2.600,-.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en M. Wolfrat en M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) R. van Doorn

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.